‘Jij kan niet meer voor de kinderen zorgen, nooit meer’

Jeugdzorg Na haar scheiding was Marieke een tijdje minder goed in staat voor haar zoontjes te zorgen. Jeugdzorg nam het standpunt in dat zij dat helemaal niet meer kon. Pas na jaren strijd bleken de jongens best terug te kunnen naar hun moeder.

Marieke vindt dat Jeugdzorg haar behandelde als vijand. „Ik was gewoon kritisch.”
Marieke vindt dat Jeugdzorg haar behandelde als vijand. „Ik was gewoon kritisch.” Foto Annabel Oosteweeghel

De dag dat haar twee zoons uit huis werden gehaald, kan Marieke zich niet goed meer herinneren. Zelfbescherming, denkt ze. Wel weet ze nog hoe vreemd het voelde toen de kinderen weg waren. „Hun spullen stonden er nog. Ze namen nauwelijks iets mee. Geen speelgoed, geen kleren, geen fietsen.”

Dat gebeurde in oktober 2016. Daarna gingen de jongens van pleeggezin naar pleeggezin. Vier jaar lang mocht Marieke ze maar een of twee keer per maand een paar uur zien. „Ik heb zoveel niet met ze meegemaakt”, zegt ze nu, op de bank in haar woonkamer. Ze vertelt het zoals ze haar hele verhaal vertelt: bedachtzaam, op haar hoede. Verslagen als het gaat over hoe de eenzame strijd om haar kinderen haar haar levenslust ontnam. De jongste van tien woont sinds kort weer bij haar. De oudste, twaalf, zit in een begeleide woongroep. Hem ziet ze in de weekenden, thuis wonen ziet hij niet zitten. „Hij is bang dat het weer misgaat.”

In het verhaal van Marieke komen veel van de grote, structurele problemen van de jeugdzorg samen. Er blijkt uit dat door permanent tijdgebrek en een hoog verloop onder jeugdbeschermers zorgvuldig onderzoek in de knel komt, en indrukken en vooringenomenheid leidend worden. Dat jeugdbeschermers moeite hebben een neutrale positie in te nemen bij lastige echtscheidingen. Dat ouders niet als mogelijk deel van de oplossing, maar als vijand worden gezien. Dat door financiële tekorten en lange wachttijden in de zwaardere jeugdzorg, problemen verergeren en kinderen extra beschadigd raken. Dat je moeilijk uit de jeugdbescherming komt, als je er eenmaal in zit. En dat sancties tegen organisaties die fout op fout stapelen ontbreken.

In de zaak van Marieke noemde de onafhankelijke klachtencommissie van Jeugdbescherming Brabant (JBB) het optreden van jeugdbeschermers in 2018 al „onbegrijpelijk en onzorgvuldig”. Kort daarna oordeelde de kinderrechter dat JBB het terugplaatsen van de kinderen bij Marieke twee jaar lang „niet deugdelijk” had onderzocht – een „fors nalaten” van de jeugdbeschermers. Toch moest Marieke daarna nóg ruim twee jaar vechten om haar kinderen terug te krijgen. Jaren waarin onomkeerbare schade ontstond.

NRC reconstrueerde hoe dat kon gebeuren. Het verhaal is gebaseerd op gesprekken met Marieke en enkele direct betrokkenen en haar dossier bij Jeugdbescherming, bestaande uit onder meer mailwisselingen, rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, uitspraken van klachtencommissies en rechtbankstukken. De achternaam en woonplaats van Marieke zijn bekend bij de redactie, maar blijven omwille van de privacy van haar kinderen ongenoemd.

Jeugdbescherming Brabant schrijft vanwege privacyregels niet in te kunnen gaan op inhoudelijke vragen van NRC. Wel zegt JBB de kritiek op hun handelen „heel serieus” te nemen. „Het is een moeizame hulpverleningsrelatie geweest, waarbij wij achteraf gezien helaas ook steken hebben laten vallen.”

Flink in de war

Het zijn de volle vuilniszakken in haar huis waardoor Marieke in het voorjaar van 2015 zelf ook begrijpt dat er iets goed mis is. Van de ene op de andere dag durft ze die niet meer op straat te zetten. Haar ouders schrikken als ze zien dat ze haar afval binnen bewaart. „Dat lijkt ons geen goed idee”, zeggen ze. Marieke weet dat ze gelijk hebben, maar haar hersenen werken niet mee. Het lukt haar niet in haar hoofd de stap te maken dat ze de zakken naar buiten moet brengen.

Het gaat dan al een tijdje niet goed met haar. Gewone, dagelijkse handelingen kosten veel moeite. Als ze haar zoons een verhaaltje wil voorlezen, dansen de letters over het papier. Sinds haar scheiding in 2014 – een pijnlijk en lastig proces – heeft ze het zwaar. Het combineren van een voltijdbaan als jurist en de zorg voor haar kinderen van bijna vijf en zes jaar lukt steeds minder goed. Aan de huisarts vertelt Marieke dat ze „dingen ziet die anderen niet zien”. Ze weet bijna zeker dat ze een burn-out heeft. Maar de psycholoog vermoedt dat er iets anders aan de hand is. Marieke blijkt psychotisch.

