Opinie

De perverse kanten aan de noodsteun

Marike Stellinga

Je zou deze week zomaar de indruk kunnen hebben gekregen dat het demissionaire kabinet de economische noodsteun afbouwt. Dinsdag kwam het kabinet namelijk met een verrassende mededeling. Sneller dan verwacht vallen de coronabeperkingen weg en herstelt de economie zich, meldde het economische crisistrio (ministers Stef Blok, Wopke Hoekstra en Wouter Koolmees). Dus pasten de drie op de valreep het steunpakket aan dat per 1 juli inging. En dus kondigde het kabinet aan per 1 oktober „in beginsel” te willen stoppen met de steun.

Vanuit vakbonden en bedrijven klonken negatieve reacties. Even leek het kabinet plots wèl te hebben geluisterd naar de adviezen van het Centraal Planbureau en De Nederlandsche Bank, om de noodsteun af te bouwen zodra de economie weer grotendeels open kan.

Maar eerlijk gezegd stelt die afbouw de komende tijd niet veel voor. Per saldo verwacht het kabinet zelfs méér geld uit te geven aan de noodsteun na de aanpassingen van dinsdag: 85 miljoen euro meer. Bovendien krijgen bedrijven voor 2,5 miljard euro extra aan belastinguitstel, schat het kabinet. Afbouw, waar ben je?

De enige versobering die per direct ingaat, treft de loonsubsidie NOW. Die wordt iets minder royaal. Bedrijven kunnen nog maximaal 80 procent omzetverlies opgeven: dat was 100 procent. Dat dit een ieniemienie versobering is, blijkt uit het bonnetje. Het kabinet denkt aan de NOW 35 miljoen euro minder uit te geven. Dat stelt weinig voor op de 6 miljard euro die het kabinet in totaal kwijt denkt te zijn aan het steunpakket dat per 1 juli inging.

Tegelijkertijd krijgen bedrijven op verzoek van de Tweede Kamer langer de mogelijkheid geen belasting te betalen: tot 1 oktober, in plaats van 1 juli. Iets waar minister van Financiën Hoekstra een maand geleden nog zeer tegen was. Door dit belastinguitstel, én door een speciale steunregeling voor boekwinkels, verwacht het kabinet per saldo méér uit te geven.

Opmerkelijk is dat het kabinet de TVL-subsidie voor de vaste lasten van bedrijven niet versobert. Terwijl juist aan die subsidie perverse kanten zitten. Dat laten de drie ministers zelf ook niet na te benadrukken. De TVL-subsidie is sinds 1 april zo royaal dat een deel van de bedrijven meer subsidie krijgt dan het aan vaste lasten betaalt. De subsidie is namelijk gebaseerd op een schatting van de gemiddelde vaste lasten in een sector. Sommige bedrijven krijgen te weinig, andere te veel.

Eind mei waarschuwden de drie ministers voor het risico op oneigenlijk gebruik, overcompensatie en verkeerde prikkels voor ondernemers. Het was daarom toen al opmerkelijk dat het kabinet de hoogte van de TVL-subsidie niet terugschroefde. Ook nu waarschuwt het trio dat het risico toeneemt dat niet-levensvatbare bedrijven overeind worden gehouden. En dat het soms minder loont om omzet te draaien. Waarom de TVL dan toch niet wordt versoberd? Het antwoord is ontnuchterend: dat lukte niet meer zo snel. „Bleek in de praktijk onuitvoerbaar”, schrijven de drie.

Blijft over: de aankondiging dat de steun na september stopt. Daarin klinkt het trio nu strenger. Eind mei zeiden de ministers in het vierde kwartaal te willen beginnen met de afbouw, nu staat er dat ze de steun dan beëindigen. Tenzij er opnieuw coronabeperkingen komen.

Wat er onder de streep overblijft? De steun gaat een keer stoppen – maar ik durf u niet te zeggen wanneer.

Marike Stellinga is econoom en politiek verslaggever. Ze schrijft elke week op deze plek over politiek en economie.