Zijn jongeren in coronatijd zielig of kwaadaardig? Het lijkt een vreemde vraag, maar in het debat over de coronamaatregelen staan deze opvattingen recht tegenover elkaar. Het ene kamp ziet vooral dat jongeren erop los feesten en overal afval laten slingeren, het andere vindt ze juist de grootste slachtoffers van de crisis: ze lopen zelf amper risico ernstig ziek te worden, maar worden toch gedwongen hun leven op pauze te zetten.
Het laatste kamp kreeg de afgelopen maanden veel ruimte zijn standpunt te ventileren. In alle media verschenen steunbetuigingen van mensen die sociaal contact essentieel noemden voor de vorming. „Als jongere verken je de wereld, ga je volop verbindingen aan”, schreven psychologen Thijs Launspach en Jessica de Ruiter in het AD.„Het is cruciaal voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling.” In dezelfde krant zei Theo Immers, directeur van een centrum voor stresspreventie, dat de ontwikkeling van jongeren „stagneert”.
Jongerenonderzoeker Marloes Kleinjan merkte in de Volkskrant op dat de lockdown de zelfontplooiing van jongeren in de weg staat. „Sociale contacten zijn heel belangrijk voor je ontwikkeling. Ouderen hebben ook behoefte aan steun en interactie, maar ze hoeven er niet meer van te leren.” Het SCP bevestigde dit in de publicatie Een jaar met corona: „Juist voor jongeren zijn contacten belangrijk voor de ontwikkeling van hun identiteit. Vriendschappen met leeftijdsgenoten tijdens de adolescentie vormen bouwstenen voor succesvolle sociale ontmoetingen later in het leven.”
Ook de jongeren zelf lieten van zich horen. „Dit is de levensfase waarin we ons zouden moeten ontwikkelen en die bepalend is voor onze toekomst”, aldus vijf voorzitters van politieke jongerenorganisaties in het AD.
Uit deze artikelen rijst een helder beeld op van wat de jeugd of adolescentie volgens velen is: een tijd waarin het individu vloeibaar is en zich in de ontmoeting met anderen ontwikkelt. Na zijn 25ste is dat individu dan zo’n beetje af. Maar is dat niet een deprimerende kijk op het leven? Alsof er één tijdvak is waarin je je mogelijkheden mag verkennen, een window of opportunity, waarna je, gevormd en wel, de rit uitzit – zonder al te grote behoefte aan nieuwe mensen of ervaringen.
Je kunt je ook afvragen of het nog wel van deze tijd is: worden jongeren niet steeds later volwassen? Maken veel mensen niet midden in hun leven een drastische wending mee zoals een scheiding of een carrièreswitch? En is het überhaupt wel onze bedoeling om ooit ‘af’ te zijn, met onze nadruk op een leven lang -leren en jezelf opnieuw uitvinden?
Aan de andere kant: voor de meeste mensen zíjn de school- en studietijd een bijzonder spannende en onzekere tijd, waarin ze ontdekken wie ze zijn en hoe ze zich willen verhouden tot anderen. Stel je voor dat ze die tijd op de bank met hun ouders moeten doorbrengen, of alleen in hun studentenkamer, achter Zoom.
De vraag is: leidt deze tijdelijke stilstand alleen tot verveling en irritatie, of ook tot permanente schade? Lopen de jongeren die dit meemaken een achterstand op in hun identiteitsontwikkeling? Want dat is wat de artikelen over het effect van coronabeleid op jongeren suggereren: sociaal contact is voor de gemiddelde jongere niet alleen belangrijker dan voor oudere mensen, maar zelfs cruciaal voor het vormen van een stabiele persoonlijkheid. Vriendschappen zijn niet zomaar leuk, nee, het zijn ‘bouwstenen voor succesvolle sociale ontmoetingen later in het leven’. Kom je niet met anderen in contact, dan ‘stagneert de ontwikkeling’.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/04/data69972349-a78344.jpg|//images.nrc.nl/vFei9KwenE259IW4T0PMjW4TFNE=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/04/data69972349-a78344.jpg)
Illustratie Fien Rijks
De adolescentie is een unieke periode, zeggen ontwikkelingspsychologen. Breed opgevat duurt die periode van je 12de tot je 25ste, ongeveer. In de hersenen is die ontwikkeling te zien, zegt Michiel Westenberg, hoogleraar Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie aan de Universiteit Leiden. „De prefrontale cortex, waar de sociale processen liggen opgeslagen, ontwikkelt zich tot het 25ste levensjaar. Daarna is de plasticiteit van het brein zodanig afgenomen, dat er minder ruimte is voor een echte karakterontwikkeling.”
