Zeker, Freek van den Bergh (34, freelancer bij de Volkskrant) beleeft als fotograaf soms „de schitterendste avonturen” aan het Binnenhof. Maar „dat je erbij kunt zijn als er geschiedenis wordt geschreven,” dat vindt hij toch het belangrijkste aan zijn werk in Den Haag. „Dat je de mensen in het land kunt laten zien hoe er over hen vergaderd en besloten wordt. Dat wil ik gewoon elke dag van mijn leven blijven doen.”
De historische momenten en debatten regen zich de afgelopen tijd aaneen in de Kamer, maar voor Van den Bergh en zijn collega’s was het improviseren om die vast te leggen. Zo zijn de wandelgangen al sinds het begin van de coronacrisis verboden terrein voor fotografen. „Dan loopt er een Kamerlid rond met een stoet aan woordvoerders en assistenten om zich heen. En dan past daar kennelijk geen fotograaf bij? Heel vreemd vind ik dat.”
Terwijl, juist in de wandelgangen wordt het politieke spel gespeeld. „In de plenaire vergaderzaal is iedereen zich bewust van de camera’s. Daarbuiten is de druk er even af. Daar zie je ijsberende ministers en verhitte onderonsjes.” Dat het de afgelopen tijd voor fotografen vaak nachtwerk werd, was ergens een voordeel, vertelt hij. „Dan kunnen we buiten gaan staan en bijvoorbeeld silhouetten vastleggen van Kamerleden die een motie van wantrouwen voorbereiden.” Maar veel liever komt Van den Bergh zo dichtbij als hij kan. „Ik wil de onderlinge spanningen laten zien, dat lukt nu nauwelijks.”
Met corona als argument wordt de toegang tot de macht aan banden gelegd. Toen het kabinet viel, werd voor de persconferentie daarover bijvoorbeeld een klein zaaltje geboekt. Daar mocht aanvankelijk slechts één fotograaf bij zijn. Media moesten die foto’s maar delen. Pas na klachten van redacties mocht er iemand bij. „Ik kan er nóg boos om worden,” zegt Van den Bergh over de kwestie.
De afspraak was: ik ga corona niet opzoeken
Merlin Daleman Fotograaf
De behoefte aan informatie in tekst en beeld was ook buiten politiek Den Haag groot het afgelopen coronajaar. Kranten verkochten meer abonnementen dan ooit, persconferenties van het kabinet haalden recordaantallen kijkers en zelfs de taaie technische briefings over de pandemie werden door honderdduizenden mensen gezien. Wie noodgedwongen binnen zit, wie vragen heeft, klampt zich aan iedere snipper informatie vast.
De fotografen zelf ervoeren daarentegen oplopende druk het afgelopen jaar. Niet alleen zijn er hordes en restricties tijdens het fotograferen zelf, ook qua veiligheid en vergoedingen staat de beroepsgroep naar eigen zeggen onder druk.
Het beeld van het bed
Ilvy Njiokiktjien (36) is onderweg naar Duitsland voor een portret voor The New York Times als ze de telefoon opneemt. Bracht ze voor corona nog acht van de twaalf maanden in het buitenland door, vandaag passeert ze voor het eerst dit jaar de grens. In 2020 leverde ze de helft van haar jaaromzet in. „Al mijn commerciële werk is tot stilstand gekomen. Ik werk bijna alleen nog maar voor kranten en blijf dan dichter bij huis.”
/s3/static.nrc.nl/inbeeld/files/2020/12/jbinbjackdenboer1.jpg)
Net als persfotografen op het Binnenhof vreest Njiokiktjien voor een „visueel gat” dat door de coronacrisis ontstaat. Neem de ziekenhuizen: daar speelt zich een belangrijk deel van de corona-ellende af. En precies daar konden fotografen tijdens de eerste golf nauwelijks komen. Je kunt wel iedere dag de besmettingscijfers noemen, zegt Njiokiktjien, maar het is het beeld dat beklijft: beeld bepaalt.
Njiokiktjien heeft die eerste weken het halve land afgebeld. In het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch was ze uiteindelijk welkom, al ging ze daarvoor noodgedwongen met verregaande afspraken akkoord. Zo wilde de communicatieafdeling haar beelden zien voor publicatie, om te controleren of patiënten onherkenbaar waren. In de praktijk kwamen er vervolgens ook vragen over andere details. „Dan wilden ze bepaalde apparatuur uit beeld, of vonden ze dat de artsen te dicht op elkaar stonden.” Njiokiktjien heeft naar eigen zeggen geen concessies gedaan, „maar ik wil de volgende keer natuurlijk wel weer welkom zijn.”
Als er een baksteen door de lucht vloog wist je: die is voor de politie
Freek van den Bergh Fotograaf
Toen Njiokiktjien eindelijk toegang kreeg tot het ziekenhuis, merkte ze hoezeer burgers in die maanden snakten naar informatie. „Vrienden hingen bij mij aan de telefoon: wat heb je gezien? Hoe oud zijn de mensen die worden opgenomen? Lagen er echt patiënten op de gang?” Het ontbreken van beeld zorgt voor onrust en angst denkt Njiokiktjien. Ook omdat de horrorbeelden uit Italië - waar fotografen wel in ziekenhuizen konden komen - de mensen wél bereikten. „De engste verhalen gingen rond, over mensen die stikten, over ziekenhuizen waar de patiënten tot aan het plafond lagen opgestapeld.” Eenmaal in het ziekenhuis zag Njiokiktjien dat er veel ouderen werden opgenomen, dat die een eigen kamer kregen, dat er wel degelijk sprake was van „enige menselijke maat”. „Er lag helemaal niemand op de gang.”
