‘En wat moeten we eerst doen?” vraagt Claudia Cardinale, medewerker van de buitenschoolse opvang (bso) Stoer en Robuust in het Zuid-Hollandse Voorburg, aan de kinderen die net zijn aangekomen.
„Buiten spelen!”, antwoorden sommige kinderen.
„Nee, handen wassen!”
„Maar het heeft toch geen zin onze handen nu te wassen als we straks gaan buiten spelen?” merkt Julia op, een mondig tienjarig meisje met een Harry Potter-shirt.
De bso-medewerker en Julia discussiëren even, waarna Julia haar handen gaat wassen.
Op Stoer en Robuust ontmoeten kinderen van vijf verschillende scholen elkaar maandag weer voor het eerst, na de sluiting in december en de maandenlange lockdown. Op Stoer en Robuust zijn zo’n zestig basisschoolkinderen aanwezig – evenveel als op een gewone dag, voor de coronapandemie. Alessandro Lentze, één van de zes medewerkers, vermoedt dat de ouders blij zijn dat de bso’s eindelijk weer open zijn. Ook de kinderen lijken blij. Bij Stoer en Robuust kunnen ze samen eten, spelen, voetballen, zelfs boogschieten op het grote grasveld.
De jonge Dhruv mocht de afgelopen maanden gebruikmaken van de noodopvang bij de bso: „Ik was hier de hele tijd al!”, zegt hij tegen zijn vriendinnetje Lotte.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data69712428-d656bf.jpg)
Toen het kabinet op 13 april bekendmaakte dat de bso’s weer open mochten, moesten managers en directeuren van kinderopvangcentra in alle haast een ‘locatie-specifiek plan’ opstellen voor de heropening. Daarin moest staan welke maatregelen ze zouden nemen om het mengen van kinderen van verschillende scholen zoveel mogelijk te voorkomen.
Kinderen opgedeeld in ‘bubbels’
Op Stoer en Robuust geldt dat kinderen tot acht jaar in de lokalen aan de rechterkant van het gebouw worden opgevangen, en oudere kinderen aan de linkerkant. De kinderen zijn nu opgedeeld in ‘bubbels’, net als op de basisschool. Mondkapjes gebruiken de kinderen en de medewerkers niet. „Uit pedagogisch oogpunt”, verklaart Nanda Meulmeester, manager van Stoer en Robuust. „Kinderen reageren op gezichtsuitdrukkingen; non-verbale communicatie is heel belangrijk voor hen.”
Buiten, op het grasveld, mogen alle kinderen gewoon met elkaar spelen. „Ze zijn in de buitenlucht”, zegt Tine Oudshoorn, de directeur van de kinderopvangorganisatie Vlietkinderen, waar Stoer en Robuust onder valt.
Drie vriendinnetjes praten buiten met elkaar; voor de eerste keer sinds december zijn ze alle drie samen. Ze zitten niet op dezelfde school. De kinderopvang was de enige plek waar ze elkaar konden zien. Sommige kinderen omhelzen elkaar bij het terugzien; het blijkt moeilijk om kinderen uit elkaar te houden – of het nu binnen of buiten is.
Foto’s David van Dam
„Het is hartstikke leuk dat we open mogen, maar de kinderen indelen in bubbels is niet leuk voor hen,” vertelt een andere medewerker, Michen Biesaart. Hij is benieuwd naar hoe de regels er in de praktijk zullen uitzien. „Als je iets op papier hebt, gebeurt dat in de praktijk nooit een op een”, zegt hij. Kinderen zijn nu eenmaal moeilijk te scheiden. „Zo’n regel hoort niet bij een bso. Maar het is niet anders.”
‘Vertrouw op de maatregelen’
Als ouders hun kind komen ophalen, wachten ze geduldig bij de ingang van de bso. De kinderen hebben geen haast. Wouter van Zijl komt zijn zesjarig dochtertje ophalen, met zijn eenjarig zoontje in zijn armen. Hij is blij dat de opvang weer open is, zegt hij, want zo kan hij de aandacht onder zijn twee kinderen gemakkelijker verdelen. Hij is niet bang voor de heropening van de bso’s: „De kinderen zijn allemaal buiten en ik vertrouw op de maatregelen die zijn genomen.”
Dat iedereen zo blij lijkt te zijn op deze naschoolse opvang in Voorburg, neemt niet weg dat het nog steeds een beetje verwarrend is voor de kinderen. Hoewel ze alle maatregelen braaf volgen, blijft de vraag van de tienjarige Julia onbeantwoord: „Waarom zijn er nieuwe regels?”