Het is moeilijk voor te stellen: een vaccinatiegraad van bijna 90 procent, met vaccins die zelfs tegen de nieuwe, agressievere coronavarianten zó goed werken – en dan toch nog een vierde coronagolf. Toch is dat precies waar het RIVM rekening mee houdt.
Afgelopen week somden RIVM-kopstukken in een bijeenkomst voor journalisten de risico’s op voor komend najaar – de één was somberder dan de ander. Chantal Reusken, die de virusvarianten in de gaten houdt, maakt zich bijvoorbeeld „niet erg veel zorgen” over de besmettelijkere Deltavariant, die ook in Nederland snel terrein wint: de vaccins werken er goed tegen. Aura Timen (verantwoordelijk voor de coördinatie van de coronabestrijding) en Susan van den Hof (die de epidemie monitort) vinden het „spannend” wat er na de zomer gebeurt. Timen noemt de huidige situatie, waarin het aantal coronapatiënten in de ziekenhuizen snel daalt, „een wankel evenwicht”. Zondag lagen er voor het eerst sinds eind september minder dan honderd coronapatiënten op de intensive cares.
Timen trekt de vergelijking met vorige zomer. Toen was de overtuiging dat de tweede golf gestopt kon worden door uitgebreid te testen en snel in te grijpen als het virus ergens oplaaide. Het lukte niet. „We gingen zorgeloos de zomer van 2020 in. Die zorgeloosheid is voorbij.”
Ook bij een hoge vaccinatiegraad blijven er risico’s, waarschuwt Jaap van Dissel. Als 85 procent van de volwassenen zich laat vaccineren, blijven er nog veel mensen vatbaar. 15 procent laat zich sowieso niet vaccineren en bij 5 à 10 procent werkt het vaccin niet – dan kan nog zeker een op de vijf Covid-19 krijgen.
Waakvlam
Om te voorkomen dat er toch een vierde golf ontstaat, wordt nu een systeem opgetuigd dat moet werken als een waakvlam die opflakkert zodra er een opleving is.
Dat roept herinneringen op aan vorige zomer, toen het virus volgens minister Hugo de Jonge (Volksgezondheid, CDA) „op de hielen” moest worden gezeten. De testcapaciteit werd uitgebreid; meer bron-en contactonderzoekers moesten besmettingshaarden opsporen, op een ‘dashboard’ werden alle relevante cijfers verzameld om snel trends te zien die duiden op een uitbraak en een kleurwaaier aan ‘signaalwaarden’ gaf aan wanneer ingegrepen moest worden. Lokaal moesten brandjes worden uitgetrapt om te voorkomen dat het hele land opnieuw op slot zou gaan.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/07/data72934655-221c3c.jpg)
De tweede golf kwam toch. De testcapaciteit schoot te kort, lokale overheden en het kabinet keken naar elkaar op het moment dat de signaalwaarden werden overschreden en er ingegrepen zou moeten worden en bron- en contactonderzoekers konden al snel niet meer alle contacten van de vele besmette personen onderzoeken.
Dit jaar volgt een herkansing. Sommige problemen van vorig jaar zijn opgelost: de testcapaciteit was tijdens de derde golf ruim voldoende, het kabinet heeft nu besloten hoe dan ook zélf maatregelen te gaan uitschrijven, ook als die regionaal genomen moeten worden.
Testen zal belangrijk blijven – in elk geval tot februari 2022 moeten de GGD’s een „basistestcapaciteit” handhaven en snel kunnen opschalen als dat nodig is, zette minister De Jonge uiteen in een Kamerbrief.
Dalende testbereidheid
De grootste vrees voor de komende tijd is de dalende testbereidheid – wie zich niet laat testen zal buiten beeld blijven, ook van het bron- en contactonderzoek. Testen bij klachten blijft het uitgangspunt, óók voor gevaccineerden. Maar de testbereidheid na een vaccinatie daalt, blijkt al uit onderzoek van het RIVM.
Daarnaast lijken zelftests belangrijker te worden. Demissionair minister De Jonge wil huis-aan-huis zelftesten uitdelen zodat mensen die terugkomen van vakantie zo’n test afnemen. Het probleem voor het RIVM: het heeft beperkt inzicht in de uitslagen van die tests, omdat niet iedereen de uitslag meldt en/of zich nog eens laat hertesten bij de GGD. Het wordt op die manier lastiger om nieuwe brandhaarden te vinden – en het wordt ook moeilijker om te zien welke virusvarianten in Nederland rondgaan. Het risico dat het virus daardoor onder de radar groeit, neemt toe.
