‘De baas snapt wel dat iemand niet na twee dagen weer fris en fruitig gaat werken’

Coronapandemie Bij sommige Covid-patiënten houden de klachten maandenlang aan. Hoe gaat hun werkgever daarmee om? Niet iedereen kan op evenveel begrip rekenen. En door het thuiswerken is reïntegreren ook lastig.

Illustratie Pepijn Barnard

‘Het klinkt misschien raar”, zegt Ina Bronsema (49), „maar ik dacht lange tijd helemaal niet dat ik niet meer zou kunnen werken.” Iets meer dan een jaar geleden kreeg Bronsema Covid-19, met een longontsteking en een tweedaagse opname in het ziekenhuis als gevolg. Een revalidatietraject van acht weken volgde, toen fysiotherapie en weer een traject van vier maanden. En telkens dacht ze: hierná ben ik klaar.

Voordat ze besmet raakte, werkte Bronsema 24 uur per week als flexmanager voor het poolbureau, een soort intern uitzendbureau van het UMCG, het grootste ziekenhuis in Groningen. „Ik ben nog steeds voor honderd procent afgekeurd”, vertelt ze. Bronsema werkt nu drie dagen per week hooguit tweeënhalf uur per dag. „Op therapeutische basis. Na een half uur achter een computerscherm moet ik vaak al stoppen.”

Werken kán Bronsema simpelweg niet lang. Ze heeft last van enorme vermoeidheid, concentratieproblemen en hoofdpijn. Ook lukt het haar niet om gesprekken geconcentreerd te volgen en wordt ze snel emotioneel. „Als ik een goede dag heb, stop ik na die tweeënhalf uur, anders eerder”, vertelt ze. „Want als ik toch langer doorwerk, betaal ik de rekening erna. Dan krijg ik de volgende dag een terugslag, in de vorm van vermoeidheid of extreme hoofdpijn.”

Ze is niet de enige coronapatiënt voor wie werken bijna onmogelijk is geworden. Uit wetenschappelijke literatuur blijkt dat 10 tot 35 procent van de coronapatiënten na drie tot acht weken niet beter is, al verschilt per geval hoe ernstig de klachten zijn. Met meer dan een miljoen bewezen besmettingen in Nederland, zou het weleens om een flinke groep mensen met langdurige klachten kunnen gaan.

Wat als een deel van hen, net als Bronsema, lange tijd niet meer aan het werk kan? Is de groep werkelijk zo groot, en zijn werkgevers, arbodiensten en het UWV hier wel op voorbereid?

Onomkeerbaar leed

Bronsema heeft geluk met haar werkgever, zegt ze zelf. Die heeft volgens haar „alleen maar begrip en geduld” getoond. Niet iedereen heeft die ervaring. C-support, een organisatie opgericht door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verzamelt informatie en adviseert Covid-patiënten. Dit naar het voorbeeld van Q-support, eenzelfde soort netwerk voor Q-koortspatiënten.

Uit die vorige epidemie heeft C-support geleerd hoe groot de gevolgen kunnen zijn voor iemands werk en inkomen en hoe groot het „onherstelbaar en onomkeerbaar leed” is als niet op tijd wordt ingegrepen. Dat schrijft het netwerk in een vorige maand uitgebracht onderzoek. Dit is gebaseerd op gesprekken met 1.392 patiënten – vooral veel twintigers en dertigers „midden in hun arbeidzame leven”.

Het gaat om lastige klachten die je aan de buitenkant niet ziet

Annemieke de Groot Directeur van C-support

Een deel van hen kan op weinig begrip van werkgevers of bedrijfsartsen rekenen, vooral naarmate de uitval langer duurt. „Dat komt ook doordat het om lastige klachten gaat die je aan de buitenkant niet ziet”, zegt Annemieke de Groot, directeur van C-support. „Bedrijfsartsen moeten bovendien altijd uitgaan van mogelijkheden en niet van beperkingen”, zegt ze. „Omdat over ‘long Covid’, de langdurige vorm van Covid, weinig bekend is, weten die artsen minder goed wat iemand nog kan doen.”

Sporadisch

Verschillende arbodiensten herkennen zich niet in het beeld dat werkgevers veel druk zouden uitoefenen op patiënten met langdurige Covid-klachten. „Veel werkgevers snappen wel dat iemand niet na twee dagen fris en fruitig weer aan het werk gaat”, zegt bedrijfsarts Corné Roelen van Arbo Unie. Het bedrijf werkt voor meer dan 12.000 werkgevers met ruim 1,2 miljoen werknemers.

„Juist het tegenovergestelde gebeurt er nu ”, zegt hij. „Omdat op kantoor alleen maar mensen mogen komen die daar écht nodig zijn, is reïntegratie na ziekte een stuk lastiger geworden. ‘Het werk wordt wel gedaan en we hebben het niet druk, dus we zien je wel weer als je beter bent’, zeggen werkgevers.” Roelen merkt daarbij wel op dat hij voornamelijk met grote bedrijven te maken heeft, waardoor zijn beeld wellicht wat vertekend is.

