Waarom beëindigt iemand haar leven? Wie schrijft over de Amerikaanse dichter Sylvia Plath, die op haar dertigste zelfmoord pleegde, komt er niet onderuit deze vraag te stellen. Tal van biografen en documentairemakers ondernamen al een poging om de daad van Plath – die op 11 februari 1963 in haar Londense woning haar hoofd in de gasoven legde – te duiden. Dat ze haar leven lang leed aan depressies, zou een verklaring zijn. Ook in haar schurende, confronterende gedichten, waarin de dood vaak een thema was, zou het antwoord schuilen. Maar vooral de explosieve relatie met de Britse dichter Ted Hughes, die ze in Cambridge tijdens de lancering van een studentenblad in 1956 meteen begerig in de wang beet, zou haar onderuit hebben gehaald.
Dat Hughes, met wie ze twee kinderen kreeg, haar in de steek liet voor de mooie Assia Wevill zorgde ervoor dat hij – met name vanuit feministische hoek – de schuld in de schoenen kreeg geschoven. Hij was de zelfzuchtige klootzak die zijn vrouw en kinderen in de steek had gelaten. Dat Wevill een paar jaar later zichzelf, en hun vierjarige dochter op soortgelijke wijze doodde, was een extra bevestiging van deze lezing.
Inmiddels zijn ook andere stemmen opgekomen. Connie Palmen wierp in 2015 een ander licht op de zaak met haar bekroonde roman Jij zegt het, waarin zij de beschimpte Hughes een stem geeft. En in de documentaire Ted Hughes: Stronger Than Death, die in datzelfde jaar uitkwam, verdedigt dochter Frieda haar vader tegen de feministische woede. „Hoe makkelijk om achteraf te zeggen: ‘Wij hebben het ware verhaal [...] en wij gaan deze complete vreemde eens straffen voor iets waar we zelf niet bij waren en niets van afweten’.”
Het is dezelfde dochter Frieda – zoon Nicholas maakte in 2009 een einde aan zijn leven – die de Britse schrijfster Heather Clark, hoogleraar hedendaagse poëzie aan de University of Huddersfield, alle vrijheid gaf om in de Plath-archieven te duiken.
Onstuimig narcisme
En nu is daar Rode komeet. Het korte leven en de vlammende kunst van Sylvia Plath, een verbluffende biografie van meer dan duizend pagina’s, geïllustreerd met foto’s, waar Clark op meticuleuze wijze – voor degenen die geen poëzie-kenners zijn soms wel heel nauwgezet – het leven van Plath beschrijft, gebruikmakend van nog niet eerder gepubliceerd materiaal, interviews met tijdgenoten en nog niet eerder vrijgegeven, uiterst kwetsbare brieven die Plath aan haar voormalige psychiater schreef.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/03/web-1903culplath.jpg|//images.nrc.nl/9e9Fmdl8RIoGsBwnYz6vgKzOJsw=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/03/web-1903culplath.jpg)
Sylvia Plath op een ongedateerde foto, voor haar boekenkast. Foto Bettman Archive
Daaruit komt een beeld naar voren van een extreem intelligent meisje dat, opgroeiend met een afwezige vader – Otto Plath overlijdt als Sylvia acht is – en met een ambitieuze moeder, al vroeg naam probeert te maken in het naoorlogse, burgerlijke Boston. Dat Sylvia van jongsaf een depressieve inborst had, wordt door Clark niet ontkend, maar ze laat in deze biografie vooral zien hoe deze gesteldheid, in combinatie met een veeleisende moeder, het gebrek aan vaderlijke bevestiging en een intellectueel klimaat waarin de vrouw weinig voorstelt, de basis legt voor een onstuimig narcisme. Want gezien en erkend worden, dat wil Plath, en dat blijkt verdomd moeilijk in het Amerika van Eisenhower.
Zo nam het vooraanstaande Smith College – waar Sylvia in de jaren vijftig met de slimste en rijkste meisjes studeerde – de studieprestaties van vrouwen wel serieus, maar werden hoogopgeleide vrouwen aangespoord om hun ambities op het gezin uit te leven. Bij haar diploma-uitreiking in 1955 kreeg Plath van de Democraat Adlai Stevenson te horen dat het haar burgerlijke plicht was, gezien ‘de Koude-Oorlogscrisis’ om ‘de nederige rol van huisvrouw’ op zich te nemen. Bovendien kon een vrouw in het McCarthy-tijdperk, waar woorden als ‘communist’ en ‘kunstenaar’ in één adem werden genoemd, beter niet hardop de wens uitspreken ‘een groot auteur’ te willen worden – iets wat Plath al op jonge leeftijd verkondigde.
