Opinie

Kamer kan zelf veel doen om die foute bestuurscultuur te verbeteren

Cultuurverandering De informatievoorziening door de overheid is de kern van de Toeslagenaffaire. Niet incidenten maar de burgers moeten bij kabinet en Kamer centraal staan, vindt .
Foto David van Dam
Foto David van Dam

Door de voortslepende formatie, raakt een belangrijke kwestie – de reden voor het aftreden van dit demissionaire kabinet – steeds verder naar de achtergrond: het jarenlange onrecht jegens een grote groep burgers, dat werd blootgelegd door de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvang in haar rapport Ongekend Onrecht.

Het rapport kwam met twee fundamentele constateringen: ten eerste waren de grondbeginselen van de rechtsstaat geschonden, niet alleen door de Belastingdienst, maar ook door de wetgever en de rechtspraak. Ten tweede was de informatievoorziening van de Rijksoverheid niet op orde, intern, in de richting van burgers, de rechtspraak en journalisten. Maar ook de informatievoorziening aan de Tweede Kamer deugde niet.

Bescherming van burgers

Een nieuw kabinet zal prioriteit moeten geven aan deze twee constateringen, omdat die raken aan het fundament van de rechtsstaat.

In de eerste plaats moet de bescherming van burgers, die afhankelijk zijn van overheidsinstanties als de Belastingdienst en het UWV, worden verbeterd. Jarenlang hebben rechters ouders in het ongelijk gesteld, omdat ze zich nu eenmaal aan de wet gebonden voelden, hoe hardvochtig die ook uitpakt. Een oplossing kan zijn om rechters de mogelijkheid te geven zich formeel tot de wetgever te wenden om wet- en regelgeving aan te passen. Deze dialoog tussen rechtspraak en wetgever kan bijdragen aan het corrigeren van onbillijkheden.

De tweede betreft de informatievoorziening aan de Kamer. Ondanks dat over het informatierecht van het parlement inhoudelijk weinig meningsverschillen bestaan wordt het parlement elk keer verrast door niet tijdige, onvolledig of onjuiste informatie.

Lees ook: Tweede Kamer wil steeds meeregeren in plaats van controleren

In mijn periode als Kamervoorzitter heb ik hierover meermaals gesprekken gevoerd met de minister-president en diverse ministers. Zo vernemen Kamerleden nieuw kabinetsbeleid vaker via de media, waardoor zij zich gedwongen zien snel te reageren, en kiest het kabinet er vaak voor om omvangrijke en belangrijke informatie pas vlak voor het Kamerdebat aan het parlement te sturen.

Men zou verwachten dat het kabinet na het rapport Ongekend Onrecht ervan doordrongen is dat een sterke informatiepositie van het parlement een levensvoorwaarde is voor een democratie. Door aan dit grondwettelijke recht te tornen, wordt de controlerende taak van ons parlement belemmerd.

De informatiepositie van de Tweede Kamer is sterk gegrondvest in de Grondwet: „De ministers en de Staatssecretarissen geven de Kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.” (artikel 68)

Kabinet, zet een streep door de cultuur van minimalistische en conservatieve informatie voorziening

Zonder juiste, volledige en tijdige informatie is het vormen van een oordeel over het handelen van de regering niet mogelijk en kan toezicht daarop niet effectief zijn. Niet alleen in de Grondwet zijn bepalingen opgenomen, maar ook in de Wet op de parlementaire enquête en Wob. Er is zoveel vastgelegd in correspondentie tussen Kamer en regering dat er alleen nog maar ruimte is voor verontwaardiging en verbazing over de nalatigheid en slordigheid waarmee de Kamer wordt geïnformeerd.

Lees ook: Rutte III moet wéér wat uitleggen

Een nieuwe bestuurscultuur vraagt om een betere relatie tussen kabinet en Kamer. In de kern komt dat neer op tijdige, volledige en juiste informatievoorziening.

Tijdig: Het parlement wordt ruim van te voren geïnformeerd over nieuw beleid. Kabinetsstandpunten worden altijd eerst met het parlement gedeeld, daarna pas met media. Het gaat om een goede relatie met de Kamer, niet met journalisten. Kamervragen worden tijdig beantwoord. Wanneer bewindspersonen structureel de norm niet halen, wordt daarover publiekelijk verantwoording afgelegd.

Volledig: De Kamer krijgt gevraagd en ongevraagd alle informatie die nodig is om de parlementaire taken goed te vervullen. Het kabinet beslist ruimhartig op verzoeken om extra informatie, zowel van parlement als van derden.

Juist: Naar waarheid informeren. Geen onwelgevallige standpunten „weglakken”. Fouten ruimhartig erkennen en herstellen.

Concrete aanwijzingen

Een nieuw kabinet moet een streep zetten door de cultuur van conservatieve en minimalistische informatievoorziening die de afgelopen jaren is gegroeid. Het functioneren en versterken van de rechtsstaat, waaronder het beschermen van individuele burgers en de informatiepositie van de Tweede Kamer, zijn belangrijk genoeg om een aparte plaats te krijgen in het nieuwe regeerakkoord. Ten aanzien van de informatieverstrekking aan het parlement dienen concrete aanwijzingen voor de ministeries te worden vastgelegd, naar het voorbeeld van de ‘Aanwijzingen voor de regelgeving’. Alleen dan kan de Kamer zich volledig toeleggen op haar kerntaken.

Niet alleen een nieuw kabinet zou zich moeten beteren, maar ook de Tweede Kamer dient kritisch naar haar werkwijze te kijken. Op de agenda staan nog steeds tientallen debatten die zijn aangevraagd naar aanleiding van een bericht elders. In plaats daarvan zou de Kamer vaker een thematisch debat moeten voeren. Ik zou pleiten voor een jaarlijks debat over de Staat van de Rechtsstaat, zodat de Kamer debatteert over de toegang tot het recht, de opkomst bij verkiezingen, het vertrouwen in de politiek. Maar juist ook over de relatie tussen overheid en burgers.

Ook zou de Kamer meer tijd moeten nemen voor wetsbehandelingen, met speciaal oog voor de praktische gevolgen. Fracties zouden voorkeur moeten geven aan wetsbehandelingen boven debatten over incidenten. Omdat rechters niet alleen de wet betrekken bij hun oordeel, maar ook wat daarover is besproken in het parlement, is het voor burgers belangrijk dat alle stromingen vertegenwoordigd zijn bij de plenaire behandeling van wetsvoorstellen.

Met negentien fracties zal gezamenlijk optrekken noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld gezamenlijk schriftelijke vragen stellen of de Kamercommissies versterken. Minder vorm meer inhoud.