Onno Aerden (53) is mijn overbuurman, we kennen elkaar van ‘hé hallo’-zeggen bij Albert Heijn, en ik weet dat hij tot een jaar of tien geleden een ‘bladenman’ was. Hij was uitgever, redacteur, directeur en hoofdredacteur van tijdschriften als Residence, Miljonair, Leven in Frankrijk en daarna schreef hij over het meeslepende leven dat hij toen leidde de column ‘Man van de Wereld’ in Het Financieele Dagblad. Waarom, antwoordt hij per Whatsapp, geeft hij me zijn nieuwste boek niet even zelf? Goed idee. Over vijf minuten, op de middenberm tussen de drukke rijwegen die onze woonblokken scheiden. We hollen uit onze huizen en ontmoeten elkaar bij het standbeeld van Gandhi. In een paar woorden licht hij toe waar De kampvuurvraag over gaat. De diepste gesprekken (met jezelf of vrienden) heb je bij een zelfgestookt fikkie, zegt hij. Vragen vlammen als vanzelf op. „Over het leven, jóúw leven, en of je het leven leeft dat bij je past.” Grote vragen, zeg ik. Ja, zegt hij. „Maar de antwoorden erop stampen we meestal tegelijk met het vuurtje uit.” Hier, zegt hij en geeft me het boek, lees maar. Op een drafje gaan we weer terug naar onze thuiswerkplekken.
Een week later zitten we op het terras van wat nu dé Italiaan is in Amsterdamse kringen, Ferilli’s Caffè in de Beethovenstraat. Een strook tafels tussen spatschermen op de stoep, pal naast passerende scooters, auto’s en trams, en gadegeslagen door obers die zeer gemotiveerd zijn borden en glazen gevuld te houden. Inmiddels heb ik gelezen over ‘schuurmomenten’ (waarop je je realiseert dat je leven niet meer bij je past); over ‘watervragen’ die je jezelf dan kunt stellen (water staat voor: oppervlakte, diepte en een bodem); over Grote en Werkelijk Grote beslismomenten (waarop je besluit je leven enigszins of flink om te gooien). Er zijn ‘waardenlijstjes’, ‘vier hendels van schijn en wezen’ en ‘elf wegen naar een beter zelf’, plus oefeningen die de lezer kunnen helpen een completer mens te worden met een zinvoller bestaan. Las ik nou een zelfhulpboek? Ja, én het was een persoonlijk verslag van Onno Aerdens eigen „tocht naar een beter leven”.
Vaak komen mensen tot inzicht, zien het ‘licht’ of hoe je het ook wilt noemen als er iets ernstigs voorvalt in hun leven. Bijna-dood, ziekte, burn-out, verlies, scheiding. Ineens wordt hun duidelijk wat belangrijk is, wat ze écht willen en wat niet, en hoe ze voort willen leven. Zo ging het bij Onno Aerden niet. Hij herinnert zich één helder moment, zegt hij, waarop hij voor het eerst dacht: zo niet meer. „Ik zat in Thailand op een dakterras. Acht uur ’s morgens. Ik las De geldpers, een journalistiek boek over hoe krantenuitgever PCM zich liet kaalplukken door Britse investeerders. Korte samenvatting: het was een clash tussen inhoud en geld. Nog voor mijn toenmalige vriendin uit bed was, wist ik: ik sta liever aan de kant van de inhoud dan van het geld.”
Hoe was zijn leven tot dan toe geweest? Lang niet gek. Tijdschriften werden begin deze eeuw nog volop verkocht en gelezen, en hij mocht ze maken en bedenken. Er waren feesten, partijen, gesponsorde reizen, een leuke auto, fijne collega’s. Hij omschrijft zichzelf als „fris van zin, goedgeluimd, niet gespeend van enig talent”, en soepeltjes rolde hij van de ene „uitdagende functie” in het volgende „beloftevolle project” en dat gebeurde vooral omdat ánderen dat een goed idee vonden. „Veel deed ik op de automatische piloot. Klinkt goed, gaan we doen. Let’s go.” Hij nam beslissingen, zegt hij, waar hij best langer over na had kunnen denken. „Embryonaal leefde toen al de kampvuurvraag: past dit leven wel bij mij?”
Leven van de lucht
In de tussentijd hebben we, op dat Amsterdamse terras, tal van beslissingen genomen over wat te eten en te drinken. Wel water, geen wijn. Geen vlees, wel vis. Nee, echt geen wijn, bezweren we, en prompt komt er nog een fles water. Nou ben ik toch benieuwd waarom hij en zijn leven destijds niet bij elkaar pasten. „In die hele tijdschriftencarrière van mij stond bij elk gesprek al vast wat de uitkomst was: een stuk bedrukt papier.” En dat, zegt hij, vond hij „erg beperkt”. Begrijp hem goed, hij heeft zich „gelaafd aan die vijfsterrenwereld”, maar hij paste er niet. Later, toen hij er als ‘Man van de Wereld’ columns schreef óver die wereld, dat lag hem veel beter. „Met één been op de rode loper, en één erbuiten.”
