Het is druk op de markt van Ataq, hoofdstad van de zuidelijke Jemenitische provincie Shabwa. In het decor van de fraaie, taps toelopende lemen huizen waar Jemen om bekendstaat, verdringen klanten elkaar op straat – corona lijkt hier niet te bestaan. Langs de kant staan kooplui met louter honing: platte blikken honingraat, literflessen gouden honing, zware jerrycans lichtgele honing.
Ali Salem Mohammed (45) – groen camouflagejasje, getaand gezicht onder een blauwe hoofdtooi – laat klanten graag proeven. De vingertop van de journalist moet in een hergebruikte waterfles, tot het randje gevuld met lichtgekleurde honing. „Dit is honing van de sidrboom. Als je dit regelmatig gebruikt, genees je van alles”, licht Mohammed toe. „Alles. Dus ook corona”, lachen omstanders.
Dit weekend ging de burgeroorlog in Jemen zijn zevende jaar in. Mochten de wapens tot zwijgen komen, dan kan het land weer aan zijn toekomst werken. De in 2015 in allerijl geëvacueerde ontwikkelingsorganisaties produceren, in absentie, al zes jaar hoopgevende rapporten over de potenties van het nieuwe Jemen. Naast olie- en gaswinning, de rijke visgronden, de teelt van unieke special coffees en eindeloze mogelijkheden voor toerisme, krijgt daarin ook de apicultuur, de bijenteelt, steevast een rol toebedeeld.
Honderdduizend imkers telde VN-ontwikkelingsorganisatie UNDP onlangs in Jemen, en hun aantal neemt toe, tegen oorlog en verdrukking in. Ali Salem Mohammed bezit tachtig korven. Elke korf levert tussen augustus en december gemiddeld een kilo sidrhoning op. Mohammed wijst op de laadbak van zijn pick-up: vol jerrycans, elk zeven kilogram zwaar. „Daar staat twee jaar oogst.” Een jerrycan sidrhoning kost honderdtachtigduizend rial, 225 euro.
De beste sidrs
India en Iran produceren grotere volumes sidrhoning, maar de Jemenitische geldt als de zuiverste. De beste sidrs groeien immers in Zuid-Arabië, zeggen de imkers van Jemen.
Als de sidrboom bloeit, komen de bijen van Salem Yusef (45) voor de nectar. Juli is een belangrijke maand, dan schraapt Yusef zijn korven leeg. „Daarna komt de bloei van de sidr, en dan wil je dat de honing zo puur mogelijk is. Mijn korven gaan in augustus naar de Wadi Jardaan, naar een plek waar alleen sidrbomen staan. De bomen zijn er dun gezaaid, maar ze hebben wel de beste eigenschappen.”
Jemenitische imkers reizen met een laadbak vol korven de bloesem achterna. In Jemen – bergachtig, verrassend groen en met tal van microklimaten – levert dat soms grote verplaatsingen op. Naar de zuidoostelijke provincies voor lucratieve sidrhoning in de herfst. In het voorjaar naar Tihama, helemaal aan de andere kant van het land aan de Rode Zee, voor salamhoning van 40 euro per kilo. Of naar de westelijke hooglanden voor sawrab- en dhubahoning. In alle provincies bloeien na incidentele regens de acacia’s, voor de relatief goedkope sumerhoning (15 euro per kilo).
Imker Ali Salem Mohammed vertrekt tegen december naar het zuiden van de provincie Shabwa: „Langs de kust gaat het daar bloeien. Als er regen is geweest, gaan we nog verder naar het oosten, anders blijven we hier. Of we trekken naar Shuqra, in de aangrenzende provincie Abyan.” Veel verder durft hij niet. „We worden nooit lastiggevallen, maar in oorlogsgebied zien ze je soms als een soldaat en word je toch beschoten.” Ook Salem Yusef gaat niet meer ver van huis. „Ik vertrouw die Houthi’s niet”, zegt hij, verwijzend naar de bevolkingsgroep waartoe een van de groepen strijders behoort. „Ook dichterbij, rond Azzan in onze eigen provincie Shabwa, kom ik niet. Daar zit mij te veel Al-Qaida.”
Bijen bedwelmen
In de heuvels buiten Ataq staan de zeventig korven van imkers Saleh Sabr (28) en Sayyid al-Awlaqi (40). Met grote keukenmessen snijden ze de raten eruit. Rook van een smeulende rol jute moet de bijen bedwelmen. Samen reizen Sabr en al-Awlaqi overal heen. ’s Zomers ook naar de westelijke hooglanden rond Ibb, Dhamar en Sana’a, diep in Houthi-gebied, zegt Sabr, die ongetrouwd is. „Niemand die me mist. Ik slaap gewoon naast de weg, bij de auto.”