Wim Meeus, hoogleraar adolescentie aan de Universiteit Utrecht, vertelt: „De adolescentie legt niet alles vast, maar wel een groot deel.” Hij heeft het dan over de „levensvisie en -levensdoelen” van mensen: „Hoe ze met anderen omgaan, maar ook hun maatschappelijke status of positie; wat ze willen met hun opleiding en met werk”.
Wat Meeus omschrijft is de vorming van de identiteit. Het idee dat die in de adolescentie ontstaat, komt van de Deense psychoanalyticus Erik Erikson, die in 1968 met Identity: Youth and Crisis een boek schreef dat zeer invloedrijk zou worden in de ontwikkelingspsychologie. Erikson onderscheidde acht fasen in het leven, elk met hun eigen ontwikkelingsdoel. De vijfde fase was de adolescentie, waarin het individu een besef van een persoonlijke identiteit moet ontwikkelen. Hiervoor is het belangrijk om een idee te hebben van de eigen kracht en zwaktes. Voor de identiteitsvorming is interactie met anderen noodzakelijk, schreef Erikson.
Dit is nog steeds een uitgangspunt in de ontwikkelingspsychologie. Wim Meeus beschrijft bijvoorbeeld het belang van het „proces van sociale vergelijking”. „Je komt als brugpieper op school, dan moet je allerlei dingen gaan doen die je nog nooit hebt gedaan. Dat doe je door af te kijken hoe je klasgenoten dat doen.”
„Je ontwikkelt je identiteit in de interactie met vrienden, die houden je een spiegel voor”, vertelt Andrik Becht. Hij doet aan de Universiteit Utrecht en de Erasmus Universiteit onderzoek naar identiteitsontwikkeling bij adolescenten. „Als zij bijvoorbeeld zeggen: jij bent altijd zo met school bezig, dan kun je denken: ik ben blijkbaar goed in school, dat past bij me.” In de identiteitsontwikkeling staan de vragen ‘wie ben ik’ en ‘wat past bij mij’ centraal, zegt Andrik Becht. „Jongeren denken ook na over welke vrienden bij ze passen. In onze onderzoeken zien we dat deze exploratie zinvol is: een jaar na het actief nadenken over en zoeken naar andere vrienden hadden adolescenten een sterkere identiteit ontwikkeld.”
De identiteitsontwikkeling is belangrijk, zegt Becht, want een zwakke identiteit hangt samen met een scala aan problemen zoals depressie en agressie. „Identiteit is een bron van psychologische veerkracht. Jongeren met een duidelijk zelfbeeld doen het veel beter in alle omstandigheden. Als je onzeker bent over wie je bent, verhoogt dat juist depressieve gevoelens.”
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/04/data69974061-c15cb5.png|//images.nrc.nl/o4cgNdNnUM9FSKIEPTSqHtXEQI4=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/04/data69974061-c15cb5.png)
Illustratie Fien Rijks
Hoe beïnvloeden de coronamaatregelen de ontwikkeling van de identiteit? Dat is niet eenvoudig te bepalen, zeggen de psychologen. „De studies die nu worden gedaan hebben maar één meting”, zegt Wim Meeus. Langlopende studies over het effect van een crisis voor de ontwikkeling van adolescenten kent hij niet. Een crisis als de huidige is te zeldzaam. „Dan moet je terug naar de Tweede Wereldoorlog, of Rwanda na de genocide. Dat is ook een probleem van longitudinaal onderzoek, dat -gebeurt alleen in rijke landen.”
Op basis van wat we wél weten, kunnen de psychologen wel speculeren. Voorlopige conclusie: de ene jongere is de andere niet. „De mate waarin je een sterke identiteit hebt kan veel uitmaken voor hoe je de coronacrisis doorkomt”, denkt Andrik Becht. Van de 13-jarigen heeft ongeveer de helft een sterke identiteit, bij de 20-jarigen is dat rond de 80 procent.
