Opinie

Verhalen over verlies en verdriet – wat wil de krant ermee zeggen?

Wanneer schuilt in groot verdriet ook nieuws, of zelfs een schandaal? Anders gezegd, wanneer wordt het kopij?

Persoonlijke drama’s zijn een journalistiek ‘genre’ dat ooit vooral te vinden was in weekbladen maar dat, nu dagbladen die markt hebben veroverd, ook veel vaker daarin te vinden is. Zo liet de Volkskrant – een week na een open brief van hun hand – de ouders van de 14-jarige Pepijn aan het woord, overleden in Amsterdam-Noord door een combinatie van koolmonoxide en drugs. De sociale kilte van de coronalockdowns kon hebben meegespeeld, vermoedden de ouders.

Ook in NRC is het verdriet van ouders die een kind verliezen een, soms bijna literair, genre geworden. Kort na elkaar las ik de hartverscheurende verhalen van de ouders van Alexander (29) en Sascha (26), gedood door terroristen, Robert (27), omgekomen in een instelling, Famke (14), vermoord door haar vader, die daarna zelfmoord pleegde en Nora (14), overleden aan anorexia.

Al die lange artikelen waren respectvol en empathisch, zij het ongenadig in de details. We lezen hoe de getroffen ouders hun kinderen in het mortuarium terugzien; we volgen hen in stadia van verdriet, we lezen mee in appjes, we kijken mee naar jeugdfoto’s. Steevast worden zulke pijnlijke, zeer menselijke verhalen heel veel gelezen. Geen wonder – human interest is ook journalistiek.

De twijfel die knaagt bij lezers die mij schrijven – lang niet over al deze stukken – is wanneer zo’n persoonlijk verhaal de privé-sfeer te boven gaat en relevant wordt voor een landelijke krant. Wordt er een misstand onthuld, een sociaal probleem geschetst of ‘louter’ menselijke ellende beschreven? Ja, dat laatste hoort ook bij journalistiek, maar de vraag naar een breder, maatschappelijk belang ligt voor de hand bij een krant die zich van oudsher wil richten op de publieke zaak. Waar ligt de grens met voyeurisme?

Over de recente verhalen zou ik dit zeggen. Het aangrijpende verhaal van Nora was deel van een nieuwswaardige, onthullende serie over jeugd-ggz. Die leverde nieuws op, terecht onderstreept in een Commentaar. Kortom, een maatschappelijke kwestie, blootgelegd in onderzoek. Het stuk over de vader paste daarin.

Aanleiding om de ouders die kinderen verloren bij de aanslag op Zaventem opnieuw te interviewen (de verslaggever sprak hen ook kort na de aanslag) was dat die terreurdaad nu vijf jaar geleden is, een moment om terug te blikken. Hun relaas – waarbij de verslaggever haar eigen schroom niet verhulde – had een universele strekking, zegt de hoofdredacteur: dit is leed waar alle ouders voor zullen vrezen. Het toont, zegt de verslaggever, de menselijke gevolgen van oorlog en terreur.

Bij het verhaal over de man die overleed in een instelling ligt ook een meer algemene vraag voor de hand: hij was toevertrouwd aan de staat, dus wat was er gebeurd? De zaak is officieel onderzocht, maar op allerlei vragen waar de ouders een jaar later nog mee zitten, kwam geen antwoord – alleen gaf het stuk die ook niet.

Leidende vraag voor de NRC-verslaggevers in hun onderzoek naar de dood van de 14-jarige Famke was ook een relevante: hoe kan het dat alle instanties zien dat er problemen zijn en het tóch zo misgaat? Een vraag die bijna letterlijk ook werd gesteld bij het verhaal over Robert: „Iedereen zag dat het anders moest, en toch ging Robert dood.” Kop boven het stuk over Famke: Iedereen wist dat het niet goed ging met Famke.

Ook hier kwam geen eenduidige verklaring – en misschien is die er ook niet. De verslaggevers wilden laten zien hoe complex ‘ouderverstoting’ is (de tiener brak met haar moeder). Maar had een andere juridische uitkomst (de rechter volgde haar wens om bij haar vader te blijven) dit voorkomen? Mogelijk. Was het anders gelopen vóór corona, of met diagnose van de vader? Wie weet.

De hoofdredactie legde de portee van de reportage zo uit aan een lezer: die liet een drama zien, toonde de onmacht van instanties, versterkt door corona, én illustreerde ouderverstoting, waar net die week een rapport over uitkwam. Goed, maar juist die veelheid aan argumenten suggereert dat ook niet heel scherp is wat de lezer er nu van moest denken.

Misschien is dat deels een kwestie van stijl. De verslaggevers volgden het adagium show, don’t tell: laat de feiten voor zich spreken. Goed uitgangspunt – maar als de feiten zo complex zijn, kun je conclusies lastig helemaal overlaten aan de lezer. Show dus, maar tell as well. Wat ging er volgens de krant mis en is dat verwijtbaar? Er komt een inspectierapport, dat mogelijk nieuw licht op de zaak werpt.

Moeten rouwende ouders worden ontzien, al zoeken ze de publiciteit? De moeder van Famke legde zelf contact met NRC. Ze benaderde ook Het Parool, dat het verhaal – op dezelfde dag – óók bracht, zij het met een sterker accent op het verwijt van de moeder dat de instanties hadden gefaald.

Zowel dit verhaal als dat met de door terrorisme getroffen ouders werd tevoren aan hen voorgelegd, inclusief wat de krant wilde laten zien (foto’s) en horen (in een podcast). Terecht, prudentie blijft hier een noodzaak, zeker kort na een traumatische gebeurtenis.

Dat geldt ook voor beeld. Enkele lezers – ik ook – hadden moeite met de vier foto’s van Famke, als 4-jarige, 8-jarige, 9-jarige en 14-jarige. De moeder gaf toestemming, maar door vier keer zulk beeld te plaatsen bij een onderzoek naar mogelijk falende instanties leg je een te zware emotionele hypotheek op de lezer, vind ik. Je kunt dan vrijwel onmogelijk nog onbevooroordeeld lezen.

Kortom. Schrijven over verlies en rouw hoort bij de journalistiek; maar het staat of valt met een stijl en inhoud die aan het particuliere algemene urgentie geven.

Reacties: ombudsman@nrc.nl

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.