Illustratie Lizan Vermeulen

Interview

Lidewey van Noord: ‘Alleen wandelen is geweldig en doodeng’

Avontuur Schrijfster Lidewey van Noord (35) noemt solowandelen „zowel geweldig als doodeng”. In de bergen rond haar dorp in Piëmont gaat ze er vaak op uit, liefst alleen.

‘Nee”, antwoordt Lidewey van Noord (35) stellig. In Nederland is zij nooit verdwaald. Wel in Italië, waar ze sinds de afgelopen drie jaar in een bergdorp in Piëmont woont. „Daar is het terrein wild en ruig, er is geen mobiel bereik en soms kom ik urenlang niemand tegen.” Ze kwam hier „per toeval terecht en werd verliefd op het landschap”.

Haar boek Alleen op avontuur. Alles over wandelen in je eentje (2020) beschrijft de gevaren van het alleen wandelen. Je kunt verdwalen, als vrouw maar ook als man een eng persoon tegenkomen, een been breken of erger, zonder dat er iemand in de buurt is. In de eerste periode dat ze de beboste heuvels doorkruiste „had ik altijd een zakmes in mijn broekzak, klaar om te grijpen”, schrijft ze.

In haar boek staan foto’s van grillige wandelpaden in de Piëmontese Apennijnen en in het oerwoud van Colombia, maar ook twee lineaalrechte voetpaden in Nederland, in de omgeving van Wanneperveen en Giethoorn. Via mail en telefoon – ze kan in deze tijd Italië niet uit – laat ze weten „het liefst rondom mijn heuveldorp te wandelen, maar ik vind Nederland ook prachtig”.

Herkenningspunten

Dat laatste geldt niet voor een Italiaanse vriend van haar, die is opgegroeid in de heuvels. Van Noord: „Hij vertelde me dat hij in Nederland op grijze dagen een benauwd gevoel krijgt, alsof hij tussen de wolken en de grond wordt platgedrukt. Ik was verbaasd, ik ken dat gevoel juist uit de bergen: de toppen om je heen raken de wolken en het is alsof je ingesloten bent. Voor mij is ver kunnen kijken en de horizon zien geruststellend. Ook omdat ik me als kind leerde oriënteren aan de hand van wat zich aan de horizon bevindt: kerktorens, bruggen, dijken, bomen. Ik voel me veiliger op polderpaden dan in de beboste heuvels.”

Toch gaat Van Noord er vaak op uit, het liefst alleen. Solowandelen noemt ze „zowel geweldig als doodeng”. Geleidelijk heeft ze die angst overwonnen en is het mes niet meer nodig. Hoe kwam dat? „Een gebied leren kennen, het landschap, de paden, waterbronnen, herkenningspunten – dat geeft vertrouwen. Bovendien moet je niet meteen bij de eerste de beste mannelijke wandelaar denken: zou hij kwade intenties hebben? Maar eerder: kijk, een man die een wandeling maakt en vriendelijk groet. Ook omdat ik fysiek sterker ben geworden, voel ik me veiliger.”

Ze vervolgt: „Onze hersenen zitten kennelijk zo in elkaar dat we sensitiever zijn voor dreiging dan voor schoonheid. Die sensitiviteit maakt dat enge films, boeken en verhalen uit de media in ons hoofd kunnen gaan zitten. Dat geldt evengoed voor nare ervaringen uit het verleden. We ontsnappen graag aan gevoelens en gedachten die we liever niet hebben, zoals angst, verdriet, schuld, pijn, eenzaamheid en gemis. Misschien zijn we bang dat ze ons overspoelen als we ze de ruimte geven. Als je lange tijd alleen aan het wandelen bent, kun je nergens aan ontsnappen en dat kan confronterend zijn. Evenmin kun je fysieke pijn negeren, want je lichaam is juist je instrument. Die pijn heeft zelfs iets gezonds: een teken dat wandelen lichaam en geest op één lijn brengt.”

We zeggen dat we ‘weg’ gaan als we de bebouwde kom verruilen voor een wandeling in een groene omgeving, maar eigenlijk is het ‘terug naar huis’ gaan

Gebrek aan schoonheid

Hoewel Van Noord vanaf haar vroegste jeugd wandelt, ontdekte ze het échte wandelen, om het zo te noemen, toen ze uit Nederland vertrok, naar haar Italiaanse heuvelstreek. „Toen ik nog in Amsterdam woonde en uit het raam keek, zag ik alleen maar steen. Straten, stoepen, muren. Mensen die tussen al dat steen wonen, missen denk ik iets fundamenteels. Een van de theorieën die probeert te verklaren waarom we in de stad meer last hebben van stress en aan stress gerelateerde ziektes, stelt dat de natuur ons helpt ervan te genezen. We lijden in de stad niet zozeer onder de vele prikkels, maar vooral onder het gebrek aan natuurlijke schoonheid, zoals bomen, zonsondergangen, wolkenluchten, sterrenhemels, kronkelende beken en gras onder onze voeten. Ik vind dat heel aannemelijk klinken.”

Steden zijn in het licht van de evolutie een recent verschijnsel, betoogt Van Noord in het eerder verschenen Terug naar de natuur (2019). Ze voegt eraan toe: „We zeggen dat we ‘weg’ gaan als we de bebouwde kom verruilen voor een vakantie of een wandeling in een groene omgeving, maar eigenlijk is het veel eerder ‘terug naar huis’ gaan.”

Aan het slot van Alleen op avontuur schrijft ze over het nut van zelfverdedigingstechnieken. Tien jaar geleden kwam ze, alleen op reis in Thailand, in een nare situatie terecht, nadat ze de weg was kwijtgeraakt. Een politieagent bood aan haar naar haar hostel te brengen. „Maar hij had heel andere intenties en nam me mee naar een donker park buiten de stad.” Van Noord dacht dat ze het niet zou overleven. „Op zo’n moment ben je overgeleverd aan je reptielenbrein: freeze, fight or flight. Ik vocht, gelukkig, misschien omdat ik ooit een cursus zelfverdediging had gedaan. Dat kan ik iedereen aanraden die zich kwetsbaar voelt op straat.”

Fysiek kwam ze er met schrammen en blauwe plekken vanaf, mentaal had ze er lang last van. „Alleen wandelen is soms een beproeving voor mij, maar dat geldt ook voor in het donker over straat gaan. Als je alle situaties die angst oproepen gaat vermijden, zit je uiteindelijk thuis. Dat is het laatste wat ik wil.”