In het coronajaar 2020-21 verdiepte de toch al diepe wooncrisis zich verder in Nederland. Met 69.000 opgeleverde woningen in 2020 werd het streefcijfer van 80.000 woningen weer niet gehaald. En anders dan veel economen hadden verwacht, leidde de economische neergang als gevolg van het rondwarende coronavirus niet tot een daling van de huizenprijzen, maar steeg de gemiddelde prijs in 2020 juist meer dan in voorgaande jaren. Zo raakte een betaalbare en goede woning nog verder buiten bereik van vele honderdduizenden Nederlanders.
De drie redacteuren van het woensdag verschenen Jaarboek Architectuur in Nederland 2020-2021 zijn dan ook in mineur, zo blijkt uit hun bijdragen. Vooralsnog is er geen sprake van een Great Reset, waarop ook velen in de architectuur hadden gehoopt als het grote en misschien wel enige voordeel van de coronacrisis, stellen ze vast in de inleiding. Van minder milieubelastende bouwwijzen – de productie van beton gaat gepaard met veel uitstoot van CO2 – is bijvoorbeeld weinig te bespeuren in de uitverkoren 26 gebouwen, waaronder het prachtige Spaarndammerhart in Amsterdam van Korth Tielens Architecten en Marcel Lok dat trots het omslag van het Jaarboek siert.
Het enige lichtpuntje dat de Jaarboekredactie ziet, is dat de coronacrisis heeft geleid tot bezinning over een socialere en groenere stad, met betere publieke ruimtes. Daarom hebben de redacteuren dit keer vooral ‘sociale’ gebouwen uitverkoren, zoals de door bureauVanEig gerenoveerde galerijflats in Alkmaar. Conceptuele spektakelarchitectuur en woon- en kantoortorens die ook in het coronajaar weer in tal van Nederlandse steden verschenen, zijn opvallend afwezig.
Franse banlieues
Ook in drie van de vier artikelen komt sociale architectuur uitgebreid aan de orde. In ‘Learning from Lacaton & Vassal’ stelt Teun van den Ende de praktijk van het Franse architectenduo Anne Lacaton en Jean-Philippe Vassal ten voorbeeld aan Nederlandse architecten. Het duo, dat dit jaar de Pritzker Prize, de belangrijkste architectuurprijs ter wereld, kreeg, is gespecialiseerd in slimme renovatie van sociale-woningcomplexen in de Franse banlieues, die op de nominatie stonden om te worden gesloopt. En passant hekelt Van den Ende de huidige Nederlandse, ‘op rendement gerichte’ woningbouw, waarbij ‘marktconform’ steeds vaker neerkomt op piepkleine, dure woningen van veertig vierkante meter of nog minder.
Gentrificatie
Arna Mačkić pleit in haar bijdrage aan de hand van Mi Oso, een door Geurst & Schulze architecten ontworpen woonwijkje in ‘Surinaamse’ stijl in Amsterdam Zuid-Oost, voor een „inclusievere” en „diversere” architectuur, waarbij architecten „zich openstellen voor invloeden buiten onze eurocentrische blik”.
Het echte vuurwerk komt in het Jaarboek 20/21 van een gastschrijver, de Afghaans-Nederlandse schrijvende rapper Massih Hutak die vorig jaar Jij hebt ons niet ontdekt, wij waren hier altijd al publiceerde over de veranderingen van Amsterdam-Noord. Net als in zijn boek van vorig jaar, beschrijft hij in ‘De solidaire stad’ in niet mis te verstane woorden hoe de buurt waar hij opgroeide de afgelopen vijftien jaar hard werd getroffen door gentrificatie. Zo veranderde de Van der Pekbuurt, een klassieke arbeiderswijk, waar Amsterdammers van beneden het IJ liever niet kwamen, in een wijk voor creatievelingen en rijke bakfietsgezinnen die in de uitverkoop een sociale-huurwoning hebben weten te bemachtigen. Voor oorspronkelijke bewoners als Hutak is er geen plaats meer in de buurt. „In feite ben ik rijk genoeg voor een huurhuis van 1.200 euro, maar te arm voor een hypotheek van 800 euro”, schrijft hij over de perverse werking van de disfunctionerende woningmarkt in Nederland.
Als enige van de auteurs neem Hutak een duik in de recente geschiedenis van de woningbouw. Zo wijst hij op de stadssocioloog Richard Florida, die met zijn beruchte The Rise of the Creative Class (2002) ook Amsterdamse stadsbestuurders ervan wist te overtuigen dat creatievelingen hun stad zouden redden. Maar bovenal wijt hij de diepe wooncrisis in Nederland aan dertig jaar neoliberaal woningbeleid waarbij de woningbouw steeds meer werd overgelaten aan de markt.