Hoeveel invloed heeft China kunnen uitoefenen op de conclusies van het expertteam van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO? Door het bezoek van het expertteam aan Wuhan zijn weinig nieuwe feiten op tafel gekomen. Wel zijn alle voornamelijk door China aangeleverde gegevens opnieuw in samenhang bekeken. Op basis daarvan stelt de WHO nu prioriteiten voor vervolgonderzoek. De discussie daarover wordt al snel politiek. Achter de schermen is dan ook stevig onderhandeld over de conclusies.
De WHO identificeert in het dinsdag verschenen eindrapport vier scenario’s als verklaring voor de oorsprong van het coronavirus. Het scenario waarin het virus vanuit vleermuizen via een tussengastheer in de mens terecht is gekomen, staat bovenaan de lijst met het predikaat „waarschijnlijk tot zeer waarschijnlijk”. Directe overdracht van vleermuis naar mens scoort „waarschijnlijk”, en de overdracht van virus via diepvriesproducten „mogelijk, maar niet waarschijnlijk”. Een viruslek vanuit uit een laboratorium beoordeelt het WHO-rapport ten slotte als „extreem onwaarschijnlijk”.
Geen van de scenario’s is op basis van het beschikbare bewijs definitief te verwerpen of te bevestigen. Het populairste scenario, dat van de tussengastheer, wordt al van meet af aan door deskundigen genoemd. Maar ondanks intensief onderzoek ontbreekt ieder spoor van de dierlijke tussenschakel. Alle testen waren negatief van dierlijke monsters van de Huanan Seafood Market, de plaats in Wuhan waar het virus voor het eerst op grote schaal uitbrak. Virusmateriaal was alleen te detecteren op rolluiken en in rioolmonsters van de markt. Ook uitgebreid testen van consumptiedieren door heel China leverde geen nieuw spoor op.
Chinese wetenschappers hechten veel waarde aan de diepvriestheorie, waarbij het virus „ongezien” als verstekeling meereist op ingevroren voedingsmiddelen. Nadat China erin slaagde om (met draconische maatregelen) nog voor de zomer van 2020 „coronavrij” te worden, was er af en toe nog een uitbraak, waarbij steevast de vriesroute als verklaring werd aangehaald.
In december verscheen een wetenschappelijk artikel in het vakblad Biosafety and Health dat sindsdien wordt aangehaald als „bewijs” voor de diepvriesroute. Nadat twee havenarbeiders in Qingdao op 24 september 2020 tijdens een routinetest positief op corona testten, volgde een onderzoek naar de bron van de besmettingen. Beide mannen waren niet in contact geweest met andere besmette personen of buitenlands personeel, maar ze hadden beiden op 19 september dozen bevroren kabeljauw overgeladen. Op de verpakking van de kabeljauw werd een virus aangetroffen dat genetisch identiek was aan de virussen die uit monsters van de havenarbeiders konden worden opgekweekt. Genetisch bleek het virus het nauwst verwant met een viruslijn die in Europa circuleert.
Volgens de auteurs bewijst dit dat het mogelijk is dat de havenarbeiders besmet raakten door een geïmporteerd virus dat bij -18 graden Celsius wel 21 dagen infectieus kan blijven. Maar het bewijs is nog niet rond. De genetische gegevens geven geen informatie over de richting van de virusoverdracht. Voor hetzelfde geld raakten de havenarbeiders eerst besmet, waarna zij het virus verspreidden naar de verpakking van de bevroren vis.
Tegenslag voor China
De overdracht via „de koude keten” is in de conclusie van de experts van de WHO „mogelijk, maar niet waarschijnlijk”. Een tegenslag voor China dat de diepvriesroute ook al noemde om de eerste uitbraak in Wuhan te duiden.
China wil ook graag dat de internationale gemeenschap de zoektocht naar de bron van het virus uitbreidt naar vleermuizen en andere wilde dieren over de grens. Genetisch gezien lijkt SARS-CoV-2 het meest op een virus dat in 2013 werd aangetroffen bij een hoefijzerneusvleermuis in een verlaten kopermijn in de Zuid-Chinese provincie Yunnan. Maar dat vleermuisvirus is nog zo verschillend (96,2 procent overeenkomst) dat het geen directe voorouder van SARS-CoV-2 kan zijn.
Aan SARS-CoV-2 verwante coronavirussen zijn aangetroffen in schubdieren die in beslag waren genomen van smokkelaars die ze vanuit Zuidoost-Azië naar China hadden gebracht. Uit laboratoriumproeven en antistofmetingen blijkt dat een heel rijtje dieren vatbaar is voor SARS-CoV-2, waaronder katten, nertsen, dassen en bamboeratten. Die zijn daarmee allemaal in beeld als tussenschakel die het virus van vleermuis naar mens kon brengen.
