Cleopatra Hollywood op zijn best
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/05/cleopatra-1.jpg|//images.nrc.nl/OeJrXKzJAxwquF7W5padLPiX1Tk=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/05/cleopatra-1.jpg)
Foto Getty Images
De onterechte flop Cleopatra wás helemaal geen flop. Maar door het moeizame productieproces en de affaire van Burton en Taylor, is dat idee erg hardnekkig.
Cleopatra (Joseph L. Mankiewicz, 1963) is de annalen ingegaan als een dure flop die bijna de ondergang van studio 20th Century Fox betekende. Even legendarisch is de indertijd in de roddelpers breed uitgemeten buitenechtelijke affaire die hoofdrolspelers Elizabeth Taylor en Richard Burton begonnen tijdens de productie.
Cleopatra kent een bewogen geschiedenis. Wat begon als bescheiden productie met een budget van twee miljoen dollar dijde uit tot een historisch epos van vier uur. De opnames begonnen in Engeland maar na een paar maanden verkaste de hele productie naar de Cinecittà-studio in Italië. Het uiteindelijke budget wordt geraamd op 44 miljoen – toen een gigantisch bedrag – waarbij je er rekening mee moet houden dat de Fox-studio op een gegeven moment al zijn kosten op de megalomane productie afwimpelde.
Al die aandacht voor het moeizame productieproces en de Burton/Taylor-affaire leiden erg af van de film zelf, en dat is jammer. Cleopatra blijkt namelijk behoorlijk goed. Het is zelfs mogelijk dat de beoogde versie van zes uur die Mankiewicz voor ogen stond een meesterwerk is. We zullen het nooit weten, want veel materiaal dat de regisseur filmde is nooit teruggevonden.
Mankiewicz wilde twee afzonderlijke films maken, eentje over de affaire tussen de Egyptische koningin Cleopatra en de Romeinse keizer Julius Caesar en eentje over haar gepassioneerde verhouding met Marcus Antonius. De studio stak daar een stokje voor.
Cleopatra is Hollywood op zijn best: een meeslepend verhaal over machtshonger, politieke ambitie en allesverzengende passie waarin monumentale massascènes worden afgewisseld met intieme momenten. Alles zeer overtuigend in beeld gebracht door Mankiewicz, meester van de dialoog. De muziek van Alex North is schitterend, met een melancholiek liefdesthema.
Het idee dat Cleopatra een grote flop was, is hardnekkig. Niets is minder waar. Het is een van de best bezochte films van de jaren zestig en uiteindelijk bracht hij bracht 58 miljoen in het laatje.
André Waardenburg
Wings of Fame De rekbaarheid van roem
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/05/wings-1.jpg|//images.nrc.nl/U_KadmvApfJHIgUDNF8A6-UJWoQ=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/05/wings-1.jpg)
Foto Getty Images
Sommige mislukte films zijn meer dan een flop, ze worden een mythe. Zeker als ze over de teloorgang van roem gaan zoals ‘Wings of Fame’, met een piepjonge Colin Firth.
Er zijn Nederlandse producties die minder dan 20.000 bezoekers hebben getrokken, maar toch werd Wings of Fame in 1990 beschouwd als een flop. Regisseur was de Tsjechisch-Nederlandse Otakar Votocek (1943) die na zijn studie in Amsterdam onder andere meewerkte als storyboarder aan Alex van Warmerdams Abel (1986). Dat was vast de reden dat hij van productiemaatschappij First Floor Features van Laurens Geels en Dick Maas de kans kreeg onder hun vlag zijn eigen eerste speelfilm te realiseren. First Floor had de ambities in Almere een studio naar Amerikaans model te runnen, en daar paste een film met internationale aspiraties à la Wings of Fame perfect bij. Die 20.000 à 30.000 bezoekers meende producent Geels zich tien jaar later in een interview te herinneren. Volgens het onvolprezen (en goed geresearchte) ‘Holland Hollywood’ van Henk van Gelder werden er in Nederland maar 8178 kaartjes voor verkocht. Roem is rekbaar. Net als het geheugen.
