Op dinsdagochtend 22 maart 2016, om 9.02 uur om precies te zijn, stapt Nic Reynaert het Brusselse metrostation Merode binnen. Lijn vijf gaat naar het centraal station, waar een half uur later zijn trein vertrekt. Iets meer dan een uur ervoor is op vliegveld Zaventem, zo’n tien kilometer verderop, een zelfmoordaanslag geweest. De dan 32-jarige advocaat Reynaert woont in de Belgische hoofdstad, hij moet die dag naar het Hof van Beroep in Luik voor een zaak.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data68729974-9f3517.jpg|https://images.nrc.nl/jSflwL6mYA3BPZDScT8p_l8cWp4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data68729974-9f3517.jpg|https://images.nrc.nl/yvX22MjrvUkqqcM1OrpBoaX5AmE=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data68729974-9f3517.jpg)
Hij zal er nooit aankomen: in de Europese wijk, bij station Maalbeek, brengt Khalid El Bakraoui om 9.11 uur een bom tot ontploffing in de wagon voor die waarin Reynaert zit. Hij ziet een flits, hoort een schelle, enorme knal. Hij krijgt een steekvlam in zijn gezicht, voelt bijtende rook in de longen. ‘We gaan eraan’, denkt Reynaert. Als hij uiteindelijk licht ziet en de trappen op kan strompelen, het metrostation uit, ziet hij dingen die nog altijd op zijn netvlies gebrand staan, maar waar hij inmiddels, vertelt hij, „liever niet meer over spreekt”. Twintig mensen en de dader komen die ochtend om het leven. In Zaventem vallen twaalf doden, plus de twee daders. Zeker driehonderd mensen raken gewond.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2016/03/mb2.jpg)
Vijf jaar later staat Nic Reynaert weer bij metrostation Merode voor zijn afspraak met NRC. De metro rijdt als vanouds, maar voor Reynaert zijn de aanslagen alles behalve voorbij. Eerder deze maand dagvaardde hij de Belgische staat, de Brusselse metro en verzekeringsmaatschappij Ethias wegens nalatigheid. „Ik heb hulp verzocht, en niet gekregen. We zijn nu vijf jaar verder, en nog steeds nergens. Niemand is correct geholpen. Slachtoffers zijn aan hun lot overgelaten.”
Maandag dient de inleidingszitting voor zijn zaak, die hierna vermoedelijk nog maanden in beslag zal nemen.
Niet meer huilen
Reynaert mankeert ogenschijnlijk niets. De advocaat is lang, strak in het pak met een donkerpaars overjasje en nette schoenen, zijn krullen zijn naar achteren gekamd, zijn baard getrimd. „Ik heb al mijn ledematen nog. Geen brandwonden.” Van buiten is niets te zien van wat hem destijds overkwam. Van binnen is het anders.
Reynaert heeft last van flashbacks. Zijn conditie is niet meer dezelfde als voorheen. Zijn evenwichtsorgaan werkt niet goed. Hij heeft permanente gehoorschade, ernstige slaap- en concentratieproblemen en een chronische vorm van de neurologische aandoening posttraumatisch syndroom (PTS) – niet te verwarren met de psychische aandoening PTSS (posttraumatische stressstoornis). Hij is voor de helft arbeidsongeschikt verklaard. „Eiser kan niet meer huilen”, schrijft Reynaert in zijn dagvaarding.
Hulp van de overheid heeft hij naar eigen zeggen nooit gekregen na de aanslagen. „Nul. De Belgische staat heeft ons als lammetjes de weide ingestuurd om afgeslacht te worden door de wolven – de verzekeraars – en is zelf in haar bed blijven liggen, terwijl ze onze herder zou moeten zijn.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/03/data68379737-87bb4a.jpg)
Doelbewust ingewikkeld
Dat adequate hulp rond 22 maart in de chaos ontbrak, begrijpt Reynaert nog wel. Maar ook in de jaren erna bleef die uit, zowel psychologisch als praktisch. „Niemand heeft me ooit gevraagd ‘wat heb jij nodig?’ Het zogenaamde ‘unieke loket’ van de overheid dat jaren geleden aan ons beloofd is, zodat we op één plaats met al onze medische, juridische en administratieve problemen terecht zouden kunnen, is er nog steeds niet. Specialisten en therapeuten ben ik zelf gaan opzoeken. Alle informatie heb ik zelf moeten vinden.”
De procedures voor een schadevergoeding zijn volgens Reynaert doelbewust „nodeloos ingewikkeld”. Het wordt slachtoffers moeilijk gemaakt een vergoeding te krijgen, en de voorschotten waar de verzekeringsmaatschappijen mee kwamen zijn „niet in verhouding tot de geleden en continue schade”.
Daar komt bij dat de metro, de staat en de verzekering „niet eerlijk zijn geweest over de gevolgen van de ontploffing”. „Cruciale medische informatie is verzwegen. Volgens mijn onderzoek zat in het ontplofte metrotoestel asbest. Daarover zijn wij nooit geïnformeerd, terwijl het wel medische gevolgen kan hebben. Erger nog is dat al mijn problemen geclassificeerd zijn als puur psychologisch, terwijl de medische literatuur en mijn hersenscans het tegenovergestelde aantonen: er zijn ook neurologische gevolgen van een bomontploffing. Overlevenden kunnen hersenschade oplopen. PTS bijvoorbeeld wordt geclassificeerd als psychologisch, terwijl het wel degelijk neurologisch is. De Belgische staat zou daarvan op de hoogte moeten zijn.”