Hoe zou hij gaan voorkomen dat hij dingen bleef zeggen waarvan hij „ten diepste” wist dat het zijn tekst niet was? Dat deed hij niet alleen als bladenmaker, maar ook, in 2010, als aspirant-Kamerlid voor de VVD. „Te vaak stond ik een mening te verdedigen die de mijne niet was. Alsof je een script staat voor te lezen.” Hij herinnert zich de kunstenaar die hij ontmoette in Frankrijk – Aerden heeft daar een huisje. Ontbloot bovenlijf, levend van de lucht, bivakkerend in een soort tuinkas. „Dát leek me mooi. Die vrijheid. Totale autonomie. Je beperken tot wat echt belangrijk voor je is.” Dat die kunstenaar ook huur moet betalen en met -2 graden nog steeds in die kas staat te schilderen, maakte het beeld net iets minder romantisch. „Maar de kiem was er.”
Een leven op tweesterrenniveau, tweeënhalf misschien, is meer dan genoeg.
Al die ‘schuurmomenten’ samen leidden uiteindelijk tot zijn Werkelijk Groot Beslismoment in 2010. Een „catharsisjaar”, waarin hij zijn baan opzegde en zichzelf beloofde nooit meer in vaste dienst te gaan. Hij richtte zijn eigen communicatiebedrijf op en noemde dat Inhoudelijke Zaken. Hij beëindigde na acht jaar de relatie met de moeder van zijn twee dochters en verhuisde naar een appartement in Amsterdam, zijn gezin bleef in het Gooi wonen. Beslissingen, zegt hij, die alleen te verantwoorden waren als hij zichzelf zou verplichten de beste vader voor zijn kinderen te zijn, en een goede ex te worden. Heel anders dan zijn ouders, die ook scheidden, waarna zijn moeder naar een andere stad vertrok en zich nauwelijks nog met hem en zijn zusje bemoeide.
Wat we kunnen lezen in De kampvuurvraag is hoe hij vanaf dat moment aan een ‘nieuwe Onno’ is gaan bouwen. Minder een ‘buitenkantmannetje’ – zoals zijn huidige vrouw en schrijver Susan Smit hem bij hun eerste ontmoeting inschatte. Meer een Onno die leeft naar waarden die hij zelf belangrijk vindt en zo een beter, slimmer, zinvoller en eerlijker leven leeft. Eén die vindt dat een leven in vier- of vijfsterrenluxe niet sociaal is en weer iets zou moeten worden voor af en toe. „Een leven op tweesterrenniveau, tweeënhalf misschien, is meer dan genoeg.” Hij vliegt minder, koopt zijn kleren tweedehands, denkt na als hij wat nieuws aanschaft. En hoe rijmt dat met die Range Rover uit de jaren 70 die hij zichzelf cadeau deed? Hij lacht: „Ik had een vriendin, ze was vegetariër. Als ze ging stappen, at ze na afloop altijd een frikadel. Van haar leerde ik dat je één groene zonde mag hebben.”
Ruziënde ouders
Wie bezig gaat met een ‘beter toekomstig zelf’ ontkomt er volgens hem niet aan achterom te kijken. Hij was al weleens in therapie geweest, meestal relatietherapie. „Dat bleef vaak steken op een mentaal, talig niveau. Laat ik zeggen, ik lulde me er wel uit.” Nu onderwierp hij zich aan geleide therapie, waarin hij in een soort halfslaap werd gebracht en herbeleefde hoe hij als jongetje aan tafel zat met ruziënde ouders. „Ik voelde me, als oudste, altijd genoodzaakt de situatie te helen. Maar de energie die ik daarin stak, kwam nooit terug, want de week erop was er weer ruzie.” Hij leerde „op diep gevoelsniveau” begrijpen dat opgroeien met een moeder die lijdt aan chronische psychoses gevolgen heeft voor hoe je als volwassene relaties aangaat. „Het is lastig hechten aan een onbereikbare ouder.” Bij hem uitte zich dat in bindingsangst, jaloezie, controledrang. Hij maakte er korte metten mee. „Ik was er altijd van overtuigd dat je alleen een goede relatie kon hebben als je samenwoonde.” Met Susan Smit heeft hij een ‘married apart together’-relatie. Zij zijn getrouwd, maar wonen apart.
Hij leunt ontspannen achterover als ik zeg dat ik wat moeite heb met de schema’s, lijstjes, oefeningen en methodes. Is dat niet een typische mannenmanier om grip te krijgen op zoiets ongrijpbaars als een ‘beter leven’? Die structuur, zegt hij, heeft hij er op verzoek van vrouwen – zijn uitgever, redacteur, en zijn eigen vrouw – in aangebracht. „Al die metaforen helpen je na te denken over het leven dat je leidt. Werk, relatie, vriendschappen, gedragingen, je ecologische voetafdruk, je hele zijn.” Juist. Maar wat ik me ook afvraag, is het wel zo’n goed idee om je telkens af te vragen of je leven wel zo zinvol, bevredigend, gelukkig is? „Het woord geluk heb je mij dit gesprek nog nul keer horen zeggen.” Klopt. „Ik pak de vraag toch even op. Ben je beter af als je jezelf niet af en toe afvraagt: ‘ben ik wel gelukkig’, ‘voegt wat ik doe iets toe’, ‘krijg ik hier energie van’? Dat waag ik te betwijfelen. Iedereen is gebaat bij op gezette tijden kalibreren, kijken of je leven nog klopt.
Dat nadenken resulteerde bij hem dus vooral in breken met wat was. „Maar dat hoeft niet. Wat ik iedereen aanraad, is eens na te denken over je ideale zelf. Doe eens de ‘nog-te-leven’-test uit mijn boek. Wat zou je doen als je nog tien jaar te leven had. Nog twee. Een half jaar. De uitkomst kan ook zijn dat je het leven leidt dat je wil.”