Andere informatiebronnen – zoals peilingen onder huisartsen, data uit de infectieradar-app – zullen belangrijker worden om zicht te houden op het virus, denkt het OMT. Het RIVM verwacht veel van het rioolwateronderzoek: wie besmet is, scheidt ook virusdeeltjes uit via ontlasting. Via de metingen bleken inderdaad nieuwe uitbraken te detecteren – er zijn zelfs virusvarianten in het rioolwater te onderscheiden. Nu worden alle ruim driehonderd zuiveringsinstallaties elke week één keer bemonsterd. In september moet dat twee keer per week gebeuren.
Eigenlijk wil het RIVM elke dag het riool controleren, dat is waarschijnlijk pas mogelijk in december. Bovendien moeten de RIVM-berekeningen worden aangepast: mogelijk scheiden mensen door vaccinatie minder virusdeeltjes uit, zodat lastig te zeggen is wanneer het niveau van virusdeeltjes in het riool gevaarlijk hoog wordt. Dat moet de komende maanden blijken.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data72760030-11c239.jpg)
Toch denkt Susan van den Hof dat het riool al in september een belangrijke graadmeter wordt. „Dan zijn er al trends uit te halen. Ook als er twee keer per week wordt bemonsterd kan dat redelijk snel, dan weet je binnen een paar dagen dat er iets aan de hand is.” Besmette personen zijn niet op te sporen via het rioolonderzoek, maar het is wel duidelijk in welke wijk er een uitbraak te vinden is. In die wijk zouden dan extra maatregelen genomen moeten worden.
Een van Van den Hofs voorstellen: massaal testen, ook onder mensen die geen klachten hebben, zodat een brandhaard snel opgespoord kan worden. Het voordeel: door op locatie te testen, wordt de testbereidheid waarschijnlijk hoger. En als iedereen getest wordt, vindt de GGD ook mensen die asymptomatisch zijn of nog in een vroeg stadium van de besmetting zitten. Zij kunnen zich isoleren voordat ze anderen aansteken.
Massaal testen
Met dat massale testen is sinds begin dit jaar ervaring opgedaan, met wisselende resultaten. In Lansingerland mocht iedereen zich laten testen toen daar een grote uitbraak was van de Alfa-variant. Daar was de opkomst hoog: ongeveer twee derde van de bevolking werd getest. Na het massale testen daalde het aantal besmettingen bovendien.
In andere gemeenten waar ook werd geëxperimenteerd met massaal testen zijn de resultaten minder éénduidig. Dat gebeurde in de Rotterdamse wijk Charlois en de gemeenten Bunschoten en Dronten. Daar kwam uiteindelijk tussen de 23 en 38 procent van de bevolking opdagen – al was dat ook in de periode van de avondklokrellen en het winterse weer. In Bunschoten, waar de infectiedruk hoog was, bleef het aantal besmettingen na de testactie stabiel – mogelijk een positief resultaat, omdat in buurgemeenten het aantal besmettingen toenam. Maar in Charlois was geen enkel effect te zien.
Een andere optie om in te grijpen in gebieden waar de rioolmetingen een stijging laten zien: het bron- en contactonderzoek intensiveren. Het RIVM wil dat onderzoek sowieso meer „op maat” inzetten en richten op groepen met lagere vaccinatiebereidheid of -graad, of inzetten als besmettingen plaatsvinden in bepaalde risicogroepen en clusters. Besmettingen met zorgwekkende varianten, zoals bij terugkerende vakantiegangers, krijgen ook extra aandacht.
Het overige bron- en contactonderzoek kan juist minder ingewikkeld worden, denkt het RIVM. Een gevaccineerde huisgenoot van een besmette persoon hoeft bijvoorbeeld niet meer in quarantaine. Het advies aan overige nauwe contacten om zich zo snel mogelijk te laten testen kan ook te komen te vervallen. Dat moest voorkomen dat zij op hun beurt anderen besmetten, maar de opbrengst daarvan slinkt nu er steeds meer mensen beschermd zijn. Het uitgangspunt blijft dat iedere besmette persoon ten minste één keer contact met de GGD heeft en – als geen sprake is van extra risico – zoveel mogelijk zelf zijn of haar contacten informeert.