Opinie

Ik kan mijn werk niet betalen

Literaire vertalers Van het minimumtarief van 6,8 cent per woord kunnen vertalers niet leven, signaleert En veel uitgevers betalen zelfs nog minder.
Foto Mitshu

Zelden werd er zoveel over literair vertalers gesproken als de afgelopen tijd. De discussie over wie de poëzie van Amanda Gormans mag vertalen liet, los van het debat over inclusiviteit, ook de belangrijke rol van vertalers zien. En helaas zal ook die van Amanda Gorman in principe voor een habbekrats moeten werken, net als alle vertalers.

Deze onderbetaling heeft verstrekkende gevolgen. Zelf kan ik, als jonge, academisch opgeleide vertaler, mijn werk soms niet betalen. Ik kan het me namelijk niet veroorloven mijn andere werkzaamheden waarmee ik wél geld verdien zo lang stil te leggen. Je zou zeggen dat ik, uit 1988 en bezig carrière te maken, alle opdrachten en kansen met beide handen aangrijp. Was het maar zo eenvoudig.

Het is ook niet dat ik geen moeite doe, maar mijn pogingen om boeken onder de aandacht te brengen leveren niets op. Zo stelde ik laatst verschillende uitgevers voor om naar aanleiding van mijn vertaling voor literair tijdschrift Terras de internationaal bejubelde roman Malacqua van Nicola Pugliese uit te geven. Maar zij namen zelfs niet de moeite om te reageren.

Zo’n proactieve houding is eigenlijk niet vol te houden als je er nauwelijks iets voor terugkrijgt. Een collega vertelde dat ze 14.000 euro bruto had verdiend met een jaar fulltime boeken vertalen. Ik heb het hier over een ervaren en hoogopgeleide zzp’er. Zij is geen uitzondering. De gemiddelde boekvertaler verdient jaarlijks tussen de 11.000 en 18.000 euro bruto aan honoraria. Ter vergelijking: het sociaal minimum ligt op een kleine 15.000 euro.

Die ondermaatse betaling is van alle tijden. In 1973 zijn literaire uitgevers en de beroepsvereniging voor schrijvers en vertalers weliswaar een modelcontract overeengekomen met een minimumtarief, maar dat contract bieden lang niet alle uitgevers aan. En doen ze dat wel, dan kunnen ze de inhoud daarvan en daarmee het tarief naar eigen inzicht wijzigen. Erger nog, de tarieven stijgen niet volledig mee met de inflatie, alsof het minimumtarief van 6,8 cent per woord nog niet laag genoeg is.

Dat tarief, dat in de praktijk als maximum wordt gehanteerd, is namelijk een hongerloontje: het is wat de vertaler die 14.000 euro bruto verdiende steevast krijgt. En dan is er ook nog een flink aantal uitgevers dat schandalig genoeg nog minder betaalt.

Je kunt als vertaler je werk proberen te financieren door ondersteuning aan te vragen bij het Letterenfonds. Dat kent aan een klein aantal vertalers broodnodige subsidies toe. Maar de beroepsgroep als geheel schiet daar niets mee op. Die is aangewezen op tarieven die op geen enkele manier in verhouding staan tot alle tijd en moeite die een vertaler in zijn werk steekt.

Lees ook: Doet afkomst ertoe bij een goede vertaling?

Vertalen van boeken loont niet

Naar mijn mening komt het vooral hierdoor dat zo weinig afgestudeerde vertalers in de boekenmarkt terechtkomen. Het is een carrière waarin je als beginnend vertaler niet kunt investeren, omdat je elders geld moet zien te verdienen en omdat je weet dat zo’n investering zich nooit zal terugbetalen. Want wie denkt dat het met de jaren beter zal worden, heeft het mis – en misschien is dat nog wel schokkender.

Ook zeer ervaren en gelauwerde vertalers zoals bijvoorbeeld Rokus Hofstede (winnaar van de grote Martinus Nijhoff Vertaalprijs 2021) zijn aangewezen op dezelfde tarieven. Sommigen weten er weliswaar iets bij te onderhandelen in de vorm van geld, tijd of royalty’s, maar zij zijn nog altijd mijlenver verwijderd van een redelijke beloning. Kennis en ervaring worden blijkbaar niet gewaardeerd, ze leggen in elk geval geen gewicht in de schaal.

Het is nogal makkelijk om te zeggen dat dit gezonde marktwerking is. Dat er voor veel talen meer aanbod dan vraag is, komt uitgevers goed uit: met zoveel concurrentie en zulke lage tarieven is het voor vertalers bijzonder moeilijk onderhandelen. Daarnaast is de doorstroom gering omdat er genoeg vertalers zijn die uit financiële noodzaak na de AOW-leeftijd blijven werken. Het gevolg is dat er voor nieuwe vertalers nog minder emplooi is. Zoiets heet geen gezonde markt maar een verrot systeem.

Ik ben niet de enige en zeker niet de eerste die deze schandalige onderbetaling aan de kaak stelt. Dat wij vertalers niet allang massaal met ons werk gestopt zijn, toont wel aan hoezeer wij van ons werk houden. Maar met bevlogenheid alleen vult niemand zijn portemonnee.

Het stoort me daarom al jaren dat er zo weinig over geld wordt gepraat, zowel door vertalers als door beleidsmakers en opleiders. Het gaat hier om de randvoorwaarde voor het voortbestaan van onze vertaalcultuur: voorzien in een normale beloning die vertalers in staat stelt hun werk te doen. Dat is niet veel gevraagd. En het is de plicht van uitgevers.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.