Vier jaar lang mocht Marieke haar twee zoontjes maar een of twee keer per maand een paar uur zien.

In de zomer van 2015 belt Marieke in paniek haar jongere zus omdat ze denkt dat ze haar zoons iets heeft aangedaan. De jongens blijken in orde, maar Marieke zelf is flink in de war. Haar omgeving maakt zich grote zorgen, maar tegelijkertijd weet niemand tot Marieke door te dringen. De psychoses die ze dan al een paar keer heeft gehad, maken het voor haar moeilijk om grip te houden op het dagelijks leven. Maandenlang houdt ze haar familie – letterlijk – buiten de deur. Haar zus merkt dat de kinderen schooldagen missen. Dat ze soms vieze kleding dragen en dat er niet dagelijks voor ze wordt gekookt. De oudste wil altijd een huissleutel bij zich hebben voor het geval zijn moeder de hare kwijt is. Ten einde raad neemt de jongere zus in januari 2016 contact op met Veilig Thuis, het meldpunt voor kindermishandeling en huiselijk geweld. Het is niet de eerste melding over Marieke. „De situatie zoals die is, is voor ons niet meer vol te houden”, schrijft de zus in een mail aan haar contactpersoon bij Veilig Thuis. „We schieten de jongens enorm tekort. De rek is eruit.”

Marieke heeft dan al wel hulp gezocht. Via ggz-instelling Pro Persona krijgt ze een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige, ook volgt ze cognitieve gedragstherapie waar ze leert wat een psychose is en hoe ze die kan herkennen. Medicijnen wil ze nog niet nemen.

Het blijkt niet genoeg. De Raad voor de Kinderbescherming stelt in de zomer van 2016 vast dat Marieke door haar psychische toestand niet goed voor haar kinderen kan zorgen en dat hun ontwikkeling „ernstig” wordt bedreigd. Op 11 oktober 2016 geeft de rechtbank Gelderland opdracht de broertjes uit huis te plaatsen. De maatregel is tijdelijk: gedurende een jaar moeten jeugdbeschermers bekijken of Marieke weer stabieler wordt „waardoor een terugplaatsing van de kinderen bij haar realiseerbaar zou zijn”. Een week later verhuizen de broers naar hun vader, een uur reizen bij Marieke vandaan. Jeugdbescherming Brabant legt een omgangsregeling op: om de week mogen ze een weekend bij Marieke zijn.

Nieuwe woonsituatie

Het derde logeerweekend eindigt in een drama. Nadat ze Sinterklaas hebben gevierd weigert Marieke de kinderen over te dragen aan hun vader, die volgens haar vroeger is gekomen dan afgesproken. Tijdens een hoog oplopende ruzie bellen Marieke en haar ex-man allebei de politie. Uiteindelijk worden de jongens door twee agenten uit huis gehaald en door hun vader meegenomen. Een paar dagen later krijgt Marieke op het kantoor van JBB te horen dat ze vanwege het incident per direct geen onbegeleid contact meer met haar kinderen mag hebben. Zelfs de telefoongesprekken die ze elke woensdagmiddag voeren, moeten vanaf nu op speaker zodat een begeleider alles kan volgen.

Marieke, nog herstellende van haar psychotische episodes, kan het allemaal moeilijk overzien. Ze voelt zich alleen. De relatie met haar ouders en zus, die de jongens regelmatig opvingen, is bekoeld. Marieke verdenkt hen ervan een rol te hebben gespeeld bij de uithuisplaatsing. Hoewel ze dat wel beloven, regelt Jeugdbescherming Brabant niets als het Marieke niet lukt iemand in haar eigen netwerk te vinden om de bezoeken aan haar kinderen te begeleiden. Ze mag hen bovendien alleen in de woonplaats van de vader zien. Dat het voor Marieke financieel niet haalbaar is regelmatig een uur op en neer te rijden, is háár probleem. Ook tijdens de Kerstdagen en op haar verjaardag eind december krijgt ze geen toestemming om een paar uur met haar zoons door te brengen. Vier maanden lang ziet ze zo haar kinderen niet.

De nieuwe woonsituatie van de jongens blijkt minder „veilig en stabiel” dan door JBB is voorzien. Omdat de vader voor zijn werk dagen- en nachtenlang van huis is, komt de zorg vooral neer op zijn vriendin, die een baan en twee kinderen heeft. De broers laten „moeilijk gedrag zien”, blijkt uit correspondentie tussen de jeugdbeschermers en het gezin. Ze willen niet naar buiten en doen weinig anders dan gamen. Hulp krijgt ook dit gezin niet. De vriendin raakt overspannen. Op 11 april 2017 vraagt JBB de rechtbank met spoed toestemming om de kinderen één keer per maand in een logeerhuis onder te brengen, zodat „vader en partner tot rust kunnen komen”.