Dat maakt Wings of Fame de ideale flop. Het zal niet de bedoeling zijn geweest, maar de enigmatische en megalomane internationale coproductie over de onuitstaanbaar arrogante filmster Cesar Valentin (Peter O’Toole) wiens lot voor altijd verbonden is aan die van de man die hem van het leven beroofde (een piepjonge Colin Firth) gaat op een bepaalde manier over z’n eigen ondergang. En de tragiek van beroemd zijn. De film is topzwaar. Van symboliek. Van art direction. Van betekenisvolle stiltes. Van het art deco-hotel op het eiland waar alle bekende mensen uit de wereldgeschiedenis roddelend de dag afwachten tot ze in de zee der vergetelheid worden gesmeten, tot die laatste scène waarin O’Toole en Firth op een slecht bezocht retrospectief de laatste film van Valentin in de projector zien verbranden.
Tegelijkertijd maakt dat alles, die uit de hand gelopen productiegeschiedenis, die tot mislukken gedoemde film-over-film, die bombastische ouderwetsigheid de film ook eindeloos sympathiek. Tel daar nog bij op dat de regisseur door een oogziekte tijdens het draaien al bijna blind was, en je hebt iets beters dan een sof. Je hebt een mythe.
Dana Linssen
De Patrick Onbeholpen wezens
Natuurlijk klinkt de plot van naaktcampingfilm De Patrick niet spannend, maar een erg grappige film is het toch wel.
Ik lach niet vaak hardop in de bioscoop, maar bij De Patrick gebeurde het regelmatig in een verder stille filmzaal. Waarschijnlijk zijn er weinig lezers bij wie deze tragikomedie uit 2019 nog een belletje doet rinkelen. En wie zich de film wel herinnert, denkt bij de titel waarschijnlijk niet aan absurde humor, maar aan naakte acteurs. Bijna de gehele cast loopt bloot rond: het verhaal speelt op een nudistencamping.
In Nederland trok de film slechts 21.871 bezoekers. Hij verdient er meer en had elementen in huis om een groter succes te worden: zo kreeg hij enkele lovende recensies en spelen er populaire acteurs mee als Kevin Janssens, de hunk van de Belgische cinema, en Pierre Bokma.
Ik geef grif toe: de plot van De Patrick klinkt niet als iets waarvoor je naar de bioscoop snelt. Patrick, de zoon van een campingeigenaar, verliest een hamer. De hoofdpersoon (Janssens die zijn afgetrainde lichaam tijdelijk verruilde voor een pens) is de hele film obsessief bezig met het terugvinden van dit gereedschap. Het is zijn manier om het overlijden van zijn vader die aan het begin van het verhaal sterft, te verwerken. Ondertussen borrelen er ruzietjes en intriges tussen de campinggasten.
Maar dat het verhaal zo oninteressant en stumperig klinkt én is, maakt de film juist zo goed. Want met absurdisme, overdrijvingen en een kneuterig jaren tachtig sfeertje toont De Patrick dat het leven vaak een knullige aangelegenheid is. De meeste intriges op de camping zijn heerlijk kleinmenselijk. Zo zijn er ruzies over een paar meter grond rond een caravan en wil de geniepige Herman (Bokma) de leiding over de camping bemachtigen. Alle hangende borsten en billen vetrolletjes en plukjes schaamhaar, benadrukken hoe onbeholpen de wezens zijn die onder de tentoongespreide ambitie en pretentie zitten.
Wat De Patrick mogelijk ook heeft genekt is dat hij schippert tussen genres. Het is een komedie, maar eentje zonder grappen met een clou. De humor zit in de absurde gebeurtenissen en beelden. Tegelijkertijd is de film een tragedie, maar wordt het drama, zelfs het verliezen van een ouder, met humor gelardeerd.
Sabeth Snijders
Fire Walk With Me Hoe David Lynch parapsycholoog werd
‘Twin Peaks: Fire Walk With Me’ werd in 1992 uitgejouwd. Nu zie je vooral een keerpunt in David Lynch’ oeuvre.
‘Ik hield van hem, ik hield van hem,” kreunde Quentin Tarantino in 1992 na de première van Twin Peaks: Fire Walk With Me. David Lynch, aldus Tarantino, „was zo diep in eigen reet verdwenen” dat hij even geen film meer van hem bliefde.
