Rekenkamer: bij onderwijsplan liggen misbruik en willekeur op de loer

Corona-achterstanden Het onderwijs krijgt 8,5 miljard euro om corona-achterstanden te bestrijden. De Rekenkamer en de schoolleiders staan kritisch tegenover de plannen.

De onderwijsministers Arie Slob en Ingrid van Engelshoven in de Tweede Kamer.
De onderwijsministers Arie Slob en Ingrid van Engelshoven in de Tweede Kamer. Foto Sem van der Wal / ANP

Demissionair ministers van onderwijs Arie Slob (CU) en Ingrid van Engelshoven (D66) moeten veel duidelijker maken wat ze willen bereiken met de 8,5 miljard die is uitgetrokken voor de bestrijding van de corona-achterstanden in het onderwijs. Dat schrijft de Algemene Rekenkamer deze woensdag in een kritische brief aan de Tweede Kamer. Het plan zoals het er nu ligt, is nog te vaag en toezicht ontbreekt.

In de brief ‘Aandachtspunten bij het Nationaal Programma Onderwijs’ waarschuwt de Rekenkamer de Tweede Kamer: er dreigen misbruik, willekeur, vertraging en het is maar afwachten „of en in welke mate onderwijsinstellingen de beoogde resultaten realiseren”.

De zorgen van de Rekenkamer komen voort uit eerdere miljoenensubsidies voor het onderwijs, bijvoorbeeld voor het passend onderwijs en de verlaging van de werkdruk. Achteraf is daarvan niet goed te zien waar het geld precies aan is besteed en of het heeft geholpen.

De 8,5 miljard uit het Nationaal Programma Onderwijs gaat, verspreid over een periode van 2,5 jaar, naar scholen in het basis- en voortgezet onderwijs en naar mbo’s, universiteiten en hogescholen. Zij bepalen grotendeels zelf hoe ze het geld besteden.

Die vrijheid is een van de problemen: door geld rechtstreeks aan schoolbesturen te geven (de zogeheten lumpsum), kan niet goed worden gecontroleerd of het geld wel op de juiste manier wordt besteed. „Lumpsumbekostiging betekent weliswaar dat schoolbesturen bestedingsvrijheid hebben over de publieke gelden die ze ontvangen”, schrijft de Rekenkamer, „maar tegelijkertijd betekent dat volgens ons ook dat daar een passende publieke verantwoording bij hoort.”

De waarschuwing van de Algemene Rekenkamer is uitzonderlijk: het instituut controleert normaal gesproken pas áchteraf of overheidsgeld goed is besteed en vrijwel nooit vooraf.

Onrust op scholen

Het Nationaal Programma Onderwijs zorgt inmiddels ook voor onrust op scholen. Uit een steekproef van de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) onder driehonderd schoolleiders blijkt deze woensdag dat meer dan de helft van hen „niet enthousiast” is. Er zijn zorgen over de planning van de projecten en over de extra administratie die het oplevert. Basisscholen krijgen gemiddeld 180.000 euro om corona-achterstanden weg te werken, voor middelbare scholen is dat 1,3 miljoen euro. Een meerderheid van de schoolleiders zou liever structureel meer geld krijgen om bijvoorbeeld extra docenten aan te stellen.

Het is nog niet duidelijk waar de corona-achterstanden precies zitten en hoe groot de schade is, stelt de AVS: bijna driekwart van de scholen heeft nog geen zicht op de voortgang van leerlingen.

Landelijk onderzoek naar de leerachterstanden door corona beperkt zich tot nu toe nog tot basisscholen. Daaruit blijkt dat leerlingen als gevolg van de schoolsluitingen achteruit zijn gegaan in rekenen en taal, waarbij kwetsbare leerlingen de grootste klappen kregen.

Onderzoeksinstituut Cito doet op dit moment vergelijkend onderzoek naar de achterstanden in het voortgezet onderwijs.

De Rekenkamer wil dat de onderwijsministers nu eerst gaan praten met de onderwijsinstellingen en vervolgens in overleg met de Tweede Kamer bepalen „welke maatschappelijke doelen worden nagestreefd en welke informatie nodig is om vast te stellen wat de resultaten van het Nationaal Programma Onderwijs zijn”. Dat kan zorgen, schrijft de Rekenkamer, „voor meer inzicht in de kwaliteit van het onderwijs zonder dat het leidt tot onnodige bureaucratie”.

Lees ook dit opiniestuk van Anna Bosman en Sezgin Cihangir: Onderwijs na corona verdient meer dan symboolpolitiek