Marieke krijgt hier niets van mee. In mails over de moeilijkheden bij haar ex-man wordt zij niet ge-cc’d. Bij een zitting van het gerechtshof over de uithuisplaatsing eind april, rept de jeugdbeschermer met geen woord over de problemen die al sinds december spelen. Sterker nog: ze schetst – waar ook Marieke bij is – een compleet ander beeld, zo blijkt uit het proces-verbaal. „Er is sprake van een positieve groei”, zegt de jeugdbeschermer. De kinderen moesten even wennen, maar gaan inmiddels structureel naar school. „Het ritme zit er goed in. Ze gaan nu hobby’s oppakken en naar sport en naar zwemlessen.”

Crisispleeggezin

Maar anderhalve maand later, halverwege juni, haalt de werkelijkheid het verhaal van Jeugdbescherming Brabant in. JBB vraagt de kinderrechter nu toestemming om de broertjes bij hun vader weg te halen. Ook hier is niet langer sprake van een „veilige opvoedsituatie”, schrijft JBB. De vader en zijn vriendin „krijgen het niet meer georganiseerd” voor de jongens te zorgen. In allerijl worden ze naar een crisispleeggezin gebracht, opnieuw zonder dat Marieke het weet.

Nadat ze het heeft gehoord, is de maat vol voor Marieke. De kinderen zijn wel uit huis geplaatst, maar ze is nog steeds een ouder met wettelijk gezag. Ze dient een aantal klachten in bij Jeugdbescherming Brabant. De jeugdbeschermer, vindt ze, heeft het gerechtshof onjuist geïnformeerd door tijdens de zitting in april niets te zeggen over de problemen in het gezin van haar ex-man. En waarom wordt niet onderzocht of de kinderen terug naar haar kunnen, zoals de rechter heeft opgedragen?

Op 26 juni 2017 krijgt ze antwoord op die vraag. Jeugdbescherming, zo wordt duidelijk tijdens een rechtbankzitting, is niet van plan de kinderen bij haar te laten terugkeren. Althans, niet voordat Marieke meewerkt en „openheid van zaken” over haar psychische gezondheid geeft. Marieke begrijpt er niets van. Hoezo openheid van zaken? In november heeft Pro Persona, de ggz-instelling die haar behandelt, verklaard dat haar gedrag bij hun weten „geen invloed heeft op de veiligheid” van de kinderen. In februari had JBB een gesprek met haar behandelaar, in maart heeft hij aan de telefoon nog eens bevestigd dat zij haar afspraken nakomt en een psycholoog ziet. Wat heeft JBB nog meer nodig? Bij de rechter vertelt ze over haar frustraties. Waarom wordt ze niet meer betrokken? Waarom krijgt ze geen hulp?

De commissie stelt vast dat doordat niet met voortvarendheid de omgangsregeling is hervat en JBB ondanks positieve evaluaties, niet tot uitbreiding in uren en of frequentie is overgegaan, klaagster ook geen mogelijkheden had om, met behulp van opvoedondersteuning, aan de opdracht van de rechtbank om een stabielere opvoeder te worden, te werken.

Eerste uitspraak Klachtencommissie Jeugdbescherming Brabant, 25 maart 2018

Terwijl Marieke in de loop van 2017 langzaam opkrabbelt, daalt het besef van de afwezigheid van haar zoons pas echt in. Ze neemt al een tijdje medicatie en gaat trouw naar haar afspraken bij Pro Persona. In een plan dat ze voor Jeugdbescherming opstelt om haar kinderen weer terug te kunnen krijgen, schrijft ze: „Ik maak me eindeloos zorgen over hoe het nu met ze gaat. Of [de oudste] het wel redt. Hoe het gaat op school. Of de pleeggezinnen wel lief en steunend voor ze zijn. Wat ik wel of beter niet kan schrijven op de kaartjes die ik ze stuur.”

Dat er door JBB op 15 december 2017 wordt ingezet op opvoedondersteuning, maar er buiten dat naar klaagster toe geen enkele actie wordt ondernomen, vindt de commissie onbegrijpelijk en onzorgvuldig gezien de beschikking van 9 oktober 2017.

Tweede uitspraak Klachtencommissie Jeugdbescherming Brabant, 5 december 2018

Slecht voorgevoel

Begin februari 2018 reist Marieke met pijn in haar buik af naar het kantoor van Jeugdbescherming Brabant. Vandaag hoort ze of JBB werk gaat maken van de terugkeer van haar jongens. Ze heeft de laatste weken veel gedaan om te voldoen aan de eisen van Jeugdbescherming. Ze heeft een veiligheidsplan gemaakt, waarin ze uitgebreid heeft opgeschreven hoe ze met hulp van haar omgeving haar psychoses onder controle houdt. JBB heeft de psychiatrisch verpleegkundige alles mogen vragen over haar geestelijke conditie. Vlak voor de kerstvakantie heeft ze zelf een overleg geregeld met allerlei hulpverleners om vaart achter de zaak te zetten. Ze zal vandaag ook haar nieuwe jeugdbeschermer ontmoeten - misschien krijgt ze met haar een betere relatie.

Toch heeft Marieke een slecht voorgevoel. De afgelopen dagen heeft ze een paar keer gevraagd of ze het besluit van Jeugdbescherming van tevoren mag lezen. Dan kan ze zich goed op het gesprek voorbereiden. Maar hoewel het document klaarligt, weigert haar nieuwe jeugdbeschermer het op te sturen.