Lees meer: Na maanden nog uitgeput na een stukje fietsen

De bedrijfsarts spreekt elke week een of twee coronapatiënten met langdurige klachten. „Twee maanden geleden waren dat er elke dag wel een of twee.” Hooguit 2 procent is langer dan drie maanden ziek, zegt hij. „Dat lijkt misschien niet veel, maar het heeft op persoonlijk vlak een dramatische impact op mensen.”

Kees-Jan Kuijer, directeur van de middelgrote arbodienst Rienks, die over honderdduizend werknemers gaat, zegt dat zijn bedrijfsartsen „sporadisch” iemand zien die langer dan zes maanden coronaklachten heeft. „We krijgen nu pas zicht op die langdurige gevallen. Als het om grote aantallen zou gaan, zou dat vragen om aparte protocollen en richtlijnen.”

Financiële problemen

Wat de bedrijfsartsen adviseren aan een zieke medewerker verschilt nogal. Soms wordt er met fysio- of ergotherapie gewerkt, soms is ook mentale begeleiding nodig, ziet zowel Kuijer als Roelen. Een protocol hebben beide arbodiensten niet. „De grote bedrijven waarmee ik samenwerk, zijn welwillend en betalen een revalidatietraject voor hun medewerkers”, zegt Roelen. „Je verdient dat namelijk ook weer terug. Maar bij het midden- en kleinbedrijf is dat misschien wel anders.”

„Bij de slager en bakker op de hoek hakt een langdurig zieke coronapatiënt er natuurlijk wel heel erg in”, ziet Truus van Amerongen. Zij is bedrijfsarts en directeur medische zaken bij ArboNed, voornamelijk in het midden- en kleinbedrijf actief. De arbodienst heeft zestigduizend werkgevers als klant, met 650.000 werknemers op contract. Ongeveer 4 procent van de tijdens de eerste golf ziek gemelde werknemers was na zes maanden nog niet beter, zag ArboNed.

Van Amerongen verwijst coronapatiënten vooral door naar multidisciplinaire trajecten, waar bijvoorbeeld fysiotherapie en psychologische hulp worden gecombineerd. Als een werkgever dat betaalt, wordt een zieke werknemer veel sneller geholpen dan via het reguliere zorgcircuit waar de wachtlijsten enorm zijn, legt Van Amerongen uit. Maar werkgevers doen dat niet vaak. „Veel kleine bedrijven hebben financiële problemen, en hebben het geld gewoon niet – tenzij ze ervoor verzekerd zijn.”

Langer doorbetalen

Houden klachten langer dan twee jaar aan, en blijkt werken al die tijd onmogelijk, dan is de kans groot dat iemand arbeidsongeschikt wordt verklaard en in een uitkering belandt. Een vooruitzicht waar Ina Bronsema „veel verdriet” van heeft gehad, zegt ze. Ook C-support merkt dat veel langdurige coronapatiënten vrezen voor hun baan. Volgens het netwerk geeft die angst, en de gang naar het UWV, hun veel stress en staat dat herstel juist in de weg. Na een jaar ziek zijn moeten zij 30 procent van hun inkomen inleveren. Een aanzienlijk deel van de zieke zzp’ers verkeert in grote financiële problemen: zij zijn vaak niet verzekerd.

Bronsema wordt al gekort op haar inkomen. „Ik denk dat dit voor veel mensen een reden is waarom ze te snel weer aan het werk willen en zichzelf voorbijlopen.” Haar heeft corona juist geleerd haar grenzen tot in het extreme te bewaken. „Ik kan nu heel goed ‘nee’ zeggen, zonder uit te leggen waarom.” Over het moment dat ze weer aan het werk gaat, is ze optimistisch. „Dat komt. Tot september wil ik in ieder geval niet aan de mogelijkheid denken dat ik niet meer kan werken.”

Onomkeerbare situatie

C-support vreest bovendien dat patiënten met langdurige Covid, als ze eenmaal een uitkering hebben, in een onomkeerbare situatie terechtkomen. Dit terwijl over het herstelproces, en de duur daarvan, nog weinig bekend is. De organisatie vindt het daarom erg snel om al in het tweede ziektejaar over ontslag of een uitkering te beslissen, en pleit daarom voor een extra ‘ziektejaar’. Dan heeft de patiënt wat meer ruimte te herstellen.

Is dat een goed idee? Uitkeringsinstantie UWV houdt de vraag af. „Daarover gaat de politiek, wij niet”, zegt Dinie van der Geest, adviseur-verzekeringsarts bij het UWV. „Maar bedenk dat de bedrijven die dan moeten doorbetalen, vaak in de financiële problemen zitten.”

C-support vreest gedoe bij het UWV. Meer dan de helft van de mensen in haar onderzoek is tijdens de eerste golf niet getest. Dat zou erkenning door werkgevers, arbo-artsen, en misschien ook het UWV bemoeilijken.

Volgens Van der Geest is die angst ongegrond. Het UWV werkt aan voorlichting voor arbo- en verzekeringsartsen via ‘webinars’. Ook heeft het veel contact met C-support. „We kijken naar de klachten en het ziekteverloop. We zullen echt geen testuitslagen gaan eisen.”


Correctie (6 april 2021): In een eerdere versie van dit stuk werd Corné Roelen aangeduid als arbo-arts. Dat moest bedrijfsarts zijn. Dat is hierboven aangepast.