‘Lhbtiq… Doe ik het goed? Ik vergeet er een, hè?” Documentairemaker Michiel van Erp zoekt nog zijn weg in het letterbos, bleek pinkstermaandag in deel drie van zijn mooie documentaireserie De roze revolutie. Hij slaat een brug tussen de homoactivisten die een halve eeuw geleden het winkelend publiek in Eindhoven choqueerden door hun tongen in elkaars mond te steken en de lhbtqai+jongeren die nu een plaats proberen te veroveren.
Daarbij kwamen generatieverschillen bloot te liggen. Marty van de Kerkhof (70), die triomfen vierden met punkband Tedje en de Flikkers: „Die letters zijn flauwekul.” Dragqueen Victoria False (54): „Ik word er een beetje pissig van. Ik ben een méns.” Oud-activiste Joke Swiebel (79) voelt zich ongemakkelijk bij het debat over identiteit: „Ik drink geen lesbisch kopje thee.”
Daartegenover staan verhalen als dat van acteur Thorn Roos de Vries (25), die bij het invullen van een hiv-testformulier verkrampte bij het vakje ‘geslacht’ – en vervolgens van een onbekende transvrouw te horen kreeg dat een mens ook non-binair kan zijn. Het was een verlossing. Een ander legt uit in meervoudsvorm aangesproken te willen worden, uit lotsverbondenheid met anderen en voorvaderen. Dan is er nog de ‘queer moslim’ die zegt identiteit ook als politieke strijd te zien. Zo slingeren de verhalen in De roze revolutie (VPRO) heen en weer tussen de verdediging van een privéleven en het opeisen van een openbaar bestaan.
Van de oude stempel
Van Erp (1963) beschouwt zich als een homo „van de oude stempel”, hij is een man die eraan gewend is geraakt zijn identiteit licht te dragen. Als een jongere het over ‘inner homophobia’ heeft, flapt hij eruit: „Wat is dat nu weer?” Snel excuseert hij zich voor hoe bot dat klonk. Afwisselend vaderlijk („op een gegeven moment is verliefdheid groter dan schaamte”) en nieuwsgierig treedt hij „de jonge garde” tegemoet: „Mijn moeder kijkt straks ook, wat is non-binair?”
Intussen levert De roze revolutie ook al drie weken prachtige anekdotes uit vervlogen tijden op. Zoals die van een oudere homo uit Den Helder die vertelt hoe hij na het voetbal onder de douche „knoeide” met zijn teamgenoten. Vooral Rinus lustte er wel pap van, vertelt hij, wijzend op een elftalfoto in zwart-wit. Daarna gaat hij andere jongenskoppies in zwart-wit langs. Hij, hij, ja hij kwam ook bij hem onder de douche. Dat moet een goed stel zijn geweest.
De roze revolutie bestaat hoofdzakelijk uit interviews, maar zit ook vol geweldige archiefbeelden. In de eerste aflevering kwamen de eerste protesten van homo’s en lesbiennes voor gelijke behandeling uitgebreid aan de orde, inclusief eentje in Amersfoort waarin de demonstranten plots werden omringd door tegendemonstranten die luidkeels „Alle homo’s dood” schreeuwden. Ook werden de activisten bekogeld met aardappelen en uien – de homofobie mocht niet te veel kosten.
Heel veel piekeren
Oude straatinterviews tonen burgerlijke verwarring in soorten en maten. Veel oudere mannen en vrouwen variëren op het thema dat mensen „gewoon normaal moeten doen”, al is er ook een man die zijn echtgenote dienaangaande voorzichtig tegenspreekt. Bijzonder is het gesprek met een blonde vrouw op staat, ergens in de jaren tachtig. Zij krijgt de vraag wat zij zou doen als ze het idee zou hebben in het verkeerde lichaam geboren te zijn en komt met het even ontwapenende als empathische: „Er heel veel over piekeren, denk ik.”
Dat piekeren gebeurt in De roze revolutie deels hardop. Waarbij psychiater Glenn Helberg mooi verwoordt hoe de nieuwe generatie lhbtqai+’ers voor hem „een geweldige beweging” vormt. „Er komt een wezen op aarde. Probeer het niet te benoemen, maar te volgen.”