Tijdens het gesprek begrijpt ze al snel waarom. Jeugdbescherming Brabant heeft besloten „niet in te zetten op terugplaatsing van [de kinderen] bij moeder”. Marieke, zo vindt JBB, „heeft veelal een strijdende houding richting JBB” en „bagatelliseert vaak” de problemen van haar zoons. „Het is van belang dat [de kinderen] zich richten op een toekomst in een pleeggezin, waarbij er een fijne en duidelijke omgangsregeling met beide ouders is”, staat in het besluit.

Het benoemen van de tegenwerpingen van klaagster als bagatelliseren, vindt de commissie niet zorgvuldig jegens klaagster. Immers klaagster benoemt ook nadrukkelijk wat de kinderen allemaal hebben meegemaakt en welke impact dit op hen heeft gehad.

Tweede uitspraak Klachtencommissie Jeugdbescherming Brabant, 5 december 2018

Het voelt voor Marieke als een overval. Ze heeft juist geprobeerd te doen wat Jeugdbescherming haar vraagt, hoe onduidelijk en onterecht ze het soms ook vond. Nu wordt ze weggezet als hopeloos geval. Het maakt haar radeloos. Wat kan ze nog meer doen? Wat het nog nijpender maakt: het gaat niet goed met haar oudste zoon. Eind november is hij met spoed weggehaald bij zijn pleeggezin, na een reeks extreme woedeaanvallen. Inmiddels zit hij in een behandelgroep in Limburg. „Hij is vaak erg moe”, schrijven zijn begeleiders. „Ook heeft hij veel heimwee naar familie.”

Excuusbrief

Eind maart 2018 krijgt Marieke weer een sprankje hoop – of op zijn minst erkenning dat ze niet gek is. De onafhankelijke klachtencommissie van JBB heeft na negen maanden de stukken gelezen, haar en de jeugdbeschermers gehoord, en geeft Marieke op bijna alle punten gelijk.

De jeugdbeschermer heeft de problemen van de kinderen bij hun vader expres verborgen voor Marieke én het gerechtshof, oordeelt de commissie. Waarom dat gebeurde blijft onduidelijk: op vragen van NRC hierover geeft JBB geen antwoord. Bij het regelen van begeleiding voor de ontmoetingen tussen Marieke en haar zoons was Jeugdbescherming „onvoldoende actief”, waardoor ze elkaar bijna vier maanden niet hebben kunnen zien.

Belangrijker nog: de klachtencommissie steunt Marieke in haar verwijt dat JBB niets heeft gedaan om haar te helpen haar zoons terug te krijgen. Door de omgangsregeling „ondanks positieve evaluaties” niet uit te breiden, heeft de jeugdbeschermer Marieke de mogelijkheid ontnomen „een stabielere opvoeder te worden”. De verdediging dat er niet genoeg inzicht was in de psychische gesteldheid van Marieke, klopt volgens de commissie niet. Mariekes therapeut had immers eind 2016 én begin 2017 al behandelinformatie gedeeld met Jeugdbescherming, „dat verder onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat zij nog meer wil weten”. Dat deed JBB pas eind 2017, waarna Marieke die informatie direct leverde.

Zo heeft de gezinsvoogdijwerker niet actief gekeken naar de mogelijkheden voor terugplaatsing bij de moeder, staan er in het opvoedbesluit onjuistheden en suggestieve opmerkingen en heeft de moeder niet de kans gehad de punten die hebben geleid tot het beperken van de omgang te verbeteren.

Uitspraak kinderrechter, 14 januari 2019

Nu ze gelijk heeft gekregen zal het anders worden, denkt Marieke. Maar het tegenovergestelde gebeurt. Ze krijgt excuses van een directeur van Jeugdbescherming, maar uit de excuusbrief blijkt óók dat JBB bij haar besluit blijft: de instelling houdt vol dat Marieke niet genoeg inzicht geeft in haar psychische gesteldheid, en dat het daarom terecht is dat niet wordt ingezet op terugplaatsing.

Als Marieke vraagt wat ze moet doen om dat inzicht wél te geven, krijgt ze ontwijkende antwoorden, zo blijkt uit een mailwisseling met de jeugdbeschermer uit die tijd. Die heeft geen zorgen over Mariekes stabiliteit „op dit moment”, maar vindt het toch erg lastig „om de mate van stabiliteit concreet te krijgen in de algemene zin”. Op de vraag van Marieke of de jeugdbeschermer weer met de verpleegkundige wil spreken, schrijft de jeugdbeschermer dat hiervoor „geen concrete noodzaak is”.

Toch zal diezelfde jeugdbeschermer maanden later bij de rechtbank wéér zeggen dat ze „slechts beperkt op de hoogte is van de psychische mogelijkheden van de moeder, omdat zij daarvoor geen informatie wil delen”.