Afgunstige moeder
Dat moeder Aurelia enerzijds het literair talent van haar dochter stimuleerde maar tegelijkertijd deel uitmaakte van dit conservatieve milieu, maakte de zaak nog gecompliceerder. Aurelia, een intelligente vrouw die na de dood van haar man haar leven in dienst stelde van de kinderen, zadelde haar dochter op met de dubbele boodschap: blink uit, maar pas je aan. Het resulteerde in een gecompliceerde haat-liefdeverhouding die Clark ergens halverwege het boek puntig samenvat: ‘Sylvia was de reiziger; Aurelia kon alleen maar met een mengeling van afgunst vanaf de kust naar haar zwaaien.’ Het verklaart ook waarom Plath later haar moeder negatief afschildert in haar semi-autobiografische roman The Bell Jar (De glazen stolp, 1963) en haar onderuithaalt in het wrede gedicht ‘Medusa’ terwijl Aurelia in 1975 juist weer de brave, liefdevolle brieven, die Sylvia gedurende haar leven stuurde, uitbracht in een poging haar eigen naam en die van Sylvia te zuiveren.
Dat Plath zich op jonge leeftijd al verzette tegen burgerlijke middelmatigheid blijkt ook al uit haar vroege interesse voor Nietzsche’s filosofie. Tijdens haar derde studiejaar bespreekt ze in diverse papers de ideeën van Nietzsche en in het gedicht ‘Notes on Zarathustra’s Prologue’, dat niet in een bundel is opgenomen, schrijft ze:
Go flay the frail sheep in the flock
And strip the shroud from coward’s back
Till the womb of chaos sprouts with fire
And hatches Nietzsche’s dancing star
Nietzsche bood de jonge Plath een ideologische basis voor haar verlangen naar intellectuele en artistieke autonomie. ‘Zijn afkeer van ondergeschiktheid waren een steun voor Plath in een tijdperk vóór The Feminine Mystique van Betty Friedan’, aldus Clark, die benadrukt dat Plath al tot dit inzicht kwam ruim voor de aanvang van de tweede feministische golf in de jaren zestig. Uit haar dagboekaantekeningen uit die periode citeert Clark: ‘Ik heb niemand lief behalve mijzelf’. Passende woorden voor een eigenzinnig genie, maar zo eenvoudig lag het niet. Door haar keurige opvoeding en het seksistische tijdperk waarin ze opgroeide, werd Plath voortdurend gekweld door schuldgevoelens. Mocht ze wel ambities hebben? In mei 1953 belandt ze dan ook in een suïcidale depressie, aangewakkerd door een opmerking van haar mentor op Smith College die haar afraadt om schrijver te worden ‘omdat vrouwelijke schrijvers vaak heel ongelukkig zijn’.
Traumatische gebeurtenis
Bekend is dat Plath haar eerste zelfmoordpoging ondernam eind augustus 1953, kort nadat ze naar het Valley Head Hospital – een voornaam psychiatrisch ziekenhuis – werd gestuurd voor elektroshocktherapie. Het is een traumatische gebeurtenis die ze later optekent in The Bell Jar. Clark plaatst het voorval in een bredere context door de heersende vooroordelen in de psychiatrie te beschrijven. Zo leerden mannelijke psychiaters tijdens hun opleiding ambitie en een sterke wilskracht bij vrouwen als ziekelijk te beschouwen. ‘Of een vrouw in de jaren vijftig al dan niet in een psychiatrische kliniek ontslagen werd, hing vaak af van haar verlangen om haar vrouwelijke plichten als echtgenote en moeder weer te vervullen’, aldus Clark. Bovendien waren er begin jaren vijftig geen goede richtlijnen voor elektroshocktherapie. De stroomstoten waren veel krachtiger dan nu, de instrumenten primitief en de shocks werden toegediend zonder verdoving of spierverslappers die botbreuken moesten voorkomen. Sylvia omschreef de behandeling – die ze zelfs twee keer moest ondergaan – als ‘traumatisch’ en funest voor haar gevoel van veiligheid en vertrouwen in haar moeder, die achter deze therapie had gestaan.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/03/data68655775-bff2c8.jpg|//images.nrc.nl/mnJhVS3BPUKlF0UV_Vt20BoFDHI=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/03/data68655775-bff2c8.jpg)
Plath op het strand van Cape Cod, 1954. Foto Gordon Lameyer/Lilly Library & Elizabeth Lameyer Gilmore.
Afgezien van deze dramatische gebeurtenis was het uiteraard niet alleen maar kommer en kwel in het leven van de jonge Sylvia. Zo beschrijft Clark haar drukke sociale leven, haar intensieve relaties met jongens en haar eerste publicaties in bladen als Seventeen en Mademoiselle. Vol jeugdige ambitie vertrekt Plath dan ook in 1956 met een beurs naar Cambridge om verder te studeren. Het is daar dat ze de jonge, innemende dichter Ted Hughes tegen het lijf loopt – ‘die grote, donkere, sexy jongen, de enige daar die groot genoeg was voor mij’.
