Het stilleven: zowel een bewogen genre als de nivelleerder van kunst
Het stilleven is eigenlijk een vervelend genre. Dat werd weer eens bevestigd toen we voor deze Verborgen Schatten-special de ‘zalen’ onder de medewerkers verdeelden. Zeven van de zalen – landschappen, portretten, historische stukken, interieurs, globalisering, politieke werken en conceptuele kunst – waren direct vergeven. Het stilleven bleef ongeliefd en ongewild achter, een concept voor, zoals Goethe al schreef, de beperkte mens, voor de eenvoudigen van geest die niet veel ophebben met de verbeelding. In een tijd dat alles al lijkt stil te staan, wil niemand zich bezighouden met iets wat nadrukkelijk niet beweegt.
Ook voor corona meed ik in musea al vaak de zaal met perfecte bloemstukken, gladde schedels en fruit dat maar niet wil rotten. Wie heeft er nu zin in studies vol moraal over hoe vluchtig het leven is, de wetenschap dat overdaad schaadt en dat alles in het leven slechts ijdelheid is. Ondertussen ontbreekt ook nog eens de tragiek: geen vervallen helden, interieurs die eenzaamheid ademen, schuldig landschap, politieke wanhoop of ergerlijke koppen, maar eeuwig fris ogende vruchten en zelfs het gevogelte lijkt tevreden met zijn nieuwe bestemming. Schrijver en dichter J. Bernlef schreef ooit in zijn bundel Stilleven (1979): „Je moet uiterst stil leven om een stilleven te kunnen maken.”
Wie heeft er nu zin in studies vol moraal over hoe vluchtig het leven is?
Bernlef bedoelt het echter positief, en koppelt het idee van het stilleven aan het ultieme creëren: „Een beschreven bladzijde is een stilleven, het wit staat gelijk aan het licht, het werkelijke onderwerp van het gedicht.” En hij koppelt het ook aan persoonlijke ontwikkeling: „Alleen door wat stil ligt uiterst geduldig, voortdurend remmend en vertragend in eindeloze herhalingen vervallend, in eindeloze herhalingen vervallend, alleen zo schrijvend kan ik ontdekken wat mij beweegt.”
Wie uitgaat van de beweging áchter het stilleven, dankt niet alleen Bernlef voor zijn omdraaiing, maar beseft ook dat dankzij het stilleven kunst kon veranderen. Waar in de portretten en historische stukken toch vooral de groten der aarde lange tijd het onderwerp waren en ook de landschappen groots en meeslepend waren, bleef het stilleven in een hoekje zitten met een boodschap die voor iedereen gold: je gaat dood. Het stilleven als de nivelleerder onder de genres, een schedel hebben we immers allemaal. Bovendien was een stilleven aan de muur altijd betaalbaarder dan een portret, laat staan een schuttersstuk. Het stilleven kortom als het meest bescheiden genre onder de genres.
Dat is wat een stilleven vermag: rare verbindingen leggen, de tijd stilzetten en de realiteit met kracht verbeelden
Focussend op de beweging, bedenk je ook dat de moderne kunst een totaal andere weg insloeg dankzij het stilleven. En dan denk ik niet alleen aan Picassso en Braque, die opeens weer de charme van het stilleven inzagen (Bernlef merkte al terecht op „Braque had gelijk / alleen wat stil ligt / dient de beweging”), maar ook aan Duchamps fietswiel op krukje. Was dat er niet geweest, dan hadden we in deze special geen zaal ‘conceptuele tendensen’ gehad. In feite is het fietswiel op het krukje het ultieme stilleven: de beweging is hier voorgoed vastgezet, dat wiel komt nergens meer. Waar een stilleven de merkwaardigheid van gewone dingen toont, is zowel het fietswiel als het krukje een toonbeeld van gewoonheid, maar in combinatie verrassend. Dat is wat een stilleven vermag: rare verbindingen leggen, de tijd stilzetten en de realiteit met kracht verbeelden.
Kreeft
Dat is waarom het in deze zaal kitscherig ogende Stilleven met kreeft van Cornelie Tollens zo goed werkt. Dat overdreven rood is niet alleen een knipoog naar de rode kreeften op stillevens van weleer, maar ook naar de kokende woede van het beest. Is het boos dat het is vastgezet, niet meer tot bewegen in staat, of omdat het een strikje op het hoofd heeft? Zal het in een vlaag van woede de kerstbal kapotmaken? Of als het geen kerstbal is, de ballon? Tegelijkertijd weet dat beest ook: maakt hij datgene kapot waar hij op zit, dan is het niet alleen gedaan met zijn houvast, maar ook met zijn bestaansrecht. Immers, een kreeft alleen is een portret van een kreeft, geen stilleven meer. Terwijl je je dat allemaal afvraagt, krijg je vanzelf oog voor de tragiek van het stilleven.
De stillevens in deze zaal zijn, op dat van de achttiende-eeuwer Jan van Huysum na, bewust niet omwille van de schoonheid gemaakt. Van Huysums werk mag dan voor de hedendaagse toeschouwer geen lust voor het oog meer zijn, het is wel een werk dat halverwege de achttiende eeuw tegelijkertijd met een werk van Rembrandt werd geveild. Van Huysums werk bracht twaalf keer zoveel op en is daarmee voor de kijker van nu het ultieme symbool van vergankelijkheid: het werk heeft anno 2021 een bescheiden plekje in het depot van Teylers Museum.
In deze zaal zijn de stillevens geselecteerd op de suggestie van beweging en op de vraag waar het nu precies bij wil horen: bij het landschap (Lucassen, Kapoor, Grigely), bij het historiestuk (Wim T. Schippers), bij de toekomst (in het geval van Rosler de toekomst van de voorwerpen voorafgaand aan stillevens) of bij die van de verbeelding (Shonibare, Roosen). Of verstopt het zich voor eeuwig, zich schamend voor wat het is (Christo)? Bernlef geeft andermaal antwoord:
Hij staat voor het raam
denkt na over fruitschaal
in landschap besluit (door
werking van de spiegelruit?)
tot landschap in fruitschaal
en begint fluitend zijn werk
denkt: het lijkt wel nergens
op maar toch doet het me ergens
aan denken.
Alsof je uitkijkt door een raam
zegt iemand anders later
en niets ziet alleen het vage
vermoeden dat er iets is geweest
(ik heb dat wel vaker) alsof ik
net wakker mij herinner verliefd
maar op wie alleen in de kamer
en dan voor het raam sta en kijk ik
naar buiten wat ik dan zie
is net zo verschrikkelijk wit
als dit schilderij.
Illustraties Dirma Janse/Studio NRC