Alles wijst erop dat Jeugdbescherming niet van Mariekes hulpverleners wíl horen wat ze al meer dan een jaar lang zeggen: dat Marieke in therapie is, haar medicatie trouw neemt, dat er geen psychotische klachten meer zijn en dat „de kans op recidive klein is”. Jeugdbescherming „lijkt niet te luisteren”, schrijft een hulpverlener in een mail.

Het feit dat zij denkt dat zij de kinderen kan opvoeden is toch geen reden om te zeggen dat zij geen stabiele opvoeder is?

Procesverbaal rechtbankzitting, 17 december 2018

Intussen vertellen jeugdbeschermers de twee broers, inmiddels zeven en negen jaar oud, dat ze nooit meer bij hun moeder zullen wonen. Het is in het belang van de kinderen, vindt JBB, dat ze duidelijkheid krijgen. JBB vraagt de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek te doen naar een zogenaamde gezagsbeëindigende maatregel. Ouders mogen dan niets meer over hun kinderen bepalen, ook niet of en hoe ze hun kinderen nog mogen zien.

Marieke krijgt van JBB een „bindende aanwijzing” dat ze moet werken aan „emotionele toestemming” om haar kinderen ergens anders dan bij haar te laten opgroeien. Hun vader heeft die toestemming al gegeven.

Nog steeds mag ze nauwelijks bij haar kinderen zijn. Ze ziet hen bij de instelling waar de oudste zoon woont, altijd in het bijzijn van een medewerker. Op 14 juni 2018 worden de bezoeken – die in mei net waren uitgebreid naar twee uur per twee weken – weer teruggebracht naar twee uur per maand. Marieke wordt verweten dat ze bij de bezoekjes te veel snoep meebrengt, en vies speelgoed. Dat ze niet genoeg grenzen stelt. Dat ze op de afgesproken tijd niet uit zichzelf weggaat, een keer zonder begeleiding naar de kamer van haar oudste zoon is gelopen en dat ze hem soms appjes stuurt.

Marieke is verbijsterd: de begeleiders hebben haar wel eens verteld dat ze te veel snoep meeneemt. Maar die appjes vond iedereen prima, en over die andere klachten hoort ze voor het eerst. Waarom vertellen ze haar niet gewoon dat die dingen niet mogen, zodat ze de kans krijgt zich te verbeteren?

Eind juli dient Marieke hierover een tweede klacht in. Terwijl ze op de behandeling daarvan wacht, krijgt ze een nieuwe klap.

De commissie is het met klaagster eens dat zij ten onrechte niet de kans heeft gekregen zich te verbeteren op de punten die de jeugdzorgwerker in het gesprek aangaf en de commissie acht dit onzorgvuldig zowel jegens klaagster als jegens de kinderen.

Tweede uitspraak Klachtencommissie Jeugdbescherming Brabant, 5 december 2018

Uit het ouderlijk gezag

Marieke moet definitief uit het ouderlijk gezag worden gezet, schrijft de Raad voor de Kinderbescherming op 11 september 2018. „Moeder heeft zich niet ontwikkeld tot een stabielere opvoeder [...] Het is voor moeder niet mogelijk gebleken binnen een aanvaardbare termijn de zorg en opvoeding van [de zoons] op zich te nemen” en er is geen „noodzakelijke verbetering” geweest.

Het zit de Raad dwars, zo blijkt uit het besluit, dat Marieke haar kinderen terug wil. Dat ze daarover strijd voert met Jeugdbescherming is „belemmerend”, „gaat ten koste van haar band met de kinderen” en laat zien dat ze „onvoldoende oog [heeft] voor de belangen en ontwikkelingsvragen” van haar zoons.

Anders gezegd: dat Marieke alles doet om haar kinderen terug te krijgen, werkt tegen haar. Het bewijst voor de Raad dat ze juist níet terug mogen. De uiterst kritische uitspraak van de klachtencommissie uit het voorjaar – dat juist JBB Marieke de mogelijkheid ontneemt een betere opvoeder te worden – speelt in het Raadsrapport geen rol.

Hoewel de Raad als belangrijkste adviseur van de kinderrechter wettelijk verplicht is zelfstandig feitenonderzoek te doen, baseren de Raadsonderzoekers zich grotendeels op het verhaal van JBB. Ook tekent de Raad cruciale informatie van de psychiatrisch verpleegkundige die Marieke helpt bij haar therapie onjuist op, en telkens in Mariekes nadeel, zo blijkt uit een mailwisseling waarin de verpleegkundige de concepttekst corrigeert.

Marieke vindt dat Jeugdzorg haar behandelde als vijand. „Ik was gewoon kritisch.”

Eén voorbeeld: de Raad schrijft „de [hulpverlener] noemt dat moeder in een bepaalde mate een persoonlijkheid heeft, waardoor contact soms niet goed of moeizaam van de grond komt”. De hulpverlener streept dat door en schrijft: „Het lijkt volgens de [hulpverlener] soms of de redenen waarom destijds de kinderen uit huis zijn gehaald en bij de vader geplaatst zijn uit het oog verloren zijn. Het lijkt meer te gaan over de samenwerking tussen JBB en moeder die moeizaam verloopt door wederzijds wantrouwen.”