Reynaert vermoedt dat de medische gevolgen bewust onderbelicht zijn gebleven. Slachtoffers als hij worden door de nadruk op psychologisch letsel afgeschilderd als „een beetje labiel”, zegt Reynaert. Maar de erkenning van de neurologische schade maakt niet alleen verschil voor het gevoel van erkenning. „Het heeft ook impact op de hoogte van de schadevergoeding, en op een effectieve behandeling. Hadden we dit eerder geweten, dan waren mijn klachten misschien niet chronisch geworden. En dat is onvergeeflijk.”
Verwaarloosd
Het is niet voor het eerst dat de Belgische ondersteuning van terreurslachtoffers in opspraak komt. In 2018 al oordeelde een bijzonder kritisch rapport van de Verenigde Naties dat België onvoldoende hulp biedt, hoewel Europese richtlijnen dat wel opdragen aan lidstaten. Slachtoffers zouden materieel, juridisch, sociaal en psychologisch ondersteund moeten worden, aldus de VN, hun leed zou effectief en snel vergoed moeten worden. In werkelijkheid kregen slachtoffers moeilijk contact met de overheid, voelden ze zich verwaarloosd, en hadden ze onvoldoende toegang tot hulp. Het rapport spreekt van „onvoldoende erkenning voor PTS” en een „omslachtige betalingsregeling met de verzekeringen, die constante onderhandeling en voortdurende evaluatie voor slachtoffers vereist”. Vorig jaar oordeelde een onderzoek dat er nog niet veel veranderd was. Al dan niet de juiste hulp krijgen is „een kwestie van pech of geluk”.
Eind 2020 werd een enquête uitgevoerd door V-Europe, de belangenvereniging van slachtoffers van de terreuraanslagen in België. Bijna driekwart van hen worstelt met PTS, bleek uit de enquête. Dat is onder andere te wijten aan gebrekkige hulp, oordeelde een van de onderzoekers die aan de enquête meewerkte. In een naar aanleiding daarvan gepubliceerd artikel in weekblad Humo vertelt de Zweedse Katarina Viktorsson, die haar moeder in Zaventem verloor: „Het heeft me twee jaar gekost om een psycholoog te vinden die me kon vertellen wat er met mij aan de hand was.”
Fungeerde de Franse staat na terreur als neutrale tussenpersoon tussen verzekeraars en slachtoffers, in België is het aan de slachtoffers zelf om over een schadevergoeding te onderhandelen. Elizabeth Krahulecz, die gewond raakte in Zaventem, vertelt in het Humo-artikel over haar strijd met de verzekeringsmaatschappijen: „Ik heb al dertig onderzoeken ondergaan om een schadevergoeding te kunnen krijgen. Elke keer moet ik me voor hen uitkleden, elke keer duwen ze tegen de wonde.”
Verzekeraars proberen de schadevergoeding zo laag mogelijk te houden en slachtoffers uit te putten, denkt zij. „Ze stellen je een bepaalde regeling voor. Als je zegt dat je dat niet redelijk vindt, kijken ze je in de ogen en zeggen koudweg: ‘Als je dit niet aanvaardt, duurt het nog twee jaar langer’.” Haar procedure voor een schadevergoeding loopt nog altijd.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/03/stukanoukbachri.jpg)
Half mens
Nic Reynaert staat inmiddels tientallen slachtoffers bij, voor elk van hen bereidt hij eenzelfde zaak voor als de zijne. Het afgelopen jaar werkte hij daar bijna onafgebroken aan - ook met toekomstige terreurslachtoffers in gedachten, zegt hij: „Als er morgen weer een aanslag zou zijn, zitten die in exact hetzelfde schuitje als waar wij ons nu in bevinden.”
Reynaert heeft de laatste jaren moeten leren leven „met een nieuw lichaam en een nieuwe gewaarwording”. ‘Zijn’ Brussel kan hem niet meer bekoren. Hij verhuisde terug naar de West-Vlaamse provinciestad Roeselare, waar hij werd geboren. De metro neemt hij niet meer. „Ik heb het vijf, zes keer geprobeerd. Dat ging niet goed.” Relaties heeft hij de afgelopen jaren geprobeerd aan te knopen. „Telkens sloot ik me af en blokkeerde ik.”
Hij pakte zijn werk als advocaat weer op, maar zijn vroegere specialisatie, vastgoed en administratief recht, gebruikt hij nauwelijks meer. Nu staat hij vooral andere slachtoffers bij. „Dat is materie die mij eigenlijk, sorry dat ik het zo zeg, niet interesseert.” Maar hij kan niet anders, zegt hij. „Ik moet wel.”
„Ik kijk vaak naar foto’s van vroeger en probeer me gevoelens in te beelden en op te wekken. Maar het lukt niet. Ik leef wel, maar ik heb geen toegang tot mijn gevoelens. Ik ben nog maar een half mens.”
Hoe de hele mens Reynaert eruit zag? „Ik ben het vergeten.”