‘Zie je dat bijna iedereen je hier groet? Dat is de dorpse kant van Nieuwegein.” Met socioloog en onderzoeker Stefan Metaal wandel ik door de stad waar ik al bijna mijn hele leven woon. Met 63.000 inwoners mag je Nieuwegein gerust een stad noemen, maar dan toch een met dorps karakter.
We lopen door ruim opgezette wijken vol bakstenen eengezinswoningen met schuine daken. Om de haverklap een plantsoentje, een grasveld, bosjes, een sloot die hier en daar een vijver wordt, een speelplaatsje. Nieuwe steden, new towns, behoren tot de expertise van Metaal, die ook onderzoek deed in Nieuwegein. „Nieuwe steden zijn zowel stedenbouwkundig als sociologisch een groot experiment”, verklaart hij zijn interesse. „Ze zijn stad en dorp tegelijk. Stad vanwege de omvang, het aantal inwoners en de stedelijke voorzieningen zoals onderwijs, sport en theater, dorp vanwege de kleinschaligheid, het groen en de rust van buurten en wijken.”
Met mijn ouders verhuisde ik in 1972 – ik was toen 14 jaar – van een bovenwoning in Utrecht naar een nieuwbouwwijk in Nieuwegein-Zuid waar wij onze felbegeerde eengezinswoning betrokken. Met voor- en achtertuintje en een carport waar mijn vader zijn auto veilig en droog kon parkeren.
Pas een jaar daarvoor, in 1971, waren de gemeenten Jutphaas en Vreeswijk samengevoegd en was de nieuwe gemeente Nieuwegein ontstaan; een groeikern die de woningnood in de Randstad en in het bijzonder in de regio Utrecht moest verlichten.
Ik ben er altijd blijven wonen, ben er getrouwd en heb er kinderen gekregen. Ik ben niet per se trots op mijn woonplaats, maar ik schaam me er ook niet voor. Maar mijn blik is natuurlijk wel gekleurd. Dus heb ik Metaal uitgenodigd om met mij door Nieuwegein te wandelen, zodat hij zijn objectieve, wetenschappelijke blik op de stad kan laten vallen. Wat vindt hij. Is het experiment Nieuwegein geslaagd?
We lopen door de Rijtuigenbuurt, waar straten namen hebben als Arresleedrift en Disselsjeesdrift. Paul van Vliet heeft daar ooit nog een liedje over gemaakt. De boodschap: wat een treurigheid! Metaal wijst op het brede, autovrije pad van gele baksteen dat tussen de keurige eengezinshuizen en wooncomplexen met maisonnettes slingert. „Ruim opgezet, veel groen. Helemaal geen onprettige plek om te wonen.”
In een halve eeuw is Nieuwegein bijna letterlijk uit de grond gestampt. Voor mijn ogen zag ik kale vlakten in razend tempo veranderen in wijken vol eengezinswoningen. Scholen, winkelcentra, sportzalen, een theater, een ziekenhuis. Anno 2021, vijftig jaar na haar ontstaan, is Nieuwegein een complete stad.
De menselijke maat
De opzet van Nieuwegein en andere groeikernen is een reactie op de grootschalige flatwijken zoals die na de Tweede Wereldoorlog aan de randen van de steden verrezen. „Die woonblokken met hun ellenlange galerijen leidden tot vervreemding en anonimiteit. Architecten en stedenbouwkundigen wilden de menselijke maat terugbrengen”, zegt Metaal. „Door slim bouwen en de ruimte optimaal te benutten kon in net zulke grote dichtheden worden gebouwd als in die naoorlogse wijken.”
Mijn eerste jaren in Nieuwegein speelden zich af in mijn wijk, waar ik alle straten kende en waar ik mijn vrienden vond. In andere wijken kwam ik zelden. Dat verbaast Metaal niet. „Nieuwegein is bij uitstek een stad van wijken en buurtjes. Daar speelt het sociale leven zich af.”
De strenge regie van het rijk was er vooral op gericht in zo hoog mogelijk tempo zo veel mogelijk woningen te bouwen. Wát voor stad Nieuwegein precies moest worden, qua sfeer en karakter of in sociaal opzicht, daarover werd amper nagedacht.
„Er lag geen diepere visie aan ten grondslag, er zat geen hoger idee achter, zoals bijvoorbeeld bij het ontwerp van de Amsterdamse tuinsteden, waarvan de opzet tot een soort verheffing van de mens moesten leiden.”
Hét symbool van die denkwijze is het woonerf, zoals je dat overal in de nieuwe steden aantreft, en dus ook in Nieuwegein. Hoewel later vaak verguisd vanwege de vermeende truttigheid, functioneert het woonerf eigenlijk heel goed, zegt Metaal.
„Op een woonerf komen de voordeuren direct uit op de straat. Die is als het ware een verlengstuk van je huis. Dat vergroot het gevoel van betrokkenheid van de bewoners bij de buurt en de wijk. Op straat komen buren elkaar tegen. Je bent er niet anoniem.”
Een beetje buiten wonen
Veel leven valt op deze frisse voorjaarsochtend op straat niet te bespeuren. Af en toe een voorbijganger met een hond, boodschappenkarretje of kinderwagen. Levendigheid is hier ver te zoeken. Reden waarom Nieuwegein bij veel mensen bekend staat als slaapstad.
