Verwarde man of politieke aanslag?

Steekincident Leeuwarden De man die in juni 2020 een Iraniër neerstak, zegt dat hij in de war was. Maar familie van het slachtoffer wijst naar het Iraanse regime.

Sadegh Zarza werd in zijn auto voor station Leeuwarden neergestoken.
Sadegh Zarza werd in zijn auto voor station Leeuwarden neergestoken. Foto Kappers Media/ANP

Met een bos tulpen in de hand loopt de Iraniër Rezgar P. op de auto van Sadegh Zarza af voor het station van Leeuwarden. P. doet de deur open, knielt op de bijrijdersstoel en overhandigt de tulpen aan Zarza. Tegelijkertijd trekt P. een vleesmes uit zijn mouw en steekt Zarza zeker twintig keer in zijn buik, hals en gezicht. Omstanders filmen hoe P. vervolgens met ontbloot bovenlijf en bebloede armen wordt aangehouden.

De twee kenden elkaar niet persoonlijk. Zarza (65) kreeg een telefoontje van een bekende uit Iran dat zijn zoon, de verdachte P. (39), aan de Erasmus Universiteit Rotterdam een PhD volgt. Of hij zich om zijn eenzame zoon kon bekommeren? Daarop ontmoette Zarza P. in Leeuwarden. Zarza overleeft de messteken, maar herstelt nog van zijn verwondingen die hij in juni vorig jaar opliep.

Op internet verschenen direct filmpjes van het steekincident, waarop goed te zien is hoe P. Zarza neersteekt. Vlak na zijn arrestatie bekent P. schuld. Maar de grote vraag dinsdag in de rechtbank in Leeuwarden is: wat was zijn motief? De verdachte zegt verward te zijn geweest, de familie van het slachtoffer zegt zeker te weten dat het om een politieke afrekening gaat van het Iraanse regime.

Koerdisch kopstuk

Zarza is een bekend kopstuk van de Koerdische Democratische Partij Iran – een in Iran verboden partij die autonomie nastreeft. Hij vluchtte in 1985 naar Nederland. Tot die tijd was hij naar eigen zeggen een commandant van de Koerdische strijders in Iran. Uit Iraanse krantenberichten zou blijken dat Zarza op een dodenlijst van het regime staat. „Deze laffe aanval van deze huurmoordenaar is een afrekening vanuit de Iraanse geestelijke leiders”, zei Taher Zarza namens zijn broer in de slachtofferverklaring.

Tegen de politie verklaart P. dat Zarza verantwoordelijk is voor de dood van vier van zijn vrienden. Bovendien zou Zarza nauwe banden hebben met een leraar die hem in zijn jeugd heeft misbruikt en zijn Zarza en P.’s vader vijanden. Daarom wilde hij hem doden. Maar tijdens de inhoudelijke behandeling dinsdag trekt hij die verklaringen in. „Dat is allemaal niet waar”, zegt P. via zijn tolk. „Ik bedacht pas vijf minuten van tevoren dat ik hem ging neersteken.”

Daar zet de rechter vraagtekens bij. Want waarom nam hij dan een enkeltje naar Leeuwarden vanuit Rotterdam? Waarom droeg hij tijdens die urenlange treinreis een vleesmes van tien tot vijftien centimeter bij zich? En waarom stond er op een whiteboard in zijn studentenkamer geschreven ‘I did this for Kurdish right’?

Heldere antwoorden komen er niet. „Ik weet het niet”, antwoordt P. „Ik was in de war en heb spijt”, herhaalt hij keer op keer. Deskundigen van het Pieter Baan Centrum kunnen niet met zekerheid zeggen dat P. een psychische aandoening heeft waardoor hij zo handelde. Maar voor de broer van Zarza is het duidelijk: „Dit is de lange arm van de Iraanse geestelijke leiders die een statement willen maken dat ze overal ter wereld in staat zijn om tegenstanders te elimineren.”

Afgelopen jaren zijn in Nederland aanslagen gepleegd op Iraanse ballingen. Ahmad Mola Nissi en Ali Motamed kwamen zelfs om het leven. De eerste was de voorman van de organisatie ASMLA die streeft naar onafhankelijkheid voor de Arabisch sprekende minderheid in Zuidwest-Iran, de tweede bleek eigenlijk Mohammad Samadi te heten en was in Iran bij verstek ter dood veroordeeld wegens zijn rol bij een aanslag die in 1981 73 Iraniërs het leven kostte. Begin 2019 stelde het kabinet op basis van informatie van de AIVD „sterke aanwijzingen” te hebben dat Iran betrokken was bij beide liquidaties. Iran ontkent elke betrokkenheid.

Het OM heeft onderzoek gedaan naar de contacten en financiën van P., maar daaruit bleek geen bemoeienis van het Iraanse regime. „Uit niets blijkt dat Iran P. opdracht gaf tot de aanslag”, aldus de officier van justitie. Daarbij aanvullend: „Voor zover dat kon worden onderzocht.” Het OM eist een onvoorwaardelijke celstraf van zestien jaar wegens poging tot moord. De rechtbank doet over twee weken uitspraak.

Iran kan hard toeslaan als het wordt bedreigd