Het demissionaire kabinet trekt dit jaar 613 miljoen euro uit voor gemeenten om de acute problemen in de jeugdzorg op te lossen. Het is de bedoeling dat de gemeenten het geld onder meer gebruiken om de wachttijden weg te werken en de zogeheten crisiscapaciteit in de jeugd-ggz uit te breiden. Dat heeft het ministerie van Volksgezondheid donderdag bekendgemaakt. Het geld komt bovenop de eerder toegezegde 300 miljoen euro voor 2021.
Demissionair staatssecretaris van Volksgezondheid Paul Blokhuis (ChristenUnie) schrijft dat de financiële druk op gemeenten de afgelopen jaren fors is toegenomen. De coronacrisis heeft hieraan bijgedragen, omdat meer jongeren jeugdzorg nodig hebben door de pandemie. Hierdoor zijn in veel gemeenten lange wachttijden voor jeugdzorg ontstaan. Blokhuis hoopt dat het extra geld de gemeenten kan helpen deze wachttijd te verkorten of helemaal weg te werken. In gemeenten waar dit nog niet speelt, moet voorkomen worden dat wachttijden ontstaan.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data68618085-e1cbe5.jpg)
Blokhuis erkent dat het huidige „jeugdstelsel op de lange termijn onhoudbaar is”. Volgens hem moeten grote aanpassingen worden gedaan om de jeugdzorg betaalbaar en „beheersbaar” te maken. Zo vindt Blokhuis dat meer gemeenten een zogenoemde praktijkondersteuner jeugdzorg bij de huisarts moeten aanstellen. Op die manier kunnen meer jongeren bij de huisarts hulp krijgen en is een verwijzing naar de een gespecialiseerde jeugd-ggz niet nodig. Blokhuis stelt dat een volgend kabinet een aantal „fundamentele keuzes” moet maken over het jeugdzorgstelsel in Nederland.
Eind maart schreven Blokhuis en minister Sander Dekker (Rechtsbescherming, VVD) al aan de Tweede Kamer dat zij het „estafettemodel” van de jeugdbeschermingsketen willen vervangen door een „teammodel”. De bewindslieden schetsten een scenario waarin een lokaal team gedurende de hele periode dat een kind en gezin jeugdzorg nodig heeft, betrokken blijft.
Kosten
In februari schreef NRC dat 120 van de 355 Nederlandse gemeenten geen sluitende begroting hebben kunnen maken voor 2021. Een van de oorzaken van de structurele tekorten zijn de kosten voor de jeugdzorg, die volgens de gemeenten jaarlijks met 7 procent stijgen. Om die te kunnen dekken, hebben gemeenten de lokale belastingen voor afvalstofheffing en onroerendezaakbelasting opgeschroefd.
In 2015 werden gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg door de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (wmo). Sindsdien gaan gemeenten over jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het kabinet koos ervoor het jeugdstelsel te decentraliseren en tegelijkertijd te bezuinigen op het zorgbudget van gemeenten. Uit onderzoek van het Rijk en de Nederlandse Vereniging voor Gemeenten bleek dat gemeenten daarna gezamenlijk jaarlijks 1,7 miljard euro tekortkwamen.
Er kwam veel kritiek op de keuze om het stelsel te decentraliseren: twee jaar geleden constateerden twee inspectiediensten dat de hulp voor jongeren en gezinnen met de meest complexe en zwarte problematiek vaak niet of niet tijdig beschikbaar is. Daardoor komen kwetsbare jongeren op wachtlijsten terecht en gaat hun situatie verder achteruit. Het kabinet erkende destijds dat te veel kinderen niet op tijd hulp kregen, daarom werd er gepleit voor een ander stelsel waarbij gemeenten en aanbieders beter zouden samenwerken.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/11/web-0311binjeugdzorg2jpg.jpg)