Ze trouwen na vier maanden en uit haar dagboekaantekeningen en brieven aan Aurelia is duidelijk dat Plath haar ‘gelijke’ heeft gevonden: dit is de intellectuele en fysieke versmelting waar ze al zo lang naar op zoek was. Dat hij haar, kort na de bevalling van hun tweede kind, in de steek laat voor Wevill, is dan ook een enorme klap. Maar in al haar verdriet en woede weet Plath zich in die donkere maanden ook te herpakken. Somberte en euforie wisselen zich af. Hoogtepunt in de biografie is dan ook het hoofdstuk waarin Clark beschrijft hoe Sylvia in oktober 1962, als Ted haar al verlaten heeft, iedere dag om vier uur ’s ochtends achter haar schrijftafel zit en achter elkaar haar beste gedichten schrijft. Het is ‘een woede-uitbarsting in stijl’ over moederschap, kernoorlog, kwaadaardige leiders, mannelijke politieke leiders en onderdrukking. Clark schrijft hierover: ‘Nu ze plotseling was losgeraakt van de zekerheden in haar leven, liet ze de zekerheid achter in haar kunst. Het was niet meer nodig zich stevig vast te houden. Ze was in vrije val.’
Extreem strenge winter
Bodemloos, losgezongen van alles en iedereen, stootte Plath in die eenzame ochtenden door tot de kern van haar ziel en daarmee tot het hart van de poëzie. Vanuit die roes schreef ze onder meer ‘Daddy’, het gloeiende gedicht waarin ze afrekent met Hughes en haar Duitse vader verbindt met fascisme en de concentratiekampen, eindigend met de woorden ‘Daddy, daddy, you bastard, I’m through’. Het leek wel een aderlating van woorden en bevrijd schreef ze op 22 oktober aan dichter en vriendin Ruth Fainlight: ‘Ik bleef mezelf vertellen dat ik het type was dat alleen kon schrijven als ik me vredig voelde, maar dat is niet zo, de muze is tot leven gekomen nu Ted weg is en mijn god! wat een fijner gezelschap.’
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/03/data68694485-a0b4e2.jpg|//images.nrc.nl/nVCTpZI2jU4WfV24MfDqw7_op5s=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/03/data68694485-a0b4e2.jpg)
Sylvia Plath, schrijvend in de buitenlucht. September 1956. Elinor Friedman Klein
Al jaren gefascineerd door Nietzsche’s filosofie van autonomie, werd ze nu eindelijk in beslag genomen door de scheppende kracht die ze al zo lang ambieerde en viel ze samen met het beeld dat ze al die tijd van zichzelf koesterde. ‘Ik zal op mijn kleine manier een kleine god zijn’, schreef ze als studente in haar dagboek. Nu was ze dan eindelijk haar eigen kleine god. Voor heel even.
De angst om die scheppende kracht weer te verliezen lag op de loer. Dat, in combinatie met geestelijke uitputting, antidepressiva, codeïne, de zorg voor twee kleine kinderen tijdens een extreem strenge winter en, vooral, de tijdgeest die niet rijp was voor een onafhankelijke vrouwenstem, werd haar uiteindelijk fataal. Begin 1963 raakte ze ontmoedigd. Haar meesterlijke ‘oktobergedichten’ – waaronder ‘Ariel’, ‘Daddy’, ‘Lady Lazarus’ en ‘Fever 103’ - waren zo intens en choquerend dat The New Yorker – destijds nog een familieblad – ze (op één na) stuk voor stuk afwees. Daarmee liet het tijdschrift ‘een paar van de allerbeste gedichten van de twintigste eeuw aan zich voorbijgaan’, aldus Clark.
Zenuwinrichting
Ook het grote, internationale succes van The Bell Jar zou Plath uiteindelijk nooit meemaken. De roman verscheen begin 1963 in Engeland maar werd in Amerika door de uitgevers Knopf en Harper & Row afgewezen. Een klap die, aldus Clark, Sylvia’s tweede zelfmoordpoging bespoedigde. In de steek gelaten door de man, niet gehoord door de wereld en doodsbang om opnieuw in de eeuwige hel van een zenuwinrichting terecht te komen, nam ze een beslissing.
Het werd de keuze die het leven van de mensen om haar heen drastisch zou beïnvloeden en waar geen mens uiteindelijk, ondanks alle speculaties en beschuldigingen, ooit volledig de vinger op zou kunnen leggen. Maar duidelijk is – en dat is de grote verdienste van Clark – dat de tijdgeest niet rijp was voor een eigenzinnige vrouwenstem. Zes dagen voordat Plath haar hoofd in de oven zou leggen, schreef ze het gedicht ‘Edge’ dat vaak wordt opgevat als haar afscheidsbrief.
The woman is perfected.
Her dead
Body wears the smile of accomplishment,
The illusion of a Greek necessity
Flows in the scrolls of her toga,
Her bare
Feet seem to be saying:
We have come so far, it is over.
Zo liet ze haar moeder, man, kinderen en de literaire wereld achter, met de boodschap dat alleen een dode vrouw ‘vervolmaakt’ is – als kunstwerk, experiment, iets wat in toom moet worden gehouden.