Ook bij de zoektocht naar vleermuizen die de directe voorouder van SARS-CoV-2 bij zich droegen zoomt het radarscherm verder uit. De ontdekking van een tweede SARS-CoV-2-achtig virus (RmYN02) in 2019 in een grot elders in Yunnan en in een andere soort hoefijzerneusvleermuis laat zien dat nog lang niet alle virussen in wilde dieren in kaart zijn gebracht. Omdat deze vleermuizen in een groot gebied in Zuidoost-Azië voorkomen, zou het raar zijn om alleen de Chinese onder de loep te nemen bij de speurtocht naar het bronvirus. De Singaporese onderzoeker Lin-Fa Wang vond onlangs inderdaad zo’n virus in een hoefijzerneusvleermuis in een Thaise grot. Daarnaast ontdekte hij dat veel van deze vleermuizen, net als schubdieren in een nabijgelegen opvangcentrum, antistoffen hadden tegen SARS-CoV-2-achtige virussen.
Eén heet hangijzer heeft China in ieder geval van de WHO-agenda weten te krijgen; dat de pandemie begon met de ontsnapping van een coronavirus uit een laboratorium. Ook voor dit scenario, vaak afgedaan als een complottheorie, ontbreken bewijzen, maar dat geldt ook voor het tegendeel. Feit is dat er in Wuhan verschillende virologische laboratoria zijn gevestigd, waar voorafgaand aan de uitbraak met coronavirussen gewerkt werd, waaronder het laboratorium van Shi Zhengli van het Wuhan Institute of Virology.
Shi speelt een hoofdrol in de reconstructie van de virusherkomst. Zij was degene die het vleermuisvirus RaTG13 ontdekte, en vaststelde dat dit het wilde virus is dat het dichtst in de buurt van SARS-CoV-2 komt. In reactie op beschuldigingen van Amerikaanse zijde was zij een van de eersten die ontkende dat het virus uit haar lab afkomstig kon zijn. Al het personeel van het lab zou gecontroleerd zijn op antistoffen, waarbij iedereen negatief testte.
Begin februari, tijdens het bezoek van het WHO-team aan haar lab, heeft ze dat herhaald. Maar zonder toegang tot de laboratoriumdagboeken of lijsten van de virus-inventaris kan niemand die bewering onafhankelijk controleren.
Zweem van geheimzinnigheid
Of het virus nu wel of niet uit Shi’s lab is vrijgekomen, er hangt een zweem van geheimzinnigheid rond haar onderzoek. Mag of wil Shi het hele verhaal wel vertellen? In de bijna anderhalf jaar dat de coronacrisis nu voortduurt, zijn er in ieder geval telkens nieuwe feitjes losgekomen die haar verhaal in een ander perspectief zetten.
Neem bijvoorbeeld het opvallende addendum dat Nature in november plaatste bij het artikel uit februari 2020 waarin Shi RaTG13 voor het eerst beschreef als het nauwst verwante virus van SARS-CoV-2. Daarin kwam opeens nieuwe informatie over het motief van haar verwoede, jarenlange virusinventarisatie naar voren. Het begon met de uitbraak van een onbekende ziekte, waarbij in 2012 zes mijnwerkers met ernstige longontsteking in het ziekenhuis belandden. Alle zes hadden ze in een grot vleermuispoep weggeschept. Drie van hen overleden en de oorzaak voor hun ziekte werd nooit opgehelderd. Met SARS nog vers in het geheugen was men alert op coronavirussen in vleermuizen. Shi blijkt al vroeg bij dat onderzoek betrokken, zonder dat zij daar eerder melding van maakte.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data69175907-a5cd87.jpg)
Het blijft een raadsel waarom Shi niet transparant was over de reden van haar onderzoek. Zelfs in het overzichtsverhaal uit 2017 in het blad PLoS Pathogens over vijf jaar lang bemonsteren van vleermuizen op coronavirussen, noemt Shi die reden niet, en omschrijft ze de locatie van de grot opvallend vaag als „in de buurt van de stad Kunming in de provincie Yunnan”. (Dat artikel schreef ze overigens samen met Peter Daszak, de Brits-Amerikaanse wetenschapper die ook deel uitmaakte van het WHO-expertteam).
Volgens Shi is het slechts drie keer gelukt een vleermuisvirus in kweek te brengen uit de honderden monsters die het team verzamelde. Het gaat om de stammen WIV1, WIV16 en Rs4874, die alle drie nauwer verwant zijn aan het SARS-virus dan aan SARS-CoV-2. Om die reden zouden die gekweekte vleermuisvirussen nooit aan de wieg hebben kunnen staan van de huidige pandemie.
Ook rond Shi's onderzoek naar RaTG13 rezen in de loop van vorig jaar vragen. In juli gaf Shi uitgebreid antwoord op een hele serie vragen van een journalist van Science.
Daarin zegt Shi dat ze van RaTG13 aanvankelijk alleen een gedeelte van de genetische code had, en dat het virus pas in 2018 toen de technische mogelijkheden er kwamen helemaal gesequenced is. Maar in een Nature-publicatie van februari 2020 wekt ze op zijn minst de suggestie dat het vleermuisvirus RaTG13 pas helemaal gesequenced is nadat gebleken was dat een klein stukje van het genoom overeenkwam met SARS-CoV-2.
Aan Science schreef ze bovendien dat het monster bij het sequencen geheel is opgebruikt. Met andere woorden: alles wat er nog over is van RaTG13 in het Wuhan Institute of Virology bestaat alleen nog digitaal.