Metgezel al-Awlaqi mist zijn vrouw en vijf kinderen dan wel. „Ik ga elke maand even naar huis. Het is in elk geval beter dan werken in Saoedi-Arabië.” De oorlog maakt de imkerij wel lastig, zegt al-Awlaqi. Zo moest hij in 2015 de Houthi-rebellen helpen verjagen, toen die uit de noordelijke hooglanden afdaalden om Shabwa in te lijven. „Dus kon ik niet voor mijn bijen zorgen. Veel zijn er toen gestorven.”
Het van legers en milities vergeven Jemen telt 33 machtscentra, blijkt uit recent onderzoek, alle met eigen territoria en checkpoints. Al-Awlaqi: „We zijn overal welkom, want we zorgen voor de honing van Jemen. En ze zijn ook wel een beetje bang voor de bijen, dus uiteindelijk mogen we altijd door. Maar het punt is: we reizen ’s nachts, als de bijen slapen. Halen we door oponthoud de bestemming niet voor de ochtend, dan sterven ze.”
De solidariteit onder imkers is groot. Via Whatsappgroepen houden ze elkaar van het laatste nieuws op de hoogte. Salem Yusef: „Ik zit in twee groepen, elk met ruim tweehonderd leden. We berichten elkaar over regens, wegopbrekingen, nieuwe checkpoints, nieuwe oorlogsfronten.”
Volgens UNDP is de apicultuur een van de waardevolste en perspectiefrijkste economische sectoren van Jemen, maar er zijn obstakels. Zo spelen gebrek aan investeringen en de in Jemen chronisch onbetrouwbare brandstofleveranties de imkerij parten. Dat bevestigt Ali Salem Mohammed. „Door de oorlog hebben we weinig geld voor nieuwe spullen. Soms is er geen diesel of is de prijs ervan zo hoog dat we ons niet kunnen verplaatsen.”
Een ander probleem vormt het toenemend gebruik van pesticiden in de landbouw, wat imkers dwingt dieper onbewoond gebied in te trekken. Door het chronische gebrek aan gas om op te koken kappen de Jemenieten kostbare bomen, wat ten koste gaat van de imkers. Om de bijenteelt van een toekomst te verzekeren, moeten volgens de VN-organisatie op korte termijn een miljoen bomen – met name sidr- en acacia-bomen – worden bijgeplant. Imker Al-Awlaqi zou dat graag zien. „Ik heb geen enkel probleem met belasting betalen. Daarvan kunnen ze bomen planten, waar onze bijen op kunnen vliegen.”
Kwaliteitscontrole
Meest acute probleem is het gebrek aan kwaliteitscontrole en certificering, waarvoor in Jemen geen systeem bestaat. Sommige malafide, of door oorlog en honger in het nauw gedreven imkers mengen hun honing met import uit Kasjmir, of zelfs met suiker. Dat is funest voor de reputatie van de Jemenitische honing.
Of de honing goed is? „Dat bepalen imkers zelf”, zegt Ali Fareg Khamis (26) die in Ataq in een honingwinkel werkt. „Met tandenstokertjes proeven ze raat voor raat, om de precieze herkomst en zuiverheidsgraad van die bepaalde oogst te bepalen. Ze kunnen zelfs ruiken hoeveel sidr en hoeveel sumer er in een raat zit.”
Maar niet alle imkers kunnen dat. De imkerij telt veel nieuwkomers die van toeten noch blazen weten. De vraag naar honing is groot, en naast dienen in een van de legers is er niet veel ander werk. Daarom is ook Saleh al-Homsi (25 jaar) vorig jaar begonnen als imker. „Ik had een taxibusje, maar in die business is onvoldoende te verdienen. Vrienden van me zijn ook imker, zij zeiden: dan zul je goed verdienen.”
Al-Homsi is in augustus begonnen, eerst alleen rond zijn eigen dorp. „Maar ik moet nog veel leren, ik heb bijvoorbeeld geen idee hoever mijn bijen vliegen. Ik heb ongeveer zeshonderd euro geïnvesteerd, in korven, volken en andere spullen. Vijftien volken heb ik nu, en dit is mijn eerste sidroogst. Eerlijk gezegd valt het een beetje tegen, want dit jaar heeft het weinig geregend en dan zijn er weinig bloemen aan de boom. Gelukkig heb ik altijd mijn bus nog, als het blijft tegenvallen.”