Jan Dirk Pruim is een ‘glas-halfvol-man’. Iemand die voortdurend op zoek is naar vernieuwing en verbetering van de democratie, en nadenkt over hoe de kloof tussen burger en politiek gedicht kan worden. Dus als hij zich na veertig jaar lokale politiek ernstig zorgen maakt over die lokale politiek, is dat een teken. Hij zegt: „De rol van de gemeenteraad wordt uitgehold.”
Net zoals het op het Binnenhof om macht en tegenmacht gaat, geldt dat ook op het gemeentehuis. Al houdt Pruim niet van het woord ‘tegenmacht’. „Dat veronderstelt iets negatiefs. Maar tegenwicht en tegenspraak is nodig. Tegenover het gemeentebestuur, regionale samenwerkingsverbanden, semipublieke instellingen.” En díé rol raakt juist in de knel, ziet hij.
Pruim is de éminence grise van de lokale politiek. Hij was jarenlang gemeentesecretaris, is een van de langstzittende griffiers van Nederland – in Almere sinds 2002, toen het duale stelsel inging. Toen werd de controlerende taak van de gemeenteraad groter en kreeg die een eigen griffie, die de raadsvergadering in goede banen leidt, de raad adviseert over procedures en werkbezoeken van de raad voorbereidt. Deze vrijdag gaat hij met pensioen.
Hij draagt altijd een pak met das. Decorum hoort, vindt Pruim. Zéker voor een functionaris in dienst van de gemeenteraad, dus ook voor raadsleden zelf. Hij heeft ze er weleens op aangesproken in Almere of in de gemeenten waar hij eerder werkte, als zij in een verschoten T-shirt binnenkwamen: „De gemeenteraad heeft statuur. Daar hoor je je naar te gedragen.” Hij schreef het handboek Wat en hoe voor het raadslid. De werkwijze in de gemeenteraad van Almere was lang een voorbeeld voor andere raden.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/02/web_1002zatbin_pvv_almere11.jpg)
Het statuur van de gemeenteraad kalft af, zegt hij. Niet door die kleding, wél door wat hij „de decentralisatieparadox” noemt: rijkstaken die zijn overgeheveld naar gemeenten, maar vaak nog zijn gebonden aan de regels van het Rijk, zoals in de jeugdzorg. Net als anderen waarschuwt hij voor de erosie van de democratie: de gemeente is steeds meer een uitvoeringsinstantie geworden.
Speeltuinen van bestuurders
Andere lokale taken zijn ondergebracht in samenwerkingsverbanden met buurgemeenten, regio’s, of worden uitgevoerd door semipublieke instellingen met eigen raden van toezicht, zoals bibliotheken of scholen. „Speeltuinen van bestuurders en ambtenaren”, noemt Pruim die. Volksvertegenwoordigers hebben er slecht zicht op, vaak geen controlerende bevoegdheid, worden slechts in ‘klankbordgroepen’ bijgepraat.
Het vraagt volgens hem om nieuwe controlerende instrumenten. Gemeenteraden moeten blijven vechten voor autonome taken: „Als de raad niet oppast, houdt hij zich uiteindelijk louter nog bezig met het geld dat wordt uitgegeven”, waarschuwt hij. Niet met de politieke beslissingen over wát er zou moeten gebeuren, met het debat over hoe de samenleving eruit zou moeten zien. Met de democratische controle.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/01/data66061910-341785.jpg)
De gemeenteraad er is voor de „controle, controle, controle”. Of om het te vergelijken met het Binnenhof: „Je zou wensen dat in iedere gemeenteraad een Omtzigt en een Leijten zaten”, de Tweede Kamerleden die zich vastbeten in de Toeslagenaffaire. „Zo’n controlerende rol vraagt iets van raadsleden. Dat is een ander type werk dan de dagjespolitiek.” De politiek van snel reageren op incidenten. Pruim: „Je kunt als raadslid zo twintig schriftelijke vragen stellen aan een wethouder. Ik snap dat ze willen laten zien dat ze actief zijn. Maar wat wil je als raadslid nu echt bereiken?”