Er is maar één kritiekpunt van de Raad dat inhoudelijk gaat over Mariekes moederschap. Door haar gedrag tijdens de bezoeken heeft ze haar kinderen belast. In het Raadsrapport staan de volgende voorbeelden: „Voorstellen naar de stad te gaan, waarop [de jongste zoon] heel enthousiast reageert terwijl dit niet mogelijk is”. „De afspraak is bijvoorbeeld dat er geen snoep of teveel spullen/geld meegenomen wordt en dat blijft ze toch doen.” En: „Moeder legt regelmatig haar eigen emoties in het contact met [de oudste zoon] en roept daardoor emoties bij hem op die hij niet kan hanteren.”

Marieke begrijpt weinig van die kritiek. Ze kan zich herinneren dat ze één keer heeft voorgesteld om eropuit te gaan, het leek haar na maandenlang in de instelling afspreken oprecht een goed idee. Blijkbaar voelde de begeleider die erbij was zich toen onder druk gezet. En ja, haar oudste zoon heeft overgewicht, maar ze vindt het belachelijk dat zij daarom niet één keer per maand een zakje snoep van 75 cent mag meenemen. En die emoties? Huilen of boos worden doet ze nooit. Wel knuffelt ze haar oudste graag en zegt ze dat hij het goed doet. Is dat „te belastend”?

‘Onbegrijpelijk en onzorgvuldig’

Voor Marieke staat eind 2018 alles op het spel. In de week voor Kerst moet ze naar de kinderrechter om daar de dreigende gezagsbeëindiging tegen te houden.

De tweede uitspraak van de klachtencommissie van Jeugdbescherming Brabant, die een week voor de rechtbankzitting op haar deurmat valt, komt voor haar als een geschenk uit de hemel. Jeugdbescherming heeft „geen enkele actie ondernomen die mogelijk zou kunnen leiden tot een voor klaagster positief besluit”, over terugplaatsing van de kinderen. „Onbegrijpelijk en onzorgvuldig”, schrijft de klachtencommissie.

De klachtencommissie laat niets heel van het beeld dat Jeugdbescherming al jaren binnen en buiten de rechtszaal van Marieke verspreidt. Dat ze „een strijdende houding heeft naar JBB, de vader en hulpverleningsinstanties”, klopt niet. Het is de vader die zo min mogelijk contact wil over de kinderen, en Marieke werkt juist goed samen met de hulpverleningsinstanties. Dat ze geen toestemming geeft voor de plaatsing van haar jongste zoon in een langdurig pleeggezin kan je haar niet kwalijk nemen, schrijft de commissie. Ze wil hem immers zelf thuis hebben. En dat ze klaagt over JBB „zou geen rol mogen spelen” bij het beoordelen of ze haar kinderen terugkrijgt – maar volgens de klachtencommissie weegt dat nu wel degelijk mee.

Dat JBB Marieke verwijt met „niet passende oplossingen” te komen, snapt de commissie ook niet. Het is juist Jeugdbescherming die moeder vraagt in noodgevallen oplossingen aan te dragen, en Marieke doet haar best. Dan mag JBB haar niet verwijten dat het geen goede oplossingen zijn. Dat ze de problemen van haar kinderen bagatelliseert, zoals Jeugdbescherming zegt, is volgens de commissie onjuist. Ze wil gewoon dat jeugdbeschermers hun besluiten goed uitleggen, en is het daar dan vaak niet mee eens.

Gewapend met dit bewijs dat het verhaal van Jeugdbescherming rammelt, vindt Marieke eindelijk gehoor bij de kinderrechter.

‘Fors nalaten’

Zowel JBB als de Raad voor de Kinderbescherming komen slecht voorbereid op de zitting waar ze Marieke permanent het gezag over haar kinderen willen afnemen. Al improviserend proberen ze zich er doorheen te slaan, zo blijkt uit het proces-verbaal van de zitting en het uiteindelijke vonnis.

De vertegenwoordiger van JBB blijkt het zelf aangevraagde rapport van de Raad voor de Kinderbescherming niet te kennen. Mariekes jeugdbeschermer is bij een andere vestiging gaan werken, en een nieuwe is er nog niet.

Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van een fors nalaten aan de zijde van de gezinsvoogdijwerker om de mogelijkheden van thuisplaatsing van de kinderen bij de moeder actief en grondig te onderzoeken.

Uitspraak kinderrechter, 14 januari 2019

Hoe kan het, vraagt de rechter, dat de Raad de kritische uitspraken van de klachtencommissie over Jeugdbescherming niet heeft meegewogen? Een antwoord heeft de vertegenwoordiger van de Raad niet. Nu heeft de Raad ze wél gelezen – omdat Marieke ze voor de zitting naar de rechtbank stuurde. Dat de beslissingen van Jeugdbescherming niet zorgvuldig genomen zijn, „daar schrik ik wel van”, zegt de aanwezige Raadsmedewerker. „Ik denk dat ik het verzoek [tot gezagsbeëindiging, red.] moet intrekken.”