Njiokiktjien - die haar spatbril wel eens moest afzetten om de camera scherp te stellen - is nooit ziek geworden. Corona werd wel als argument gebruikt om fotografen buiten de deur te houden. Njiokiktjien: „Het leek een gemakkelijk excuus. Het halve ziekenhuis lag vol met patiënten. Het zou logischer zijn als ik niet bij hén langs wilde komen.”
Veiliger tussen de demonstranten
Fotograaf Merlin Daleman (43) heeft de ziekenhuizen dit jaar juist gemeden. Hij woont vlakbij de eerste brandhaard in Brabant - corona kwam akelig vaak dichtbij vorig jaar. Zijn vrouw was zwanger in 2020, zijn moeder woont in hun achtertuin. „De afspraak was: ik ga corona niet opzoeken. De krant wist dat ook. Patiënten fotograferen bijvoorbeeld, dat wilde ik niet.” Als freelancende fotograaf ben je kwetsbaarder, zegt Daleman, bij ziekte valt zijn inkomen weg. Een fotojournalist kan niet, zoals sommige van zijn schrijvende collega’s, vanachter zijn bureau blijven werken.
Daleman deed wel verslag van demonstraties en avondklokrellen, ook niet zonder risico, geeft hij toe. Hij zag het geweld tegen journalisten de laatste drie jaar toenemen. Hij zelf heeft vooralsnog de vuistregel om tussen de demonstranten te gaan staan. „Politieagenten in Nederland schieten niet met rubberen kogels, maar demonstranten gooien wel met stenen en bierblikken. Daarom is het veiliger om tussen de demonstranten te gaan staan.”
De cijfers ondersteunen dat beeld. Bij meldpunt PersVeilig kwamen de eerste vier maanden van dit jaar al 109 meldingen binnen van agressie, bedreiging en geweld tegen journalisten, columnisten en cameramensen. Fotografen, zo blijkt uit een nieuwe inventarisatie op verzoek van NRC, zijn veruit de grootste groep onder de melders: 48 meldingen deden zij dit jaar.
Voor Eric Brinkhorst (54, freelancer voor onder meer NRC en bestuurslid bij de Nederlandse Vereniging voor Fotojournalisten (NVF)), die voornamelijk Twente als werkgebied heeft, staat als een paal boven water dat de coronacrisis het chagrijn in de samenleving vergroot heeft. Voorheen had het publiek volgens hem „gewoon een neutraal beeld” van een fotograaf, maar sinds de pandemie worden (foto-)journalisten steeds vaker als verlengstuk van de overheid gezien. „De overheid legt leefregels op aan de maatschappij, jij legt die regels als fotograaf vast. Op het moment dat ze dat voelen ben je het haasje.” Het voelde het voorbije jaar alsof de samenleving zich tegen hem gekeerd had.
Brinkhorst wordt geregeld naar demonstraties en plaatsen van misdrijf gestuurd. Eenmaal daar treft hij behalve demonstranten die zich voordoen als fotograaf – met nagemaakte hesjes – ook politieagenten die zich weinig raad weten met zijn aanwezigheid. „De eerste agent die je bij het lint is meestal de jongste”, weet Brinkhorst. „Die is vaak nog in opleiding en heeft nog geen kennis van de rechten en plichten van fotografen.”
Bij dit toegenomen gevoel van onveiligheid komt voor veel fotografen nog het besef dat grote uitgeefhuizen als DPG en Mediahuis dit crisisjaar recordaantallen lezers aan zich wisten te binden en met prachtige omzetten schermden.
Inkomen inleveren
„Maar onze tarieven zijn al vijf jaar niet geïndexeerd,” vertelt Van den Bergh, betrokken bij de campagne Fotojournalistiek Heeft een Prijs van de NVF, „waardoor we feitelijk elk jaar 2 à 3 procent inkomen inleveren. En die twee lucratieve congresdagen waarmee je je journalistieke werk financiert vielen afgelopen jaar vaak óók nog eens weg.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data69936704-0d8e24.jpg)
Natalia Toret, chef van de beeldredactie bij NRC, erkent dit. Ze blijft graag in gesprek over de tarieven, maar wijst ook op een ander aspect. „Het instapniveau qua vergoedingen per foto is juist weer heel hoog. Een 17-jarige fotograaf verdient evenveel als een ervaren kracht. Dat is bij een vast contract anders.”
„Als er een baksteen door de lucht vloog wist je tot een paar jaar terug: die is voor de politie”, zo beschrijft Freek van den Bergh het gevoel van veel fotojournalisten in deze tijd. „Nu kan ‘ie zomaar voor jou bestemd zijn.”
Het is ergens wel wrang, zegt hij dan ook, dat de samenleving zich uitgerekend van fotojournalisten afkeert. „Onder al die onvrede en frustratie die je ziet op demonstraties zit een soort onbegrip over maatschappelijke scheefgroei. Waarom wordt de Starbucks gered en ga jij er op achteruit? Dat begrijpen mensen niet. En eerlijk gezegd: ikzelf evenmin.”