In de verte rijdt het verkeer over de N206 en steekt het kerkje van het Zuid-Hollandse Valkenburg zijn torenspits uit. Op een grote vlakte vol modder en donkere zandhopen moet hier vooral de verbeelding aan het werk worden gezet. En met hulp van de beeldende en geestdriftige uitleg van archeoloog Wouter Vos lukt dat: verkleuringen in een profiel en een grondvlak veranderen in een diepe spitsgracht en een hoge wal met palissade. Twee houten palen in de grond groeien uit tot een machtig metershoog poortgebouw. Dit is de westzijde van wat rond het jaar 40 na Christus een enorm Romeins legioenskamp moet zijn geweest. Het zou Vos niet verbazen als het kamp met een speciaal doel is gebouwd: „De invasie van Brittannië.”
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data70057640-9c0e32.png|https://images.nrc.nl/DeBgD4jznr_xSWAcLQci3kI1_ZQ=/1920x/filters:no_upscale():format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data70057640-9c0e32.png|https://images.nrc.nl/6s-jtFHYDihCxoT7vr3fXr0jupc=/5760x/filters:no_upscale():format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data70057640-9c0e32.png)
De opgraving vindt plaats op het voormalige militaire vliegveld Valkenburg, waar later 5.000 woningen zullen worden gebouwd. Voordat het zo ver is, graven twee archeologische bedrijven (ADC Archeoprojecten en Archol) de archeologische resten in het terrein op. Zelfstandig archeoloog Vos is als Romeinenexpert bij de opgravingen betrokken. „Het was bekend dat hier Romeinse militaire resten lagen. Bij proefonderzoek in 2012 was al een spitsgracht gevonden.”
Wachttorens
Tijdens de opgraving stuitten de archeologen niet alleen op nog meer spitsgracht, maar ook op resten van wachttorens. Vos: „Op een gegeven ogenblik hadden we over een lengte van 180 meter de spitsgracht en enkele torens opgegraven zonder dat een hoek in zicht was. Het nabij gelegen castellum van Valkenburg, een Romeins militair hoofdkwartier uit de eerste tot de derde eeuw dat tussen 1941 en 1980 is opgegraven, is maar 150 meter lang. Toen begrepen we dat dit iets anders en bijzonders moest zijn.” Uiteindelijk vonden ze twee hoeken op een afstand van 440 meter van elkaar. „Dit moet een legioenskamp zijn geweest, zeiden we.”
Om de hypothese te testen trokken ze haaks een lijn naar het oosten. Ongeveer 440 meter verder – Romeinse legerkampen waren min of meer vierkant en symmetrisch – kwamen ze uit in het gebied dat het toponiem Marktveld draagt en tussen 1985 en 1989 is opgegraven. „Bij bestudering van de oude opgraving viel van alles op zijn plek. Een vroeg eerste-eeuws dijklichaam waarop in de late eerste eeuw een weg was aangelegd bleek de oostelijke omwalling van het kamp te zijn. Ook is twee keer een halve toren opgegraven zonder dat die als zodanig is herkend. En twee grote graanschuren die tot verbazing van de toenmalige onderzoekers buiten een fort lagen, vallen nu precies binnen de grenzen van ons legerkamp.”
Poortgebouw
Toen vaststond dat het kamp een oppervlakte van bijna 20 hectare heeft gehad en plaats kon bieden aan 5.000 tot 6.000 manschappen (tegen zo’n 500 man in het nabije castellum) kwam de vraag op wat voor soort kamp het precies was en waarvoor het was gebruikt. „Een tijdelijk marskamp is uitgesloten, omdat die alleen een aarden wal had. In dit geval hebben we een stevige zoden of aarden wal met een houten fundament, gemaakt van lokale els of iep. De torens en het poortgebouw, 24 meter breed en voorzien van een dubbele doorgang, waren deels gemaakt van eikenhout uit het Duitse Rijnland. Aan de buitenzijde liep langs de wal een weg met een fundering van houten paaltjes. Wat kan het anders zijn geweest dan een legioenskamp?”
Opvallend is wel dat ze bepaalde dingen die onlosmakelijk met legerkampen zijn verbonden (nog) niet hebben gevonden. „We hebben wel sporen van barakken, maar niet van de commandantswoning en het stafkwartier. Ook hebben we afgezien van wat aardewerk weinig losse vondsten gedaan. Meestal vind je in een legerkamp volop ijzeren spijkertjes die onder de Romeinse schoenzolen zaten. Mogelijk zijn die met het loopvlak in de loop der eeuwen door erosie en de bouw van het vliegveld verdwenen.”
Dendrochronologisch onderzoek aan drie stukken hout levert een datering rond 40 na Christus op. „Een stuk hout met spint, waarvan zeker is dat het afkomstig is van een boom die in de herfst of winter van 39 op 40 is gekapt, is afkomstig uit een afvoergoot onder de wal. Dat betekent dat de bouw vermoedelijk in de lente van 40 is begonnen.”
Uiterste plek
Die datering leidt volgens Vos tot enkele mogelijke scenario’s. „Het kamp kan samenhangen met het niet verwezenlijkte plan van keizer Caligula (37-41 na Chr.) voor de invasie van Brittannië. In de buurt zijn vroeger duigen van wijnvaten gevonden met zijn stempel erop. In 43 is Claudius (41-54 na Chr.) echt met een leger overgestoken. En het kamp kan ook gebruikt zijn voor acties tegen de Friezen en Chauken tussen 41 en 47. Een combinatie van scenario’s is ook mogelijk. Het kamp is in ieder geval maar kort in gebruik geweest en daarna, getuige sporen die wijzen op het uittrekken van palen, grotendeels ontmanteld.”
De eerste reacties van andere experts zijn positief. Jasper de Bruin, conservator Romeins Nederland van het Rijksmuseum van Oudheden, is overtuigd. „Dit was een legerkamp dat een rol speelde bij de al lang van tevoren geplande invasie van Brittannië. Het is gebouwd op de uiterste plek waar het in de monding van de Rijn mogelijk was.”
Ook Steve Bödecker, die namens het LVR-Amt für Bodendenkmalpflege in Rheinland onderzoek doet naar de Nedergermaanse Limes, kent weinig twijfels. „Op grond van de grootte is het een legioenskamp. Het is niet vreemd dat het maar kort in gebruik is geweest: bij Till-Moyland, 20 kilometer ten zuiden van Nijmegen, hebben we een vergelijkbaar kamp gevonden. Dit kamp, zo ver afgelegen van de ‘normale’ legioenskampen tussen Nijmegen en Bonn, moet een speciaal doel gediend hebben. De harde datering van 40 na Christus past bij onder meer de invasie van Brittannië.”