Een kostbare collectie Meissen-porselein die in 2019 door de Nederlandse overheid werd gerestitueerd, wordt in september in New York geveild. Dat heeft veilinghuis Sotheby’s met een persbericht bekendgemaakt.
Het gaat om zo’n honderd kavels met porselein uit het begin van de achttiende eeuw. Ze zijn afkomstig uit de voormalige verzameling van Franz Oppenheimer, een joodse zakenman die zijn huis in Wenen ontvluchtte op de dag voordat Oostenrijk in maart 1938 door nazi-Duitsland werd geannexeerd.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data69897863-b3cf30.jpg)
Meer dan zestig jaar was de verzameling ondergebracht in het Rijksmuseum in Amsterdam, het Kunstmuseum Den Haag en Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Tot de Nederlandse Restitutiecommissie in december 2019 adviseerde tot teruggave aan de erfgenamen van Oppenheimer en zijn vrouw Margarethe.
Industrieel
Franz Oppenheimer werd geboren in Hamburg en bekleedde verschillende functies in de kolenindustrie. Het echtpaar vluchtte in 1936 uit nazi-Duitsland naar Wenen en nam een deel van hun collectie mee. Toen de nazi’s Oostenrijk annexeerden vluchtten de Oppenheimers opnieuw, dit keer via Boedapest en Stockholm naar de Verenigde Staten.
Het door Sotheby’s te veilen porselein vond zijn weg naar Nederland vanuit Duitsland, waar het in het bezit kwam van Fritz Mannheimer, een Duitse bankier in Amsterdam. Hoewel de precieze omstandigheden van het verlies van Oppenheimer onduidelijk zijn, concludeerde de Restitutiecommissie dat het bezitsverlies onvrijwillig was en verband hield met de oorlogsomstandigheden en het nazi-regime.
De porseleincollectie van Oppenheimer heeft een geschatte waarde van meer dan 2 miljoen dollar, ruim 1,6 miljoen euro. Het is een van de belangrijkste ensembles van vroege werken uit de eerste Europese porseleinfabriek. Diverse stukken zijn gemaakt in opdracht van Augustus de Sterke, de keurvorst van Saksen en de koning van Polen die in 1710 de Meissen-fabriek oprichtte.