Gemeenteraden ondermijnen zo hun eigen positie. Dat doen ze ook door hun eigen instrumenten niet in te zetten, zegt Pruim. Bij de invoer van het dualisme kregen raadsleden niet alleen de beschikking tot een eigen griffie, maar kwamen er ook lokale rekenkamers en ombudsmannen. „Dan zie ik hoe bijvoorbeeld de gemeenteraad van Amsterdam zit te prutsen aan de salarisschaal voor een nieuwe ombudsman. Doet dat niet: je hebt récht op de beste ambtenaar.”
Want tegenover de raad staat een gemeentehuis vol ambtenaren die de wethouders ondersteunen. Als een fractie meer over een onderwerp wil weten, bepaalde inwoners wil ontmoeten, onderzoek wil laten doen, dan kan de griffier daarvoor veel meer doen. Nu wordt hij of zij meestal als „een veredelde vergader-organisator” ingezet. Pruim: „Raadsleden kunnen hun vele taken niet meer in de twintig uur doen die voor gemeenteraadswerk staat. Vaak vragen ze dan extra fractiemedewerkers met het idee dat elke ambtenaar er een te veel is. Fractiemedewerkers kosten ook geld. Zet de griffie aan het werk!”
Om nog een parallel met het Binnenhof te trekken: de griffier kan ook een rol spelen bij de verkenning of informatie. Pruims eerste formatie was in 1987: „Als broekie mocht ik de pen vasthouden. Daarna was ik onbewust bekwaam.” „Coalitievorming gaat de hele raad aan, niet alleen formerende fracties. Het hoort het feest van de politiek te zijn.” Maar hij ziet dat het proces wordt „gekaapt door bestuurders, door ministers en wethouders”.
In Almere kwam er in 2018 een open coalitieakkoord, zegt Pruim, „wat ze nu ook op het Binnenhof willen. Niet te groots met gedeelde opgaven. Dat dwingt bestuurders tot een politiek verhaal, dat dwingt de raad in alle openheid daarover te debatteren.” Macht en tegenwicht, dus. Toch lukte het nog niet in Almere. Pruim: „Omdat je aan het slot ziet dat er geen afstemming is over kwaliteiten van de wethouders. Dan voelen zij dat gedachtengoed niet en dan gaat het fout.” Ook in de raad waar collegepartijen dan weer blindelings de lijn van hun wethouder volgen. Terwijl, zegt hij, tegenwicht nodig is.
Landelijke invloed
Het echte dualisme heeft lokaal in twintig jaar nooit stevig voet aan de grond gekregen, vindt hij. Hij rekent het ook de landelijke politieke partijen aan. Toen in 2002 mogelijk werd wethouders van buiten de gemeenteraad te benoemen, werd het in meerdere gemeenten gebruikelijk die te „laten invliegen”. „Het is toch te gek dat Amsterdam geen wethouders kan vinden en die uit Utrecht haalt, waar ze weer wethouders uit Enschede halen? Het is toch te gek dat er in Almere onder 215.000 inwoners onvoldoende kandidaten gevonden worden?” Pruim zegt: „Partijen zoeken te makkelijk naar mensen met naam. Maar die hebben juist niet direct verbinding met de stad.”
Hij is kritisch over de invloed van landelijke partijen op lokale verkiezingen. Hij zag hoe fracties die in de gemeenteraad weinig deden verkiezingen wonnen „doordat in Den Haag iets goeds was gedaan. En andersom: een constructieve oppositiepartij werd afgestraft om iets Haags.”
Over elf maanden zijn er gemeenteraadsverkiezingen. Pruim is dan met pensioen. Niet helemaal: hij schrijft mee aan een boekje over de raad en beginnende burgemeesters. En hij gaat op initiatief vanuit de gemeenteraad van Enschede, met hoogleraar sociale zekerheidsrecht Gijsbert Vonk, onderzoek doen naar de uitvoering van wetten in het sociaal domein. Met de vraag of er ruimte voor lokaal maatwerk is en of daar gebruik van wordt gemaakt. Zo’n initiatief steunt hem in zijn overtuiging dat er kansen te over zijn voor raden. Dat het glas gelukkig nog halfvol is.