Maar ook „los van de klachtenuitspraken” vindt de rechter het Raadsonderzoek niet deugen. Er is ook door de Raad niet „zorgvuldig onderzocht” of de kinderen terug kunnen naar de moeder. En de onderbouwing om Marieke het gezag over haar kinderen te ontnemen, rammelt. „Het feit dat zij denkt dat zij de kinderen kan opvoeden is toch geen reden om te zeggen dat ze geen stabiele opvoeder is? Dat is een cirkelredenering.”

„Ik kan u wel volgen”, zegt de medewerker van de Raad.

Ook Jeugdbescherming krijgt ervan langs: „Er is sprake van een fors nalaten. De mogelijkheden van thuisplaatsing zijn niet deugdelijk onderzocht.” De nog aan te stellen jeugdbeschermer, moet dat volgens de rechter nu wel gaan doen, „grondig en onbevooroordeeld”. Onderdeel daarvan is volgens de rechter „uitgebreidere bezoekcontacten met observaties waar verslagen van worden gemaakt”.

Ondanks de opdracht van de rechter zal Jeugdbescherming Brabant het uitbreiden van de ontmoetingen tussen Marieke en haar kinderen in het jaar dat volgt blijven tegenhouden.

Hoofd- en buikpijn

De jongste zoon van Marieke krijgt in het voorjaar van 2019 steeds vaker hoofd- en buikpijn. Hij frummelt nerveus aan zijn kleren, wordt sneller boos. Nu de broers te horen hebben gekregen dat ze misschien tóch naar hun moeder terug kunnen, merken hun begeleiders dat ze onrustiger zijn. De oudste vertelt dat hij graag weer thuis wil wonen. Op Google Streetview bekijkt hij de buurt van Mariekes nieuwe huis. Maar dat zijn toekomst weer onzeker is, levert hem stress op.

Begin 2019 dringt Marieke aan op een snelle uitbreiding van de ontmoetingen met haar zoons. De rechter heeft toch gezegd dat dit de weg is naar een eventuele terugkeer? Bovendien, de straf van een halvering van de omgangsuren die Marieke halverwege 2018 van Jeugdbescherming kreeg, is volgens de klachtencommissie onterecht.

In haar nieuwe huurhuis richt Marieke een kinderkamer in. Ze heeft een juridische baan gevonden bij de universiteit, elke maand zet ze voor haar zoons geld opzij. Maar Jeugdbescherming beweegt niet. „De omgang zal veranderen op het moment dat [het onderzoek naar terugplaatsing] start, en niet eerder”, schrijft alweer de vierde jeugdbeschermer. Ze doet er vijf maanden over om een instelling met tijd en de juiste ervaring voor het onderzoek te vinden, en toestemming van de gemeente te krijgen om het onderzoek daar te laten doen. Maanden waarin de jongens steeds onrustiger worden.

Voor Marieke is eindelijk opvoedondersteuning geregeld. Mies Luijkx, de medewerker van de Gelderse zorgorganisatie Pluryn die samen met een gedragswetenschapper moet helpen een hechtere band te creëren tussen Marieke en de kinderen, wordt gewaarschuwd dat het moeilijk is met haar samen te werken, dat haar huis niet schoon is en bezoeken daar dus niet kunnen plaatsvinden.

Haar ervaring is anders, blijkt uit een verslag van Entrea – de jeugdzorginstelling die inmiddels de terugkeer van de jongens onderzoekt. Bij het eerste gesprek met Pluryn lijkt Marieke weliswaar „wat kil, stug en afstandelijk”, maar al snel begrijpen ze waarom: Marieke wordt door de jeugdbeschermers nauwelijks geïnformeerd of geconsulteerd over gebeurtenissen en besluiten. De medewerkers van Pluryn zien dat Marieke wél wil luisteren, een realistische kijk heeft op haar problemen en initiatief neemt er wat aan te doen. En haar huis is altijd „schoon en opgeruimd”. Juist JBB, zo ervaren ze bij Pluryn, is ongrijpbaar. Het is onduidelijk wie beslissingen neemt en afspraken worden niet altijd nagekomen.

Mies Luijkx herinnert zich een onmogelijke situatie. „Ik werd gevraagd samen met Marieke te kijken naar mogelijkheden om de bezoekregeling uit te breiden, maar dat doel is absoluut niet behaald”, zegt ze tegen NRC. „Als een van de kinderen een nieuwe broek nodig had en Marieke voorstelde dat te regelen, was daar geen ruimte voor. Het zou volgens JBB te veel zijn. Dat stond dus haaks op de hulpvraag.”

Het leek, zegt Luijkx, alsof Marieke niet werd gehoord door JBB. „Ze wilde alles doen wat nodig was voor een fijne en goede relatie met haar kinderen. Ze was het alleen niet overal mee eens. Ze is een hoogopgeleide vrouw met een goed stel hersens en ze is kritisch. De jeugdbeschermers leken daar niet goed tegen opgewassen. Ze hielden vast aan het plan dat er lag: het ene kind in een pleeggezin, de ander in een behandelgroep.”

