Op school leren wij dat Rotterdam tot de grootste havens ter wereld behoort en dat Nederland een echte handelsnatie is. Bijbehorende trots komt als vanzelf bij vakken als aardrijkskunde, economie en geschiedenis.
De recente blokkade van het Suezkanaal door containerschip Ever Given moet ons echter aan het denken zetten. Eén vastgelopen containerreus met seksspeeltjes, barbecues, tuinmeubelen en plastic spul van Intertoys en Action aan boord blokkeerde de wereldhandel en creëerde een file van 422 schepen.
De wereldhandel barst langzaam maar zeker uit zijn voegen, met alle gevolgen van dien. Want de blokkade is niet alleen een verhaal van vertraging en economische schade. Het is ook het verhaal van een zwaar vervuilende en snel groeiende industrie die de leefbaarheid van onze wereld bedreigt.
Toen ik begin deze eeuw nog veel zeilde, maakten de gigantische containerschepen indruk, bijvoorbeeld als je de Maasmond bij Hoek van Holland overstak of ingehaald werd op het Kielerkanaal. In 2005 kon het grootste containerschip ter wereld nog ongeveer 10.000 containers meenemen. De Ever Given vervoerde er 20.000 – en is daarmee verre van de grootste. Er varen ongeveer 100.000 vrachtschepen over de wereld, en dat aantal groeit nog ieder jaar.
Kankerverwekkende zwavel
De gevolgen voor milieu en klimaat zijn groot. Zo veroorzaken de schepen veel herrie onder water, wat walvissen en dolfijnen bedreigt omdat het communicatie en jagen bemoeilijkt. Daarnaast wordt er veel vuilnis gedumpt. Ongeveer 40 procent van het afval in de Noordzee komt van schepen die hun afval vaak slecht kwijt kunnen in havens. Ook olie wordt gedumpt, of komt door ongelukken in zee. Verder verspreidt de zeevaart invasieve soorten. De Chinese wolhandkrab bijvoorbeeld kwam per schip naar Hamburg en verstoort nu ecosystemen in de Elbe tot honderden kilometers stroomopwaarts.
Het ergste is de zware stookolie waar de vrachtschepen op varen. Deze smurrie blijft over na de raffinage van ruwe olie en bevat tot wel 500 keer meer kankerverwekkende zwavel dan de maximaal toegestane hoeveelheid voor autobrandstof in de Europese Unie. Aan boord wordt de stookolie verwarmd om het vloeibaar te houden. Het is zulke troep dat het nauwelijks opvalt als er weer eens illegaal chemisch afval in wordt bijgemengd.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data68969048-817ace.jpg)
In 2020 is er een strengere standaard voor zwavel ingevoerd. Zelfs als die effectief wordt omgezet, zorgt vervuilde lucht alsnog voor ongeveer 250.000 doden per jaar (wereldwijd). Er was de laatste tijd terecht veel commotie over de meer dan 6.500 doden die vielen bij de voorbereidingen van een voetbaltoernooi in Qatar. Maar een priemend vingertje naar Qatar is wel wat vreemd, wanneer we tegelijkertijd onbeschroomd trots zijn op ons belangrijke aandeel in de vervuilende internationale scheepvaart.
De scheepvaart stoot ook gigantische hoeveelheden CO2 uit. Net als de luchtvaart valt de scheepvaart niet onder het klimaatakkoord van Parijs, omdat de uitstoot van internationale transport moeilijk aan één land kan worden toegeschreven. Met bijna 2 procent van de wereldwijde emissies is de internationale scheepvaart na China, de Verenigde Staten, India, Rusland en Japan de grootste vervuiler. Bovendien groeit die uitstoot met 2,6 procent per jaar.
Minder scheepvaart
Er lopen tal van initiatieven voor verduurzaming. Vijftien jaar geleden werd er al getest met enorme vliegers die brandstofverbruik zouden reduceren. Ook wordt steeds vaker getest met alternatieve brandstoffen als waterstof en elektriciteit. Europa is hierin koploper. Maar het huidige beleid dwingt te weinig innovatie af. Er wordt door de Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties (IMO) al dertig jaar onderhandeld over het verlagen van de CO2-uitstoot, met beschamend weinig resultaat. Wellicht spelen de nauwe banden met de fossiele-energie-industrie een rol: 19 procent van alle schepen zijn olietankers.
Waar het echt op aankomt, is minder scheepvaart. De ramp met vrachtschip MSC Zoe in 2019 maakte pijnlijk duidelijk wat er zoal de wereld over gaat in containers. Wekenlang spoelde er broekriemen, kussens, afstandsbedieningen, plastic speelgoedpaardjes van het merk My Little Pony en andere troep aan op de stranden van de Waddeneilanden. Die My Little Ponies zijn ook uw Little Ponies: 80 procent van wat wij kopen is minimaal één keer per schip vervoerd. Meestal zelfs vaker: als grondstof, als halffabricaat, als eindproduct, herverpakt, als afval. Er wordt ontzettend veel onnodig heen en weer gesleept, aangejaagd door ons consumenten in een economie waar alles draait om de laagste prijs. Steeds grotere schepen en gebrekkige regelgeving maken het mogelijk.
Een doeltreffend instrument om de vervuiling van de wereldwijde handel aan te pakken is een Europese of zelfs mondiale belasting op CO2-uitstoot voor de scheepvaart. Het meest overbodige goederentransport stopt dan als eerste. Bovendien kunnen de inkomsten worden gebruikt om te investeren in duurzamere scheepvaart en om ontwikkelingslanden te helpen bij het aanpassen aan klimaatverandering. De Marshalleilanden en de Salomonseilanden – beide landen veel afhankelijker van de scheepvaart dan Nederland – hebben bij de IMO recentelijk een CO2-belasting van 100 dollar per ton voorgesteld. Ook Nederland moet zich inzetten voor zo’n belasting – zodat wij ook op lange termijn trots kunnen zijn op Rotterdam en onze handelsgeest.