Er waren plannen – en wat voor plannen. Emily Pethick, directeur van de Rijksakademie in Amsterdam, kijkt er een beetje dubbel op terug. Vorig jaar zou de Rijksakademie een groots jubileum vieren. De prestigieuze residentie voor binnen- en buitenlandse kunstenaars bestond 150 jaar in 2020. Dat jaar zou de Rijks een „poreus” instituut worden, aldus Pethick. Geen elitair kunstfort, maar een instelling die haar tentakels uitstrekt tot diep in het weefsel van de stad. Er zou sprake zijn van samenwerkingen, tentoonstellingen, lezingen, discussieprogramma’s - ook buiten de poort van de Rijks.
En toen – ja toen kwam dat enge virus, en sloten alle poorten. Geen feestjes, geen spectaculaire presentaties, geen ‘begeleiders’, zoals de gastdocenten op de Rijks heten, die langskomen op je atelier. „Het was moeilijk”, zegt Pethick. „Want de helft van onze 44 residenten komt uit het buitenland – en dan zit je hier net zes weken, zonder familie en vrienden, en gaat alles dicht.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data72221939-6a7ff1.jpg|https://images.nrc.nl/N_QLv31qFcg2QZ4GLhgHih9jv7I=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data72221939-6a7ff1.jpg|https://images.nrc.nl/LoxitWpjhjC3L4B1sWnmVJksPj0=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data72221939-6a7ff1.jpg)
De studio van Tessa Mars.
Foto Simon Lenskens
Maar de residenten van de Rijks hebben zich volgens Pethick „veerkrachtig” getoond. Er ontstond een „do-it-yourself-gevoel”. Er kwam een filmclub, een coronaproof ruimte voor jamsessies en werd druk gediscussieerd over o.a. sociale veiligheid op de Rijks en de Palestijnse kwestie.
Meer rust
Vandaag openen de residenten hun ateliers voor publiek. Dit maal niet vier maar elf dagen lang vanwege de beperkte toegang. Daardoor is het nu minder druk en is er meer ruimte voor geconcentreerd kijken en praatjes met kunstenaars.
Wat blijkt is dat de afgelopen 18 coronamaanden (de laatste Open Studios was in november 2019) meer dan tien uitzonderlijk krachtige kunstenaars zijn opgestaan. Daar zitten filmmakers onder, zoals Nederlandse Silvia Martes, die alles zelf doet: het bouwen van de set, script, het filmen en editen. Haar – jazeker – meesterwerk The Revolutions That Did (Not) Happen is een schitterend gestileerde, raadselachtige bespiegeling over menselijk gedrag, het menselijk lichaam en de vraag hoe zoiets kunstmatigs als cinema (met de sets pontificaal in je rug) erin slaagt om je mee te voeren een woordloze wereld in.
Dicht op de huid
Ook de Russisch-Nederlands Polina Medvedeva vertelt in haar films verhalen die als mozaïeksteentjes in elkaar grijpen. In But this was later, when they already had a name for us draait het om een thema dat je meer vindt onder residenten: het vertrek uit eigen land en wat het betekent je te vestigen in een nieuwe cultuur. Medvedeva slaagt erin om letterlijk dicht op de huid te zitten van vier, in Nederland levende Russische vrouwen. Ze maken lampenkappen met eeuwig ‘zingende’ berkenbomen uit Rusland erop gedrukt, ze doen elkaars haar, becommentariëren de eetgewoontes in hun nieuwe vaderland (geen kaviaar!) en ook en vooral maken ze bittere grapjes over het feit dat ze als Russin worden aangemerkt als ‘gold digger’ of hoer. But this was later gaat uiteindelijk over het hervinden van je eigenwaarde in gemeenschappelijkheid.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data72221924-62ec24.jpg|https://images.nrc.nl/75wq5Fp7Z4XUMHtQY2Qavf5JGAc=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data72221924-62ec24.jpg|https://images.nrc.nl/5ui6cR-uinXeJJmnuC867CZmuHY=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data72221924-62ec24.jpg)
Het atelier van Takeshi Ikeda.
Foto Simon Lenskens
Naast film biedt de Open Studios een aantal goede installatiebouwers. Mette Sterre – een van de onbetwiste sterren van de vorige Rijksopen – heeft haar studio getransformeerd tot één groot gulzig bewegend organisme, waar de kunstenaar, gehuld in een bultig rubberen pak totaal afgescheiden van de wereld rondkruipt.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data72221795-100e49.jpg|https://images.nrc.nl/Wcpm2_sEQG2C2FZIDMylmmu3yCo=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data72221795-100e49.jpg|https://images.nrc.nl/w2Et6psFW37qRnE7VV7CYQz5ofs=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data72221795-100e49.jpg)
Het atelier van de Peruaanse kunstenaar Arturo Kameya.
Foto Simon Lenskens
De Peruaanse Arturo Kameya zoekt het in het niet minder grote, maar altijd subtiele gebaar. In zijn atelier lijkt het alsof de wind (of de tijd) alle kleur uit het werk heeft geblazen. Ze neemt de kijker mee in een sprookjesachtig installatie: je gaat langs keramische kippen in een hok, minuscule kakkerlakken met rugzakjes op, platgetrapte, keramische blikjes, rubber vissen die ineens met hun staart klapperen en prachtige schilderijen over zorg. Kameya weeft persoonlijke geschiedenis en mythes tot een evenwichtig magisch-realistisch geheel, waar alles het lichaam al lijkt te hebben verlaten.
Eén van de meest indrukwekkende installaties – eentje die de wanhoop van de lockdown maar ook de vitaliteit die daaruit voortkomt verbeeldt – vind je beneden in de stallen. Daar heeft de Mexicaanse Aldo Esparza Ramos – ook in 2019 sterk aanwezig – een groot cirkelvormig gat in de betonnen vloer gezaagd. Een „reizende dichter” noemt hij zichzelf – en dat klopt want dat gat wordt in Ramos’ presentatie een ding met heel veel betekenissen. Alles dat hij uit het gat opgroef – scherven, zand, beton, stalen roosters – wordt als artefact opgesteld en opgehangen. Persoonlijke voorwerpen, zoals een bel, een witte steen met een zeventiende-eeuws koopvaardijschip erop geschilderd, gaan samen met het archief van opgegraven materiaal. De bodem van de cirkel is gevuld met fijn zand. De scherpe rand van het beton afgezet met lapjes en linten. En zelfs zijn zitplaatsen gemaakt. Ramos maakt duidelijk: de grond mag dan wel soms onder je voeten wegzinken, maar verdwijnen doe je niet.