Terwijl het onderzoek naar terugplaatsing loopt, gaat het met de jongste zoon in de zomer van 2019 bergafwaarts. Hij heeft zulke heftige woede-uitbarstingen dat zijn pleeggezin het nauwelijks meer aankan. De therapie die hij maanden geleden al had moeten krijgen om hem te helpen met zijn emoties om te gaan, komt niet van de grond omdat de verantwoordelijke gemeente geen contract heeft met de daarvoor aangewezen organisatie.

Halverwege juli blijkt de stress te groot voor de jongen. Het onderzoek naar waar hij moet opgroeien wordt stopgezet. Een paar weken later, na weer een woedeaanval, geeft het pleeggezin op. Onder het mom van vakantie gaat hij logeren bij zijn tante, Mariekes jongere zus.

Het gedwongen afscheid van het pleeggezin – een „zeer pijnlijke, zo niet traumatische” gebeurtenis, zo mailt de jeugdbeschermer de betrokkenen – verloopt uiterst chaotisch. Het slechte nieuws moet bij Mariekes zus thuis door de pleegouders worden verteld, zodat zij waardig en liefdevol afscheid kunnen nemen. Maar de jeugdbeschermer vergeet de zus, Marieke én haar ex-man van het geplande gesprek op de hoogte te brengen.

Op zondagmiddag stuurt de pleegmoeder de zus van Marieke een WhatsApp-bericht:

„Ik heb van pleegzorg begrepen dat we morgen een afspraak hebben. Maar jij weet dus van niks?”

„Nee. Waar hebben we de afspraak dan?”

„Bij jou thuis.”

Een dag later laten de pleegouders weten dat ze niet meer komen – ze zitten er doorheen. Het is nu aan de jeugd- en pleegzorgwerkers om de jongste zoon te vertellen dat hij niet echt op vakantie was bij zijn tante, en dat hij zijn pleeggezin, oude school en vriendjes nooit meer zal zien. Hij hoort dan ook dat JBB hem in een behandelgroep in Limburg wil plaatsen die gespecialiseerd is in ernstige gedragsproblemen, om hem te stabiliseren. Marieke, door haar zus gewaarschuwd, komt ook naar de afspraak. Ze wil haar zoon steunen, maar van de jeugdbeschermer mag ze niet naar binnen en dus blijft ze bij het raam staan.

begin 2021

Epiloog

Marieke zet snel een online les aan voor haar zoon en komt dan naast haar zus op de bank zitten. Die diept een stapel papier op uit haar tas, het zijn boze mailwisselingen met Jeugdbescherming uit 2019. Toen Mariekes zus zelf partij werd, zegt ze, kreeg ze pas door hoe groot de „desinteresse” was bij JBB. „Jarenlang mocht ik mijn neefjes nauwelijks zien, maar toen het misging met mijn neefje in het pleeggezin moest ik hem wel ogenblikkelijk ophalen. Waarna een nieuwe jeugdbeschermer doodleuk zei: ‘Het is eigenlijk niet goed dat hij bij jou is, daar is helemaal geen onderzoek naar gedaan’.”

Ze kijkt opzij naar Marieke. „En ik heb al die tijd gedacht dat jij tegenwerkte.”

Eind 2019 was het eindelijk zover: het onderzoek naar de terugkeer van de kinderen was klaar. Als alles goed bleef gaan, schreef Entrea, konden beiden weer naar Marieke. De jongste (10), kwam, al duurde dat nog driekwart jaar. De oudste, inmiddels twaalf, is alleen thuis in de weekenden. Binnenkort moet hij in een pleeggezin gaan wennen aan het leven buiten een instelling.

Dit huurhuis, deze achterstandswijk – het is niet de plek waar ze wil zijn, zegt Marieke. Na zoveel grote, nare momenten, zijn het vooral kleine dingen die haar een beetje gelukkig maken – bijvoorbeeld als ze haar zoons diep in de nacht nog hoort kletsen. „Eigenlijk zou ik dan moeten ingrijpen, maar dat doe ik niet.”

Ze begrijpt niet waarom ze zo lang als vijand is gezien. „Ik heb altijd begrepen dat een uithuisplaatsing bedoeld is om te stabiliseren en te onderzoeken wat nodig is. Als je het zwaarste middel in de jeugdzorg inzet, vind ik, moet je kijken: is dat nodig? En hoelang moet het duren? Dat werd gezien als een strijdende houding. ‘Moeder werkt niet mee.’ Maar ik was gewoon kritisch.”

„Dat jij je kinderen niet meer zou zien, is nooit mijn bedoeling geweest”, zegt haar zus. Jeugdzorg erbij halen was „een van de moeilijkste dingen” die ze ooit deed. Ze had gehoopt dat haar neefjes rust zouden krijgen – en Marieke hulp bij het oppakken van haar leven. Die hulp, vindt Marieke, heeft ze nooit gekregen. Integendeel. Door alle rechtszaken kwam ze „zwaar” in de financiële problemen, ze heeft nog een rekening van 10.000 euro openstaan bij haar advocaat. En nog steeds wordt er van alle kanten getrokken aan haar en de kinderen. „We hebben allemaal stress. Het was een moeilijke situatie in 2016, maar nu is het 2021 en zijn we eigenlijk geen steek verder.”

Fotografie: Annabel Oosteweeghel