Een biograaf, luidt zo’n beetje de belangrijkste grondregel van het genre, houdt leven en werk strikt gescheiden; hij of zij hoedt zich voor de naïeve misvatting fictie aan te zien voor feit. Niet de jonge Britse romanschrijver en uitgever Alex Christofi, die in zijn nieuwe, ‘intieme’ biografie van Fjodor Dostojevski (1821-1881) – zo meldt hij meteen al in zijn voorwoord– ‘opgewekt’ deze doodzonde begaat. Naast brieven en artikelen gebruikt hij door Dostojevski in romans en novellen verwoorde emoties om de bekende feiten van zijn leven emotioneel in te kleuren. Het biografische relaas is gelardeerd met schuingedrukte citaten, waarin de schrijver zelf lijkt te spreken, maar die citaten kunnen net zo goed uit een brief als uit Misdaad en straf of De idioot afkomstig zijn. De heftigste passages uit de romans zijn, zo rechtvaardigt Christofi zijn methode, altijd terug te voeren op ervaringen van Dostojevski zelf.
Doel is de mens Dostojevski zo dicht mogelijk op de huid te zitten, diep af te dalen in de kolkende vulkaan die zijn gemoedsleven was. De vijfdelige standaardbiografie (ook ingekort tot een kleine duizend bladzijden verkrijgbaar) van de Amerikaan Joseph Frank is magistraal en geldt als niet te overtreffen, maar het leven van de grote Rus wordt door Frank zo uitgebreid sociaal, filosofisch en politiek in zijn tijd en plaats verankerd dat de man zelf regelmatig uit zicht verdwijnt.
Russische lotsbestemming
Met zijn biografisch experiment beoogt Christofi precies het tegenovergestelde. Dostojevski had, stelt hij, een van de roerigste schrijverslevens aller tijden; hij is zelf een van zijn heftigste personages. De feiten van zijn leven kennen we: een ongelukkige jeugd, een moeder die vroeg sterft en een gestoorde boeman als vader die door zijn lijfeigenen wordt vermoord, de doorbraak als literaire belofte met Arme mensen, waarop vrijwel meteen verguizing volgt, opgepakt wegens samenzwering, ter dood veroordeeld, een executie die voor het peloton wordt omgezet in vier jaar Siberisch strafkamp, het leger in, een ongelukkig huwelijk, schulden, armoede, honger, een vernietigende gokverslaving, dode kinderen, epilepsie – het is één lang, slingerend parcours vol angst, ontzetting, woede en berusting, van revolutionair heethoofd tot gepamperd reactionair, eindigend als aanbeden profeet van Russische lotsbestemming.
Dan is er het werk, even woelig als het leven, dat meestal tot stand kwam onder de moeilijkste omstandigheden, verstoord door aanvallen van epilepsie en schuldeisers of censors. Christofi haalt een aantal keer de aanhoudende frustratie van Dostojevski aan, die dacht dat hij tot grotere hoogte had kunnen stijgen wanneer hij in de geriefelijke omstandigheden van zijn generatiegenoten Tolstoi en Toergenjev had verkeerd.
Misschien, maar dan was hij Dostojevski niet geweest. De gekte die door het werk van Dostojevski jaagt, en waar zoveel meer vormbewuste schrijvers en bedaagde wereldverbeteraars hun neus voor ophalen, was helemaal de heftigheid van de schrijver zelf, op wie het leven genadeloos inbeukte en die uit alle macht terugvocht, steeds heen en weer geslingerd door zijn verlangen naar zelfverlies en -vernietiging, en zijn verzengende behoefte aan verlossing.
Het is die heftigheid die steeds opnieuw vooral jonge lezers naar romans als Misdaad en straf en De broers Karamazov trekt en het is die Dostojevski die Christofi tot leven wil roepen. Zijn opvallend korte biografie noemt hij provocatief Dostoevsky in Love, omdat hij Dostojevski’s verlangen naar liefde, en zijn geloof in de liefde als reddende kracht, als rode draad in zijn leven ziet. Het is lust, passie die ons naar beneden haalt en dreigt te vernietigen, het is de onbaatzuchtige liefde voor de ander die ons kan redden.
Onmogelijke minnares
Voor Dostojevski heette zijn redding Anna, de twintigjarige stenotypiste die bij hem aan huis kwam toen hij, om aan een wurgcontract te ontsnappen, in een maand een roman moest schrijven – wat De speler werd. Die korte roman gaat over speelzucht, maar ook over een jonge man die naar de speeltafels vlucht wanneer zijn onmogelijke minnares hem eindelijk haar liefde bekent. Christofi laat mooi zien hoe Dostojevski zelf de onvoorwaardelijke liefde van zijn Anna tot het uiterste op de proef stelt, door steeds opnieuw al zijn en haar geld te vergokken. Wanneer die liefde niet stuk te krijgen blijkt, verliest de roulette voor hem voorgoed zijn aantrekkingskracht. Christofi maakt er een even gruwelijk als fascinerend relaas van.
Niet dat zijn aanpak geen nadelen heeft. Omdat de Russische schrijver zo weinig in zijn tijd en plaats wordt neergezet, komt de denkende, beschouwende Dostojevski er bekaaid af. De reactionaire praat in de feuilletons die Dagboek van een schrijver vormen voert Christofi terug op de vooroordelen van Dostojevski’s tijd, maar het ligt wel wat ingewikkelder dan dat. Zijn stugge panslavisme wordt slechts aangestipt. Zijn weerzin tegen de kille abstracties van revolutionairen, die dood en verderf zaaien uit naam van een nieuwe mens en wereld (‘In de abstracte liefde voor de mensheid heb je vrijwel altijd enkel jezelf lief’), wordt wel genoemd, maar krijgt niet echt reliëf; net als zijn levenslange afschuw van de bedaagde rekenmeesters die denken dat mens en wereld zuiver rationeel te ordenen zijn. Feitelijkheid, zo weet de van hoon vervulde verteller van Aantekeningen uit het ondergrondse (1864) al, gaat de mensheid niet redden.
Dostoevsky in Love is wel even wennen, met al die cursieve zinnetjes door de tekst heen, maar al snel begint het te werken. Je krijgt een volbloed Dostojevski te zien, verscheurd en vol innerlijke tegenspraak, agressief en sentimenteel, liefdevol en larmoyant, volhardend en moedig. Het zelf, schrijft Christofi in zijn inleiding, is slechts een verhaal dat we onszelf vertellen om te begrijpen waarom we doen wat we doen, ‘en in laatste instantie ben ik erop gebrand dat te achterhalen’. Dat is gelukt.