L’ Année dernière à Marienbad was op een haar na een zeperd

Moeilijke film Met zo’n film kunnen we de bioscopen wel sluiten, meenden de uitbaters bij het uitkomen van ‘L’année dernière à Marienbad’ van Alain Resnais. Het was kantje-boord, maar het liep anders.

Beeld uit L’Année dernière à Marienbad, een moeilijke film om van te houden – maar niet onmogelijk.
Beeld uit L’Année dernière à Marienbad, een moeilijke film om van te houden – maar niet onmogelijk. Foto Glamstock / Imazins, bewerking NRC

Het had weinig gescheeld of L’Année dernière à Marienbad van Alain Resnais, naar een scenario van Alain Robbe-Grillet, had nooit de bioscoop bereikt. Toen in 1960 de montage voltooid was, weigerden de Franse distributeurs de film in roulatie te brengen. Met zo’n product zouden de zalen hun deuren wel kunnen sluiten, meenden ook de uitbaters. Het bioscoopbezoek liep toch al terug. En onderstreepte juist deze ingewikkelde, intellectualistische film die nauwelijks een plot heeft niet ten overvloede dat de cinema de band met haar traditionele volkse achterban was kwijtgeraakt?

Daarom konden zelfs aanbevelingen van culturele coryfeeën als Jean-Paul Sartre, Alberto Giacometti, Jean Cocteau en Michelangelo Antonioni daarin geen verandering brengen. Tot overmaat van ramp bleek de surrealistische voorman André Breton, aan wie de film in eerste instantie was opgedragen, er helemaal niets in te zien.

Pas met de toekenning van de Gouden Leeuw op het filmfestival van Venetië van 1961 keerde het tij een beetje. Een bij voorbaat gelopen race was het ook daar niet. Tijdens de eerste helft van de projectie reageerde het Venetiaanse publiek lacherig en geïrriteerd. Resnais wilde de film al afbreken toen de stemming begon om te slaan, cumulerend in een daverend slotapplaus. „Het had het eind van mijn carrière als regisseur kunnen zijn,” verzuchtte hij later.

De prijs haalde de Franse filmdistributeurs dan wel over de streep, maar in de bioscopen bleef de ontvangst op zijn best lauw, ook al werden de kijkers met behulp van flyers er vooraf een beetje op voorbereid wat ze te zien zouden krijgen. Wanneer het zaallicht weer aanging zat soms nog maar de helft van het oorspronkelijke publiek in de zaal. Buiten Frankrijk was het niet beter. Volgens een hardnekkige anekdote was John F. Kennedy tijdens een vertoning in het Witte Huis al na tien minuten in slaap gesukkeld.

Wat moeten we met een film die nergens op lijkt te slaan?

Ik zag Resnais’ film voor het eerst ruim vijftien jaar na dato, in een filmclub aan de faculteit waar ik studeerde. Kort daarvoor had de Franse zangeres Barbara met haar chanson ‘Marienbad’ de cultstatus ervan nog eens onderstreept. Een ‘mijlpaal in de geschiedenis van de cinematografie’ werd de film intussen genoemd – al deelden niet alle critici die mening. Ooit was L’Année dernière in de gezaghebbende Dictionnaire des films van Jacques Lourcelle omschreven als ‘een van de meest dwaze producten die de cinema ooit heeft voortgebracht’. Maar in 1978 werd hij door Harry Medved en Randy Dreyfuss als intellectuele aanstellerij te kijk gezet in hun boek The Fifty Worst Films of All Time.

Maar ik was in één keer verkocht. Waardoor? Het plot kan het niet geweest zijn, dat is er bijna niet. Een man probeert een vrouw ervan te overtuigen dat zij een jaar daarvoor een affaire hebben gehad in eenzelfde soort kuurhotel als waarin zij nu verblijven. Zij verzet zich, herinnert zich niets, of zégt van niets te weten. Toch lopen ze aan het einde gezamenlijk het beeld uit.

Strijd der interpretaties

Waarheen en waaruit weg? Daar begint de strijd der interpretaties. Uit een versteende droomwereld, het in zichzelf gesloten labyrint van het hotel: gangen, deuren en nog eens gangen, zegt de een. Uit de dood waarin alle zombie-achtige gasten lijken te zijn verzonken, terug naar het leven, zegt de ander: het beeld van Orpheus en Eurydice speelt in de film een belangrijke rol. Misschien gaat de film over de feilbaarheid van het geheugen. Of over de manipuleerbaarheid daarvan. Over verleiding en de kracht van woorden. Of, volgens een feministische interpretatie, over het trauma en de verdringing van een verkrachting, vorig jaar in Mariënbad…

Toch moet het vooral de schoonheid van de film zelf geweest zijn die mij overweldigde. Een strikt formele schoonheid die raadselachtig was omdat ze in eerste instantie niets leek te betekenen. Wellicht heeft Marienbad daarom zoveel misprijzen en zelfs agressie opgeroepen. Wat moeten we met een film die nergens op lijkt te slaan?

Maar, zo begreep ik pas veel later, geraakt was ik niet door de tegenstelling tussen vorm en betekenis. Het was de ontdekking dat betekenis alleen maar uit vorm kan voortkomen. Interpretatie, begrip, coherentie zijn niets zonder de bouwstenen waaruit we ze construeren terwijl we kijken. En dát we kijken dankt de film aan het fabuleuze ogenspel dat hij voortovert. Zelden liet zulk schitterend camerawerk zulke obsederende beelden zien: de kwijnende blik van Delphine Seyrig, haar arm schuin over de borst of tegen het voorhoofd, steeds weer opnieuw; of de stukken tekst die als mantra worden herhaald.

Sindsdien is L’Année dernière een film die ik eindeloos kan en met enige regelmaat moet terugzien – en waarin ik steeds weer iets nieuws ontdek. Noem het verliefdheid. En zoals elke redeloze verslingering stuit ook zij regelmatig op onbegrip. Nog altijd loopt er een hardnekkige scheidslijn tussen haters en bewonderaars van Resnais’ film, met weinig daartussenin.

Ooit stelde ik een goede vriend een avondje thuisbioscoop voor. „Marienbad misschien?”, probeerde ik voorzichtig. Er klonk een diepe zucht, de ogen zochten in wanhoop het plafond. Ik kon, zoveel was duidelijk, maar beter niet aandringen.