Wangedrag, pesten en (seksuele) intimidatie zijn binnen de wereld van de wetenschap helaas een structureel en hardnekkig probleem. NRC berichtte onlangs nog over sociale onveiligheid en grensoverschrijdend gedrag bij de Universiteit Leiden, de Universiteit van Amsterdam en de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten. Een terugkerend thema hierbij is dat de procedures die zijn ingericht om wangedrag aan te kaarten grote gebreken vertonen. Bij de Universiteit Utrecht (UU) leidde dit recentelijk tot het besluit om de klachtenprocedure ongewenst gedrag te evalueren. Een veelbelovend plan, maar helaas: vanwege de manier waarop het is uitgevoerd, bestendigt de evaluatie eerder het probleem dan dat deze bijdraagt aan een oplossing.
De onderzoekers interviewden namelijk 16 personen, onder wie bestuurders, uitvoerders van de klachtenprocedure, inhoudelijke experts, en... nul klagers. De onderzoekers hadden wel overwogen om klagers en beklaagden te ondervragen, schrijven ze in het eindrapport, maar hebben dat niet gedaan, omdat er maar 15 zaken waren behandeld in de onderzochte periode en de respons „te gering zou zijn om een betrouwbaar beeld te kunnen geven.” Het beeld zou bepaald worden door „incidenten” en daardoor „onevenwichtig” worden. Bovendien stellen de onderzoekers dat interviews met klagers vooral relevant zouden zijn om de „ervaren procedurele rechtvaardigheid” in kaart te brengen.
Alsof een evenwichtig beeld te vormen is door een klachtenprocedure eenzijdig, vooral vanuit het perspectief van bestuurders en uitvoerders, te belichten. Alsof klagers enkel hun subjectieve gevoelens kunnen delen en geen feitelijke informatie bezitten over hoe de klachtenprocedure in de praktijk – in plaats van op papier – verloopt. En alsof ervaring aan iemands deskundigheid afdoet, in plaats van eraan bijdraagt. Alleen al vanuit onderzoekstechnisch perspectief is deze evaluatie zeer problematisch (je zou zelfs kunnen zeggen: wetenschappelijk onverantwoord). En je kunt je afvragen hoe serieus de uitkomsten genomen moeten worden.
Klokkenluiders ontmoedigd
Toch is een ander punt misschien nog wel belangrijker. De keuze van de onderzoekers om klagers niet te horen is een symptoom en een bevestiging van een groter probleem in de wetenschappelijke wereld: dat mensen die intimidatie, pesten en andere vormen van wangedrag aan de kaak stellen systematisch miskend worden. Mijn onderzoek en vervolggesprekken over dat onderzoek lieten zien dat de miskenning al begint wanneer slachtoffers en omstanders hun ervaringen delen met collega’s, leidinggevenden, bestuurders en belangenbehartigers. Niet zelden worden hun meldingen genegeerd, of is de reactie dat dergelijk gedrag „hier niet voorkomt” of dat de beklaagde „dat nooit zou doen”. Klokkenluiders worden actief ontmoedigd om zich uit te spreken: weten ze wel zeker dat ze het gedrag goed geïnterpreteerd hebben? Wat is hun eigen aandeel geweest? Kunnen ze zich niet „vermannen” en het gebeurde naast zich neerleggen, om „de rust te bewaren” en „geen machtige mensen tegen zich in het harnas te jagen”?
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data59082791-5d43f6.jpg)
Slachtoffers en omstanders die toch dapper genoeg zijn om een formele klachtenprocedure op te starten, worden tegengewerkt: er wordt niet naar ze geluisterd, ze krijgen weinig hulp, ze worden slecht op de hoogte gehouden, ze krijgen geen inspraak, toezeggingen worden niet nagekomen, de gebeurtenissen worden afgedaan als „incident” en de klagers worden niet beschermd tegen zwartmakerij en uitsluiting.
Reputatieschade
Ook de uitkomst is over het algemeen beter voor de beklaagde dan voor de klager: zelfs als een klacht gegrond wordt verklaard en een wetenschapper zich aantoonbaar heeft misdragen, wordt vaak de aard van het wangedrag onder de pet gehouden of gebagatelliseerd, zodat de reputatie van de beklaagde (en diens werkgever) minimale schade oploopt. Dat kan betekenen dat deze onderzoekers gewoon hun positie behouden, onderzoek blijven doen, onderwijs blijven geven en/of prestigieuze beurzen blijven aanvragen. Het systeem blijft in stand, inclusief alle structuren die het wangedrag faciliteren.
Klagers eindigen daarentegen vaak thuis met lichamelijke en geestelijke klachten, verliezen hun vertrouwen in de wetenschap en in het slechtste scenario zelfs hun baan. En dit alles speelt zich grotendeels af achter de schermen, in veel gevallen met een formeel of informeel spreekverbod voor de betrokkenen, waardoor zij monddood, geïsoleerd en machteloos gemaakt worden.
Fijn dus, dat de UU vooral bestuurders en uitvoerders heeft gesproken over de klachtenprocedure. Maar om daadwerkelijk een evaluatieonderzoek uit te voeren is het noodzakelijk dat klagers een stem krijgen. Alleen dan kan een evenwichtig, realistisch beeld ontstaan van het functioneren van klachtenprocedures en de benodigde verbeteringen. Hoe lang de weg is die we nog te gaan hebben in het bestrijden van wangedrag binnen de wetenschap, blijkt wel uit de totstandkoming van dit opinieartikel. Het werd in nauw overleg met een klager (m/v/x) geschreven. Maar deze voelt zich redelijkerwijs niet veilig genoeg om onder eigen naam mede te ondertekenen.