Metaal: „Aan levendig hebben de meeste bewoners geen behoefte. Zij willen rust, groen, ruimte, een mooi huis en een uitstekende bereikbaarheid. En zo is Nieuwegein ook bedoeld: een plek waar je een beetje buiten woont.”
Nieuwegein is, qua woningen en bevolking, een egalitaire gemeente. De stad is gebouwd onder de strenge regie van het rijk. Dat wilde zoveel mogelijk mensen een betaalbare woning kunnen bieden, zowel koop als huur. Metaal: „De verschillen in prijs en karakter tussen koopwoningen en huurhuizen zijn veel minder groot dan bijvoorbeeld in de latere Vinexwijken, waar marktpartijen de vrije hand kregen. Een groeikern als Nieuwegein is echt bestemd voor iedereen.”
De eerste Nieuwegeiners – vooral Utrechters – waren veelal afkomstig uit de arbeidersklasse, zoals die toen nog bestond. In de loop der jaren is de bevolking diverser geworden. Zo trok de stad wat Metaal ‘buitenwijkers’ noemt: mensen die wel een ruim huis in een groene, rustige omgeving wilden, maar het niet zo boeit waar dat is. Nieuwegein, vlak bij de snelwegen en met zijn uitstekende bereikbaarheid, was voor hen een goed alternatief. „Als ze van baan veranderden konden ze er gewoon blijven wonen.”
Ook hogeropgeleiden verhuisden vanuit de stad naar Nieuwegein, zij het misschien met enige tegenzin, omdat ze daar wél de ruime, vrijstaande woning konden betrekken die elders voor hen financieel onbereikbaar was. Metaal: „Dat zijn mensen die, heb ik gemerkt, zich vaak een beetje verontschuldigen voor het feit dat ze in Nieuwegein wonen.”
Dat vaak geringschattend over nieuwe steden wordt gesproken, vooral door hogeropgeleide stedelingen, doet weinig recht aan de realiteit, meent Metaal. „De cultureel antropoloog Anton Blok heeft daar een term voor bedacht: de jaloezie van de kleine verschillen. Mensen met een lagere sociale status dan jij, ooit veroordeeld tot een flatwoning of een krap huurhuisje in een verpauperde volksbuurt, beschikken opeens ook over een groot huis in een mooie omgeving. Om je van hen te kunnen blijven onderscheiden, ga je kritiek leveren op de plaats waar ze wonen: ‘Bah, een slaapstad. Ik zou daar nog niet dood gevonden willen worden!’”
Voor de nieuwe generaties, zoals mijn eigen kinderen, is Nieuwegein in ieder geval geen slaapstad. Het is de plek waar ze opgroeiden en naar school gingen en waar ze hun uitgebreide sociale netwerk hebben. Dat er weinig uitgaansgelegenheden zijn, vinden ze geen probleem. Utrecht en Amsterdam liggen vlakbij.
Andere samenleving
Metaal vindt het experiment Nieuwegein, alles bij elkaar genomen, „best geslaagd”. „Mensen wonen er met plezier in een omgeving waar ze zich prettig voelen.” Maar de toekomst is minder zeker. Na een halve eeuw is de stad vrijwel volgebouwd, ingeklemd tussen een aantal grote snelwegen. Een keurslijf waar niet uit te breken is.
Intussen worden gezinnen kleiner, neemt het aantal alleenstaanden toe en wil het groeiend aantal Nieuwegeinse senioren een gelijkvloerse woning. Hen heeft de stad weinig te bieden. De komst van een hoogbouwwijk in het centrum die ‘de duurzaamste wijk’ van Nederland moet worden, zal de behoefte aan meer en meer gedifferentieerde woningen niet oplossen.
Dus waar moeten deze Nieuwegeiners en nieuwkomers wonen? Metaal: „Het is voor de gemeente verleidelijk om al die groene ruimtes in de wijken vol te bouwen met seniorenflats. Maar daarmee tast je nou net datgene aan waarom mensen Nieuwegein zo waarderen.”
Het format van Nieuwegein is afgestemd op een andere tijd en een andere samenleving. Zo beginnen steeds meer mensen een eigen bedrijfje, maar daarvoor is in de wijken amper plaats. „Je kunt niet zomaar een pizzeria beginnen tussen de eengezinswoningen.”
Dé grote uitdaging voor de stad is om aansluiting te vinden bij de maatschappelijke trends en zo aantrekkelijk te blijven voor de huidige en nieuwe bewoners. Mét behoud van de rust en het groen, maar ook met de flexibiliteit om in te spelen op veranderingen, zoals de vergrijzing, de individualisering en de behoefte aan andere woonvormen. Metaal: „Dat probleem hebben alle groeikernen en een oplossing is niet zo een twee drie voorhanden.”
Daar kan ik over meepraten. Nu onze kinderen alweer enkele jaren uit huis zijn, is onze eengezinswoningen met vijf slaapkamers echt te groot. Mijn vrouw en ik wíllen best verhuizen naar een kleiner huis en plaatsmaken voor een jong gezin. Maar het aanbod van dat geschikte woningen in Nieuwegein is minimaal en dus blijven we maar zitten waar we zitten.
Best kans dat we, na zoveel jaar tot volle tevredenheid in Nieuwegein te hebben gewoond, onze stad straks verruilen voor een andere. Als het zover is, zal ik met enige weemoed afscheid nemen van wat ik – for better and for worse – als míjn stad ben gaan beschouwen.