De pers jouwde Fire Walk With Me uit in Cannes, kritieken lieten weinig heel van deze ‘prequel’ van zijn eigen tv-serie Twin Peaks; een kroniek van de laatste week van schoolmeisje Laura Palmer. De film flopte overal behalve in Japan. Ik nam indertijd niet de moeite hem te zien, gezien de verzengende recensies. Een kwart eeuw later haalde ik hem in en was onder de indruk. Een lugubere, droevige, fascinerende film vol verknipte seks, geweld en drugs. Vintage Lynch.
Twin Peaks-moeheid deed David Lynch in 1992 de das om. De tv-serie waarin de caffeïneverslaafde FBI-agent Dale Cooper in een dorp vol geheimen de moord op Laura Palmer onderzoekt, was in 1990 een sensatie: ondoorzichtig, vol excentrieke, grappige personages, corruptie en couleur locale. Maar Lynch legde Twin Peaks in 1991 te vondeling om speelfilm Wild at Heart te draaien en zonder hem verzandde de serie in seizoen twee in een landerige plattelandssoap. De fans waren teleurgesteld en nauwelijks te porren voor een morbide verhaal over een demonisch bezeten vader en zijn misbruikte dochter die haar pijn dempt met cocaïne en promiscuïteit.
Fire Walk With Me verving wonderlijke humor door bloedig surrealisme en drugsorgieën bij galmmuziek en rood licht. Dachten veel critici dat David Lynch de weg kwijt was, nu zie je eerder een keerpunt.
Lynch’ oudere werk – Blue Velvet tot Wild at Heart – is psychologisch verknipt, vanaf Twin Peaks en vooral Fire Walk With Me werd het expliciete parapsychologie, met esoterische sferen, zwarte loges en demonen als Bob, MIKE en De Arm. Lynch bouwde die privé-mythologie in zijn latere werk uit. Het is alsof Antonioni A Nightmare on Elm Street filmt, sneerde een criticus indertijd. Maar Lynch marcheerde voort op dat ingeslagen pad en wij volgden, zij hij aarzelend. In 1992 waren we nog niet zover.
Coen van Zwol
Joy Division Prachtfilm met ongelukkige timing
De knappe muziekdocu ‘Joy Division’ van Grant Gee kwam uit op een ongelukkig moment. De film verdient meer.
De timing was ongelukkig. Documentairemaker Grant Gee had grote pech dat zijn buitengewone muziekdocumentaire Joy Division kort na Controluitkwam – het succesvolle filmdebuut van fotograaf Anton Corbijn. Corbijns film ging ook al over de tragisch jong gestorven zanger van de band, Ian Curtis. Wie zat er te wachten op nóg een film over dat onderwerp? Joy Division kan sowieso het beste met mate worden gesavoureerd: misschien wel de mooiste popmuziek die er bestaat, maar loodzwaar.
Zo bereikte de documentaire van Gee en scenarist Jon Savage nooit een groot publiek. De film verdient meer. De vorm is niet eens zo vreselijk bijzonder – Joy Division bestaat vooral uit veel pratende hoofden. De film is vooral een hoogstandje, omdat Gee en Savage hun onderwerp inhoudelijk zo nauwkeurig en precies weten te vangen.
Ze slagen er niet alleen in om de kern bloot te leggen van het verhaal, de muziek en de teksten van de groep zelf; ze laten de hele wereld zien waaruit de groep voortkwam. De film is een portret van de postindustriële uitzichtloosheid van Manchester, die de band heeft gevormd.
Niet alleen de bandleden zelf komen aan het woord – waardoor vrij duidelijk het schisma in de band zichtbaar wordt tussen de ‘intellectuelen’ en de punkrockers. Ook de platenbaas, producer, hoes-ontwerper en enkele fotografen komen voorbij; eigenlijk iedereen die een wezenlijke bijdrage leverde aan wat de band betekende.
De film gaat in op vele details, maar elk detail is van belang: van het futuristische drumgeluid tot de literaire invloeden (J.G. Ballard, William Burroughs) op Curtis’ teksten. De film vangt zelfs de sfeer die de groep bij concerten wist over te brengen – met Curtis die zichzelf in een trance danste.
In een luttele 93 minuten weet Gee zo een veelomvattende én diepgravende film tot stand te brengen. Dat kan alleen als elke keuze raak is en al het overbodige rigoureus is weggesneden; ongeveer zoals in de muziek van Joy Division zelf.
Peter de Bruijn