Vertrouwen, het thema van het donderdag verschenen jaarverslag van de Raad van State, kon haast niet actueler. Voor een deel is dat keepersgeluk, lacht een woordvoerder. „Toen wij half november gingen nadenken over ons jaarverslag konden wij onmogelijk vermoeden dat het woord ‘vertrouwen’ op ieders lippen zou liggen in het Binnenhof.”
In 2020, zo analyseert de Raad, is het vertrouwen tussen burger en de overheid op de proef gesteld. De wereldwijde coronapandemie leidde tot een groot aantal overheidsmaatregelen die diep ingrepen in de vrijheden van burgers: van het sluiten van de winkels en horeca tot, in januari 2021, het instellen van een avondklok.
De Toeslagenaffaire liet een overheid zien die ouders wantrouwend tegemoettrad, en keiharde sancties oplegde voor kleine administratieve missers. „De wederzijdse vertrouwensrelatie tussen overheid en burger is niet op orde”, zei vice-voorzitter Thom de Graaf donderdag in een toelichting in het Haagse perscentrum Nieuwspoort.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/12/data65504840-27fca8.jpg)
Negatieve rol
Daarbij speelde de Raad van State zelf ook een negatieve rol. Een parlementaire ondervragingscommissie onder leiding van toenmalig Tweede Kamerlid Chris van Dam (CDA) constateerde in december dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in procedures tussen de Belastingdienst en gedupeerde ouders de burger in de kou heeft laten staan.
Die kritiek is „hard aangekomen”, zo schrijft de Raad van State in zijn jaarverslag. In januari kondigde Bart Jan van Ettekoven, hoofd van de Afdeling bestuursrechtspraak, in een interview met dagblad Trouw een zelfonderzoek aan. In dit ‘programma van reflectie’ wil de Raad niet alleen kijken hoe is gehandeld in zaken rond de kinderopvangtoeslag, maar ook op andere rechtsgebieden waarbij burgers in de knel kunnen komen – zoals het vreemdelingenrecht. Deze week nog gaven Nederlandse vreemdelingenadvocaten een zwartboek uit met zestig schrijnende gevallen. Maar de Raad van State wil zo breed mogelijk kijken, zo zei Van Ettekhoven donderdag. De respons, zowel uit de juridische wereld als van burgers, is groot. „Heel veel mensen vinden dat hen ongekend onrecht is aangedaan.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/04/data69613191-b2e547.jpg)
Wetten moeten beter
De resultaten van het ‘programma van reflectie’ worden na de zomer verwacht. In haar jaarverslag doet de Raad van State al een voorzet: de kwaliteit van de wetten die worden aangenomen door het parlement moet beter. De Toeslagenaffaire werd in belangrijke mate veroorzaakt door de politieke wens keihard op te treden tegen fraudeurs. Daarbij was onvoldoende aandacht voor de vraag of de strenge regels in de praktijk op een rechtvaardige manier konden worden gehandhaafd.
„Onduidelijke, rigide en snel veranderende wetgeving kan leiden tot problemen in de uitvoeringspraktijk”, schrijft de Raad van State. Daarbij, zo zei Thom de Graaf donderdag, wordt „te makkelijk” de verantwoordelijkheid doorgeschoven naar uitvoeringsinstanties en de rechter. Daarbij merkte de vice-voorzitter op dat de politiek soms een ambivalente houding aanneemt over de rol die voor de bestuursrechter is weggelegd. In het stikstofdossier waren politici verbolgen over het feit dat de rechter op de stoel van het bestuur ging zitten. In de Toeslagenaffaire werd juist van de bestuursrechter juist verwacht dat onrechtvaardige regelgeving werd gecorrigeerd. „De rol van de rechter moet duidelijk zijn”, zei De Graaf. „Ook voor het parlement.”
Dichtgetimmerd regeerakkoord
Volgens de Raad van State moet de manier waarop in Nederland wetten worden gemaakt „dringend” worden geëvalueerd. Daarbij ligt de bal niet alleen bij de Eerste en Tweede Kamer, maar juist ook bij het kabinet. De Raad van State hamert al langer op de negatieve effecten van een dichtgetimmerd regeerakkoord, waarbij de afspraken tussen de coalitiepartners „één op één in wetgeving gestold moeten worden”.
Een akkoord op hoofdlijnen en een meer dualistische verhouding tussen regering en parlement kunnen leiden tot een betere evaluatie vooraf en dus betere wetten. Dat kan wellicht ook voorkomen dat de politiek na tien jaar „doorgeslagen strenge wetgeving” te veel overhelt naar de andere kant. Thom de Graaf sprak van een „voortdurende slingerbeweging”. Volgens de vice-voorzitter zou er beter in kaart moeten worden gebracht wat de gevolgen voor burgers zijn voordat er nieuwe wetgeving komt. „Een wet moet langer houdbaar zijn dan een paar jaar.”