Je zou het bijna een statement noemen, een zomereditie van een kamermuziekfestival openen met het Achtste strijkkwartet vanDmitri Sjostakovitsj. Hij schreef het op een dieptepunt van zijn leven. Het is een allesbehalve zomers stuk, mogelijk zelfs bedoeld als muzikale afscheidsbrief. Stervioliste Janine Jansen opende er donderdag voor een live publiek van ruim vijfhonderd mensen haar Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht mee. Testen was niet nodig.
De technische perfectie van de musici op het podium, met gastprogrammeur Amihai Grosz op altviool, is subliem. Als vier gebochelde tovenaars zitten ze voorovergebogen te turen in hun ketel bladmuziek, Jansen met een heldere klank als oppertovervrouw. De rest volgt rokerig en bescheiden. Zonder elkaar één moment uit het oor te verliezen voeren de vier hun eigen rituelen uit, maar als ze samen een lang akkoord moeten strijken, landen ze, allemaal vanuit een andere richting, adembenemend subtiel op hun plek.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/06/web-0107culjansengrosz01.jpg)
Dit strijkkwartet slaagt als ze je aan het begin de muziek ínzuigen, maar naargelang de noten verstrijken zink je langzaam van ellende in je stoel weg. De wallen onder je ogen verlengen zich exponentieel. Wat er ook op je schouders ligt, Janine Jansen en consorten maken het drie keer zo zwaar. Ontregelend goed.
En dan, precies in het smekend zachte slot, krijgen we de dolkstoot van het oude normaal; er gaat loeihard een telefoon af. In de hele zaal vliegen handen geschrokken naar monden. Maar Dimitri Sjostakovtisj neemt zelf op en antwoordt met zijn initialen in vier noten - D S C H - die hij in veel zijn composities stopt en waarmee ook het Achtste strijkkwartet vol zit.
Het mag een wrange troost zijn dat het hem in deze fase van zijn leven waarschijnlijk niet meer zou hebben uitgemaakt. Jansen speelt het DSCH-motief bijna onhoorbaar zacht, maar doet tot op de bovenste rijen het stof opwaaien.
De tweede helft van de avond is met Tsjaikovski’s Pianotrio in a klein grootser, maar niet veel vrolijker. Een hommage aan een overleden vriend, zo bedoelde Tsjaikovski het ooit. Wie zal niet gedacht hebben aan de overleden Louis Andriessen?
Vooral het begin en het einde waren sterk, met prachtige muzikale gesprekken tussen Jansen en cellist Mischa Maisky. Toch haalde het Pianotrio in a klein niet de diepgang van Sjostakovitsj, deels omdat het stuk wat bombastisch wordt, maar deels ook omdat de balans tussen de musici soms zoek was. De cello van Maisky is te zachtaardig voor de viool van Jansen, waarin elke houtvezel gewend is expressief boven een orkest uit te spelen. Denis Kozhukhin speelt op een erg helder geïntoneerde vleugel, waarmee hij zeker in de eerste helft de strijkers nogal eens platspeelt.