Opinie

Provocerende T-shirts

Marcel van Roosmalen

Op de speelplaats van de school naast ons huis trof ik de man die consequent kleding draagt met een boodschap. Vaak T-shirts met het woord ‘vrijheid’ en een rood-wit-blauwe vlag. Ik had hem ook al eens gezien met een tekst tegen de mainstream media, die ik helaas vergeten ben. En ook een keer met een zwart T-shirt met alleen een grote opgestoken middelvinger. Hij woont in het nieuwbouwwijkje met huurwoningen dat eigenlijk te mooi is om het een achterstandswijkje te noemen, waar ik dagelijks met een bakfiets vol dochters doorheen dender. Er hangen daar ook veel posters van ‘Moederhart’ achter de ramen, een groep moeders die vraagtekens zet bij onder andere het vaccinatiebeleid.

Gezien het provocerende karakter van zijn T-shirts dacht ik dat hij het niet erg zou vinden om een praatje te maken. Misschien was dat zelfs juist wel de bedoeling.

Ik probeerde het.

Hij zei maar meteen: „Ik ben een zender, geen ontvanger.”

Wat hij bedoelde was dat hij niet in discussie ging.

„Je krijgt toch altijd ruzie”, zei hij.

Hij vertelde hoe het tijdens de lockdown was opgelopen met zijn zus, die in de Spatterstraat woont. Ze had hem voor wappie uitgemaakt, terwijl hij haar ook financieel weleens had ondersteund.

„Er komt geen ruis tussen mij en de waarheid”, zei hij. „Je hebt mensen die het zien en de rest die het niet wil zien. En voor de rest ben ik niet agressief.”

Wat niet zien? Waar ging dit gesprek eigenlijk over?

Ik keek naar zijn T-shirt, wit met een Nederlandse vlag. Hij: „Gek toch, dat het in je eigen land al bijzonder is als je je vlag draagt?”

Ik zweeg.

„Of is dat niet gek, volgens jou?”

Ik zei dat ik een ontvanger was, en niet per se een zender.

Daar kwam zijn dochter, ik dacht even dat ze bij Lucie van Roosmalen (5) op turnen zat, dus ik zei: „Hee, jij zit toch ook op turnen?”

De man schudde mismoedig het hoofd.

„Dit is toch raar? Of niet?”, zei hij.

„Wat?”, vroeg ik.

„Ze zit helemaal niet op turnen. Ze zit op korfbal, bij Groen Geel. Dus.”

Vooral dat ‘dus’ zat me dwars.

Hij tilde zijn dochter op de glijbaan, daarna ging hij twintig meter verder op het bankje zitten. Ik was overvallen door zijn waarheid: hij was inderdaad een zender, beslist geen ontvanger.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.