Vooral voor schuchtere jongeren is het een probleem als zij niet vanzelf leeftijdsgenoten -tegenkomen, vermoedt Michiel Westenberg. „Voor sommige jongeren zijn sociale contacten heel makkelijk, die houden ze ook wel als ze niet naar school en de sportclub kunnen. Via de telefoon, of ze zoeken elkaar op. Maar er zijn ook kwetsbare kinderen, voor wie het moeilijker is om contact te leggen. Dat is best een grote groep, ik denk zo’n 20, 25 procent. Zij hebben in het begin minder last van een schoolsluiting, omdat ze dan niet de spanning hebben van het naar school gaan. Maar als ze geen aansluiting hebben, kunnen ze na een tijdje wegzakken in eenzaamheid en depressie.”
„Zoals in elke crisis, worden de zwaksten het hardst geraakt”, zegt ook Wim Meeus. „De meeste jongeren komen goed door de adolescentie. Er is een groep van 10 tot 15 procent die daar meer problemen mee heeft.” Die groep bestaat bijvoorbeeld uit jongeren die onzeker zijn over hun opleidingskeuze of hun verhouding tot leeftijdsgenoten. „Bij de meest kwetsbare jongeren kan deze onzekerheid leiden tot langdurige stress, angst en depressie.”
Maar de grootste groep jongeren, hij schat zo’n 85 procent, zal volgens Meeus „niet blijvend belemmerd worden in hun ontwikkeling”. Minder sociaal contact noemt hij voornamelijk „psychisch ongemak”. De crisis zou zelfs een positief effect kunnen hebben: „Jongeren leren dat de dingen niet altijd gaan zoals je gedacht had. Een beetje weerstand opbouwen lijkt me voor de gemiddelde jongere heel verstandig. Als ik de eindeloze verhalen hoor over: we kunnen niet naar feestjes, niet naar dit, niet naar dat denk ik: dit is ook een periode waarin je jezelf kunt uitvinden en kunt kijken wat er wél kan.”
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/04/data69972346-6232dc.jpg|//images.nrc.nl/uHVKCefcJLcGHrfTKRttpGOW18s=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/04/data69972346-6232dc.jpg)
Illustratie Fien Rijks
Kortom, voor de meeste jongeren is de -coronacrisis weliswaar heel vervelend, maar geen tegenslag die ze nooit meer te boven komen. Goed nieuws voor hen, want het kan niet prettig zijn om steeds te horen dat je ontwikkeling ernstige schade oploopt.
Maar er is nog een reden om op een andere manier te gaan praten over de noodzaak van sociale contacten. Wie vooral het belang voor de ontwikkeling benadrukt, negeert dat sociaal contact een intrinsieke waarde heeft. Vriendschappen zijn niet alleen ‘bouwstenen’, ze zijn ook simpelweg belangrijk omdat ze ons leven leuk en betekenisvol maken. Door alleen in instrumentele termen te spreken over zaken als liefde, vriendschap en nieuwe ervaringen, miskennen we dat die gedurende ons hele leven op dat moment zelf belangrijk kunnen zijn.
Overigens schreef Erik Erikson zelf dat de identiteitsontwikkeling niet stopt na de adolescentie. Erna volgen nog drie fasen, waarin het individu achtereenvolgens worstelt met intimiteit, productiviteit en ouderdom. Al deze fasen hebben weer hun eigen crises, en ook dan is interactie met anderen van belang.
Ook de ontwikkelingspsychologen zeggen dat mensen later in hun leven wel degelijk identiteitsveranderingen doormaken. „Na de adolescentie is onze identiteit stabieler, maar niet onveranderlijk”, zegt Wim Meeus. „Die kan veranderen door allerlei soorten crises die mensen in hun leven kunnen meemaken.” Hij noemt die ‘insnijdende levensgebeurtenissen’. „Stel, je loopt tegen de veertig en je je raakt je stabiele en goed betaalde baan kwijt. Dan moet je jezelf resetten. Je werkidentiteit is dan even weg.”
Ook Andrik Becht noemt dit. „Bij latere crises is het proces van identiteitsontwikkeling best wel vergelijkbaar met dat in de adolescentie, het gaat erom dat je uitzoekt wat bij je past. Alleen het onderwerp is anders. Denk bijvoorbeeld aan ouderidentiteit. Een dertiger die overweegt kinderen te krijgen, kan zich afvragen: past het vaderschap wel bij mij?”
Met andere woorden, ook voor een dolende dertiger of vertwijfelde veertiger kunnen nieuwe ervaringen belangrijk zijn. En ook voor hen is de lockdown een lastige tijd. Het leven mag na de jeugd dan minder volatiel zijn, het komt bepaald niet stil te liggen.