Ronduit teleurstellend waren de „radicale” ideeën waar VVD-voorman Mark Rutte vorige week in Nieuwsuur mee kwam. Hij is trots op wat hij gedaan heeft en bereid tot een gesprek met Pieter Omtzigt. Maar andere gesprekken wil hij weer niet, zoals het coalitiegesprek. Lekker radicaal.
Rutte probeert een oplossing te geven door Omtzigts aanklacht tegen de bestuurscultuur op te pakken. Een andere bestuurscultuur is wellicht wenselijk maar de discussie daarover leidt af van het werkelijke probleem. Want die is te vinden in de uitvoering van het overheidsbeleid.
Wat anders kan en moet is de cultuur waarin overheidsorganisaties opereren. Als wethouder liep ik tegen die cultuur op en als cultureel econoom zie ik dat het mislukken van de Participatiewet, het stikstofprobleem, de Toeslagenaffaire en de problemen met de Omgevingswet voor een belangrijk deel aan die cultuur te wijten zijn.
Cultuur gaat over waarden en de wijze waarop groepen mensen betekenis geven aan wat ze doen. Door gezamenlijk op een bepaalde manier te praten, specifieke begrippen te gebruiken, geven groepen mensen lading en richting aan hun handelen.
Toen ik in 2014 voor de SP in Hilversum wethouder werd, stapte ik uit de cultuur van de academie in de cultuur van de overheid – de gemeentelijke in mijn geval. Het viel me op dat ambtenaren over ‘klanten’ spraken, dat er ‘klantmanagers’ zijn, dat ‘we’ ‘vraaggestuurd werken’, en dat als we een dienst wilden regelen, zoals de begeleiding van jongeren in een buurt, we dat gingen ‘uitbesteden’ en dus ‘aanbesteden’. De samenleving is ‘het voorveld’, zorgen mensen voor elkaar dan heet dat ‘mantelzorg’, en zorgen mensen voor hun eigen gezondheid, dan heet dat ‘preventie’. Gaat het over de groenvoorziening dan gaat het weer over ‘aanbesteden’ en over het onderhandelen over kwaliteit en prijs. Liep ik tegen de absurditeit van een regeling aan, dan werd me gewezen op het principe van ‘rechtmatigheid’. Organiseerde ik met mensen van ‘buiten’, met mensen dus die buiten in het wild rondlopen, een Hilversumse betaalpas, dan ontbrak de controle en kon het niet.
Zelfzuchtig en hebzuchtig
De cultuur die ik aantrof is een cultuur van wantrouwen. Uitgangspunt was dat de andere partij boven alles aan het eigenbelang denkt, misbruik maakt van de regels, dat ambtenaren snel de fout ingaan, en dat ‘de klanten’ frauderen. Zo gaf de ambtelijke omgeving betekenis aan haar omgeving en dat rechtvaardigde de nadruk op ‘controle en beheersing’, op regels, en op het organiseren van concurrentie door middel van aanbestedingen. Het is een cultuur die veronderstelt dat mensen zelfzuchtig en hebzuchtig zijn. Als econoom ken ik die cultuur goed, want die ademt ook door het economisch denken heen.
Het is dan ook niet voor niets dat deze cultuur waarin het beleid wordt uitgevoerd, aanvankelijk betiteld werd als de ‘economisering van overheidsorganisaties’. In de academie werd deze aanpak bekend als public management. De overheid werd gezien als een bedrijf. Het managementsjargon deed haar intrede. Vandaar die klantmanagers, de klanten, het vraaggestuurd werken. Het leidt tot een cultuur waarin alles draait om transacties, om resultaten, om efficiëntie. Critici noemen deze cultuur ‘neoliberaal’.
Die cultuur heeft haar tijd gehad. Zoals collega Lans Bovenberg het aangeeft, het is tijd voor een omslag van transactiedenken naar relationeel denken. Kim Putters, de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, spreekt van „een nieuw sociaal contract”. Maar anders dan bij Omtzigt gaat het bij hem niet over de rechtsstaat maar over de socialisering van de uitvoering.
Waar het om gaat is dat om te beginnen de lokale overheden, die steeds meer de uitvoering van beleid krijgen, sturen op hun relaties met burgers en maatschappelijke organisaties. Als wethouder wilde ik direct spreken met de jongerenwerkers over problemen in een buurt, zag ik graag dat ambtenaren in gesprek zijn met werkgevers over mensen die moeilijk aan het werk komen, dat partijen samenwerken in de buurt. Ik heb me ingezet voor de vorming van coöperatieve verbanden waarin ook de gemeente partij is, zoals een coöperatie ‘productief leren’ voor jongeren die in het reguliere onderwijs ontsporen.
Menselijke maat
Wat bleek: bij congressen en op studiedagen gaat het over weinig anders. Iedereen binnen en buiten de overheid lijkt op kwaliteiten en waarden te willen sturen. De menselijke maat staat voorop. Men is enthousiast over de gedachte dat een gemeente alleen zaken moet doen met sociale ondernemingen, en de coöperatieve vorm vindt steeds meer ingang. Janny Bakker, directeur van Movisie, pleit voor een responsieve overheid, met meer ruimte voor de professionals om persoonlijke omstandigheden in te schatten. Echt, het wemelt van goede ideeën voor een andere cultuur.
Maar al deze baanbrekende ideeën lopen stuk – niet op de bestuurscultuur maar op de enge economische cultuur waarin de gemeenten en uitvoeringsorganisaties opereren, op de neoliberale cultuur dus. Door radicale ideeën over de bestuurscultuur te beloven, leiden Rutte cum suis af van waar het zou moeten gaan: een andere overheidscultuur.