De advocaat die te ver ging voor de cliënten

Wie: Henriëtte Nakad   

Kwestie: onbehoorlijke praktijkuitoefening

Waar: Raad van Discipline Amsterdam

De Zitting

‘En dat betekent dat zij de rol van klassieke advocaat niet meer kan spelen.” De deken van de Amsterdamse Balie is in het defensief. Zijn tegenspeler vulde op beide zittingen bijna alle spreektijd, rustig en beheerst. Zij verdedigde haar „empathische” en betrokken aanpak als advocaat, ze schetst haar (tevreden) cliënten als bang en onmachtig. De „professionele distantie” die de deken graag ziet, wijst ze af.

Voor de deken is zij te veel actievoerder geworden en te weinig advocaat gebleven. Haar cliënten kunnen haar juridische kwaliteiten niet beoordelen. De deken is ervan overtuigd dat die zo mager zijn dat ze haar praktijk moet sluiten. Hij zag haar op YouTube, kreeg „signalen” uit „het veld”, zag dat zij rechters wraakt alleen omdat die haar tegenpartij het woord gaven. De deken voerde tevergeefs gesprekken met haar. Overigens wraakte de advocate ook de Raad van Discipline, als vooringenomen, maar vergeefs.

Dit tuchtproces sterkt haar in het vermoeden dat ze wordt tegenwerkt. Wat hier gebeurt moet van hogerhand zijn ingefluisterd, zegt ze. Ze vermoedt premier Rutte als aanstichter. Ze zoekt nu bescherming bij Commissie-voorzitter Ursula Von der Leyen in Brussel, waar ze binnenkort ook wordt ontvangen, vertelt ze. Ze schetst een beeld van de jeugdzorg waarin ze geen enkele zaak wint, haar cliënten zich geïntimideerd voelen en waar veel gebeurt dat „geen toeval” kan zijn. Ook met haar zelf. Onlangs nog, een ‘bijna-ongeval’ van haar dochter. Vorig jaar wendde ze zich tot de deken, om hulp en advies. Alle maatregelen die jeugdzorg neemt categoriseert ze als ontvoering of gijzeling.

Op YouTube uit ze vermoedens over corruptie en pedofiele topambtenaren bij justitie en jeugdzorg. Ze zou geen concrete resultaten boeken, waardoor van een „behoorlijke praktijkuitoefening” geen sprake is, vindt de deken. Ze ziet complotten, heeft tunnelvisie en kan geen afstand meer houden, meent hij. In de rechtszaal lucht ze alleen maar de boosheid en frustratie van haar cliënten.

De advocate meent intussen dat de dekenklacht óók verband houdt met de misdadige jeugdzorg. De overheid is de agressor. Wie er niet tegen optreedt „verzaakt zijn aangifteplicht” en is medeschuldig. Ook de rechtspraak. Uithuisplaatsingen ziet ze als een goudmijn, voor een ieder die aan deze „kinderhandel” meedoen.

Op beide zittingsdagen staan enige tientallen medestanders met borden voor de rechtbank. Op haar verzoek is de zitting openbaar en ook te volgen via live stream. De deken baseert zich op „signalen” uit de praktijk, waar hij geen bron voor wil noemen. Hij eist een verbod-op-maat voor haar om ooit nog jeugdzaken te behartigen. Buiten de rechtszaal blijft ze daarin vrij.

Dit tuchtproces sterkt haar in het vermoeden dat ze wordt tegengewerkt

De advocate houdt het intussen voor mogelijk dat de Amsterdamse Orde zélf de signalen heeft georganiseerd „die ik niet mag weten”, waarvoor ze zich nu moet verantwoorden. Terwijl juist de deken zich zou moeten verantwoorden. Namelijk voor het negeren van háár klachten, over de „golf zaken” over Jeugdzorg waaronder zij is bedolven. Over de wijze waarop de Jeugdzorg één van haar cliënten tot zelfmoord bracht, over de enorme onrust over Jeugdzorg. De tuchtprocedure zélf is al een aantasting van haar integriteit als advocaat. En daarmee ook van de slachtoffers voor wie ze zich inzet. Waarna ze de Inquisitie en de „heksenjachten uit de Middeleeuwen” noemt.

De Raad van Discipline wijst drie weken later de eis toe. De advocaat moet binnen een week haar praktijk in jeugdzaken neerleggen. De Raad vindt dat ze niet aan de professionele standaarden voldoet. Ze houdt te weinig afstand, gebruikt kansloze rechtsmiddelen, biedt valse hoop, heeft geen open blik.

Procesdeelnemers: Tuchtrechters: mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. S. van Andel, G. Kaaij, H.C.J.M. Karskens, C. Wiggers Partijen: mr. Evert Jan Henrichs vs. mr. Henriëtte N. Nakad

Ze creëert patstellingen en heeft een dermate diep wantrouwen dat een goed gesprek vaak niet mogelijk is. Ze is ook geen erkend jeugdrechtspecialist, doet niet mee aan intervisie, is autodidact. Ze lijdt verder aan tunnelvisie, is onvoldoende onafhankelijk en opereert vanuit vaststaande oordelen over jeugdzorg en rechtspraak.