Hoe dacht Karel van het Reve?

Karel van het Reve (1921-1999) Ter gelegenheid van zijn 100ste geboortedag op 19 mei blikt zijn nieuwe biograaf terug op zijn radicale manier van denken en genadeloze spot.
Karel van het Reve in 1980.
Karel van het Reve in 1980. Foto: Steye Raviez / Hollandse Hoogte

Karel van het Reve ging graag de strijd aan met iedereen die het paradijs op aarde beloofde. Elke ideologie of religie met een kant-en-klaar recept voor een gelukkig leven kon op zijn genadeloze spot rekenen. Deze strijdbare houding betekende dat Karel geregeld in heftige debatten en polemieken terechtkwam.

Hij joeg met groot genoegen modieus links op de kast, keerde zich tegen het vermengen van wetenschap en ideologie en maakte korte metten met gelovigen die zich zo graag beledigd voelen. Hij deed dat met grote scherpzinnigheid, met een trefzekere pen en een volstrekt onorthodoxe benadering van alle mogelijke facetten van politiek, kunst en cultuur. Zijn stijl was glashelder. Wie wil leren schrijven moet Karel lezen.

Karel groeide op in een communistisch gezin, ‘onder revolutionairen’ zoals hij dat zelf noemde. Broer Gerard beschreef de ouderlijke woning als: ‘een gevechtspost in de strijd van het internationale proletariaat.’ Na de oorlog zou Karel geleidelijk zijn communistische geloof verliezen. Dit proces van geloofsafval begon in 1948 toen hij als tolk van de schaker Max Euwe naar Moskou reisde. De verwaarloosde stad, de bedelende kinderen, de lange rijen voor de winkels en de stupide propaganda gaven zijn geloof de eerste klap. Het verre paradijs Sovjet-Unie bleek een tamelijk armoedig land te zijn.

Voor zijn wetenschappelijk onderzoek en zijn werk aan het Rusland Instituut begon hij rond deze tijd serieus aan de studie van het marxisme. Al gauw ontdekte hij dat ‘dit filosofisch systeem uiterst primitief’ was ‘en vol kinderlijke tegenspraken’ zat. Ook publiceerde hij artikelen waarin hij duidelijk liet merken dat hij het communisme niet meer heel serieus nam. Deze brachten hem in conflict met de CPN. In december 1949 volgde een publieke excommunicatie door Marcus Bakker in De Waarheid. Dit ontlokte Karel de verzuchting: ‘Eindelijk vrij!’.

Rode draad

De rode draad van zijn oeuvre is een diep wantrouwen tegen ideologieën die in welke vorm dan ook een paradijs beloven. In een brief uit 1955 aan zijn oud-leraar de historicus Jacques Presser schreef hij: ‘Ik geloof niet langer zoals de marxisten, vegetariërs, esperantisten en seksuele hervormers, dat men door het socialisme, het gras eten, het Esperanto spreken of het vrijen volgens Van der Velde (bekend seksuoloog) het Koninkrijk der Hemelen op aarde kan doen neerdalen.’

In de plaats van het communisme kwam een radicale vorm van kritisch denken. Elma Drayer, gebruikte voor Karel een term van Schopenhauer: Selbstdenker. Karel was inderdaad een zelfdenker, een rationalist met een scherp gevoel voor humor, en geen volgeling van toevallig passerende ideologische of filosofische modes. Deze diepe argwaan tegen politieke heilsverwachtingen doet hem aan Karl Popper denken, maar dit wantrouwen koesterde hij al lang voordat hij deze filosoof in 1960 ontdekte.

In de jaren zestig en zeventig, de jaren waarin Karel bij een breder publiek bekend werd, mocht het marxisme zich in een toenemende belangstelling verheugen. Linkse jongeren herontdekten de CPN en in het Nederlandse onderwijs waaide een linkse wind.

Geheel tegen de tijdgeest in publiceerde Karel in 1969 Het geloof der kameraden, waarin hij gehakt maakte van de het Sovjet-marxisme. Volgens historicus Ronald Havenaar is dit boek nog steeds ‘ook internationaal een uniek werk’. Karel was ervan overtuigd dat de Sovjet-Unie uiteindelijk aan een soort ‘ideologische metaalmoeheid’ ten onder zou gaan. Vanaf 1985 voltrok zich inderdaad de ‘ondergang van het morgenland’.

Ook in zijn essays nam hij modieus links graag te grazen. Zo dreef hij de spot met intellectuelen zoals Harry Mulisch en Hein Donner die dweepten met het Cuba van Castro: ‘Het blote feit, dat Fidel Castro zich el líder máximo (…) Hitler zich der Führer (…) laat noemen, moet voor een fatsoenlijk mens toch eigenlijk al genoeg zijn.’

Feiten

Voor Karel waren de feiten heilig, ook wanneer deze onaangenaam waren. Zo was het gewoonte onder vrienden van de Sovjet-Unie om uit ideologische motieven te zwijgen over de misstanden en repressie in het beloofde land. Wie daar wél iets van zei, verzwakte daarmee immers de Sovjet-Unie, en speelde zo de vijand in de kaart. Die vijand was in de regel het kapitalisme en de Verenigde Staten.

