Necrologie

Montere dwarsdenker was meester van het kortebaanschrijven

A.L. Snijders (1937-2021) De overleden A.L. Snijders, het pseudoniem van Peter Müller (1937), was de meester van het zeer korte verhaal (zkv). In zijn stilistisch superieure teksten nam hij het altijd op voor de underdog.

A.L. Snijders
A.L. Snijders Foto David van Dam

Wie A.L. Snijders sprak, in het echt of aan de telefoon, ondervond al snel dat er nauwelijks correlatie bestond tussen hem en het door hem ontworpen genre van het zkv (het Zeer Korte Verhaal). Want waar Snijders’ geschreven verhaaltjes uitmunten in economische beknoptheid en zelden langer zijn dan twee pagina’s, daar was Snijders zelf een man van lange, zeer lange verhalen. Een ‘korte reactie’ op de in 2010 gewonnen Constantijn Huygens-prijs nam minimaal een uur in beslag, het interview dat voor deze krant plaatsvond naar aanleiding van de verschijning van Bordeaux met ijs (2008) een deel van de ochtend en de complete middag; de meegereisde fotograaf merkte op zeker moment beteuterd op dat het al flink donker begon te worden. Je hoefde als journalist ook amper vragen te stellen, dat kon je wel opgeven. Je sneed een onderwerp aan en Snijders stak van wal, binnen een mum van tijd zijpaden inslaand, anekdotes afstoffend, schrijvers citerend, vragend naar wat de vraag ook alweer was en vervolgens gewoon weer over iets geheel anders beginnend en helemaal aan het eind, zo een uur later, bij het beginpunt eindigend. Ook postbodes ontkwamen niet aan zijn conversatiedrift: de brievenbesteller die zich die bewuste dag op het zandpad naar zijn boerderij in de Achterhoek meldde, moet zijn vertrek minstens drie keer hebben aangekondigd. Eerder liet Snijders, die wilde weten of de man iets in de ideeën van de PVV zag, niet los.

Lees ook dit zomeravondgesprek: ‘Ik ben een laffe opportunist, een wegkijker’

De maandagochtend overleden A.L. Snijders, het pseudoniem van Peter Müller (1937), was een onuitputtelijke verteller, maar in het verlengde daarvan dus ook iemand met een onuitputtelijke nieuwsgierigheid. Want ga maar na: wie wat vertellen wil, en zeker als je daar zo vaak opnieuw mee moet beginnen als Snijders, die moet wel over een ton vol verhalen beschikken. Hij heeft die ton dan ook eerst decennia laten vol druppelen eer hij überhaupt tot publiceren overging. In de jaren tachtig en negentig, toen hij nog leraar Nederlands was, leverde hij weliswaar al wel columns voor verschillende kranten en een enkele novelle af (De incunabel), maar het zkv, het genre waar hij zijn roem aan te danken heeft, bedacht hij pas in 2002, toen hij al gepensioneerd was.

A.L. Snijders in 2019

Foto Annabel Oosteweeghel

Of hij dat niet jammer vond, dat hij pas zo laat zijn zogenoemde literaire stem had gevonden? Niet alleen haalde hij er zijn schouders over op, het paste ook wonderwel bij het underdog-gevoel dat zo veelvuldig in zijn zkv’s valt aan te treffen. Een Snijders-held, als je het zo mag zeggen, is namelijk geen winnaar in de gebruikelijke zin van het woord, geen rijkaard met een Porsche of een zangeres met een hit. In zijn zkv over een timmerman die ervandoor gaat met de vriendin van een bekende acteur en die acteur vervolgens ruzie zoekt door de timmerman erop te wijzen dat er geen straat naar hem zal worden genoemd, laat Snijders die timmerman superieur E. du Perron citeren door te zeggen dat hij „geen vrees voor de anonieme passage heeft”. Het meisje weet daarna natuurlijk helemaal zeker dat ze voor de juiste man heeft gekozen.

Wijze anti-helden

Anti-helden dus, maar dan wel anti-helden met een hoofd vol wijsheid en relativering of handjes van goud. Vaak zijn het ‘handige dromers’, zoals een van de zkv-bundels heet, mannen – maar net zo goed vrouwen (zo is er een die haar eigen schip bouwde) – die stuk voor stuk een leven leiden dat zich een beetje tot flink naast de norm en de Vinex-wijken voltrekt. In het echt, zoals het veelvuldige opnemen van de avonturen van autodidactisch vliegtuigbouwer („je zet een stoel neer en bouwt er een vliegtuig omheen”) en Afrika-piloot Joost Conijn, of meer ‘in den geest’, zoals de eigengereide en aanbeden dichter Frank Koenegracht.

Dit is, naast de stilistische superioriteit en de taoïstische invalshoek, ook een deel van de kracht van een zkv: een opleving van de lezershoop dat er zoiets als een, voor zover dat mogelijk is, soeverein leven mogelijk is; dat leven niet neerkomt op het domweg naleven van betwistbare waarden en modieuze standaarden.

Geen mopperaar

Het verschil tussen Snijders en de gemiddelde punkband zit hem wat dat betreft, opvallend genoeg voor zo’n montere dwarsdenker, in de beschaafde maar ook opwaartse beweging: Snijders moppert nooit, is nooit alleen maar kritisch; er valt geen zkv aan te wijzen waar je somber van wordt. Neem ‘Plezier’, één van zijn bekendste zkv’s, waarin een haas in een weiland wordt beschreven die opeens „zonder onraad, een hond aan de bosrand of een buizerd in de lucht” in een rechte lijn begint te rennen. Hij, zo schrijft Snijders, „had er plezier in, hij deed het voor z’n lol, daar was ik zeker van”. Het plezier van de haas werkt aanstekelijk, maar de bewering van Snijders is evengoed een lange vinger naar de mensen die een heilig geloof koesteren in de zogenaamde wetmatigheid van de wereld. Als je zo hard kon rennen als een haas zou je het ook doen, en niet alleen uit noodzaak.

Tussen 2006 en april jongstleden verschenen er twaalf zkv-bundels, enkele weken terug ontving Tat Tvam Asi nog vijf ballen van deze krant. Volgens Paul Abels, die uitgeverij AFdH speciaal voor de publicatie van Snijders’s zkv’s oprichtte, staat de teller inmiddels op ruim 3.000 zkv’s, die in allerlei media verschenen. Zo was er het wekelijks op Radio 4 voorgelezen stukje („Goedemorgen, Niels”), maar leverde hij ook aan het bescheiden Achterhoekse streekblad Berkelbode. Halverwege een zkv voor die krant zakte hij maandag opeens in elkaar: het hart. Hij zal door talloze fijnproeflezers gemist worden.