Hij kende dit fenomeen maar al te goed uit eigen ervaring. Aan het linkse blad De Vrije Katheder bood hij in 1948 een stuk aan over zijn Moskouse indrukken. Na de redactievergadering zag hij een notitie van een redacteur: ‘Geen Bedelaars’. Dat zette hem aan het denken: ‘Deze twee woorden waren een openbaring’. Ook al had Karel ze met eigen ogen gezien, dan nóg ontkende deze gelovige communist liever de feiten dan te twijfelen aan zijn geloof: ‘Zo hecht is het geloof (…) dat hij desnoods zijn eigen waarnemingen zal ontkennen.’

In latere jaren richtte hij zijn pijlen op het door links negeren van de repressie in de Sovjet-Unie en het vervolgen van dissidenten. Veel linkse intellectuelen waren milder over de Sovjet-Unie dan strikt noodzakelijk was. Karel noemde dat ook wel het: ‘koren op de molen van de vijand-syndroom’. Schendingen van mensenrechten, waar ook ter wereld, moesten volgens Karel aan de kaak worden gesteld. Wie dat nalaat maakt zich medeplichtig.

Karel spaarde daarbij zichzelf niet. Typerend voor zijn integriteit is dat hij zich schuldig voelde over zijn Rode Jaren: ‘Er blijft natuurlijk een zekere schuld, die je nooit meer kwijtraakt. Iedereen, hoe naïef en vriendelijk ook, die communist of sympathisant geweest is, draagt een stukje verantwoordelijkheid voor de gruwelen van 1917 tot 1953 in Rusland, om van de communistische gruwelen in andere landen maar te zwijgen.’

Wetenschap en ideologie

In 1973 zocht de TH Delft een docent met ‘grondige kennis van, en inzicht in het historisch en dialektisch materialisme – werkend vanuit deze wetenschappelijke beschouwingswijze’. Deze eis maakte Karel zo boos dat hij in de NRC een open brief aan de minister van Onderwijs schreef. Hij was van mening dat wetenschappers uitsluitend vanwege hun kwaliteit moeten worden aangesteld en niet op grond van hun levensbeschouwing.

Boze brieven in de NRC waren het gevolg. Eén briefschrijver meende dat het voor de ‘authenticiteit’ beter was ‘om over Afrikaanse zaken door een Afrikaan, over marxisme door een marxist te laten spreken’. Dit nu was volgens Karel flauwekul: ‘De eis dat een academicus aanhanger moest zijn van de ideologie die hij onderwees net zo onzinnig was om de bestudering van nazi-Duitsland uitsluitend aan nationaalsocialisten over te laten.’ Vermoedelijk zou Karel zich tegenwoordig vrolijk maken over de zucht naar ‘identiteitspolitiek’ aan de Nederlandse universiteiten.

Karel was niet gediend van het verbieden van kritiek op religie op grond van gekwetste gevoelens. De legendarische televisie-sketch ‘Beeldreligie’ uit 1964 leidde tot een storm van verontwaardiging en de roep om overheidsingrijpen. Karel was daar op tegen. Natuurlijk hoefde je niet voortdurend gelovigen te beledigen, maar af en toe willen de ongelovigen ‘die christen wel eens in zijn gezicht uitlachen. Zo is het toevallig ook nog eens een keer.’

Dictator Amin

In zijn essay De ongelooflijke slechtheid van het opperwezen uit 1985 vergeleek hij God met de bloeddorstige Afrikaanse dictator Idi Amin: ‘hij wil voortdurend opgehemeld worden, en hij haalt voortdurende gruwelijke schurkenstreken uit.’ Hem stoorde vooral de volstrekte irrationaliteit van het geloof: ‘als die God zo tegen de nazi’s was, waarom heeft hij ze ons dan gezonden? (…) En als die God der christenen blijkbaar die hele nazistische holocaust zo nuttig en nodig achtte, waarom prijzen de christenen die God dan?’ De tientallen boze brieven die hij hierop kreeg, ontmoedigden hem niet. Integendeel, hij bleef van mening dat het kwetsen van gelovigen een grondrecht was.

Wie zijn religie luidkeels of met geweld aan anderen opdringt moet weerwerk verwachten. Zo schreef hij naar aanleiding van de doodsbedreigingen aan het adres van de schrijver Salman Rushdie: ‘anderen moeten de volle vrijheid hebben om daar smalende en lasterlijke opmerkingen over te maken. (…) je mening moet je kunnen zeggen, ook op smalende toon, lichtgeraaktheid of niet.’ Hij riep dan ook op om het wettelijk verbod op ‘godslastering’ te schrappen, dat zou pas in 2014 gebeuren.

De thema’s in Karels werk zoals de belofte van het paradijs, de vermenging van wetenschap en ideologie, het wegkijken bij onderdrukking en de gekwetstheid van gelovigen zijn nog actueel. Sterker nog: ze lijken meer aanwezig dan ooit te voren. Geen wonder dat we de laatste jaren zo vaak de verzuchting horen: ‘Leefde Karel van het Reve nog maar’. Maar het is de vraag of zijn stukken wel geplaatst zouden worden. Voor je het weet speel je namelijk de vijand in de kaart.

Willem Melchings biografie van Karel van het Reve verschijnt in de herfst van 2022.