Begin dit jaar spraken onder meer bondkanselier Angela Merkel en de Franse minister van Financiën Bruno Le Maire hun zorgen uit over de ban die sociale media sommige gebruikers oplegden. Meest in het oog springend: de Amerikaanse president kon niet meer op Twitter (later volgden Facebook en andere sociale media).
Deze acties leggen grote dilemma’s bloot over de toekomst van democratie en de macht van Big Tech. Vorige week sprong Forum voor Democratie op de bok om zich te beklagen over een ingreep waarbij een tweet van de lijsttrekker werd bevroren en van commentaar voorzien: misleidende informatie. Niemand verplicht echter politici van Twitter gebruik te maken. Sterker, politici die ontevreden zijn kunnen zich wenden tot Parler of GAB, waar geen ethische evaluatie van uitlatingen plaatsvindt.
De uitgesproken zorgen over inperking van vrijheid van meningsuiting houden geen rekening met het belang dat techbedrijven hechten aan het binden van en aantrekken van personeel. Niet de gebruiker van sociale media, maar de technisch getalenteerde medewerker is hun belangrijkste klant. De oproep van politici negeert ook dat in een democratische rechtsstaat de rechterlijke macht de taak heeft ondermijnende berichten op sociale media aan te pakken.
Waarde op de lange termijn
Het doorsnijden van de banden door Twitter, Facebook en Amazon met de Trump-campagne en anderen moet men zien in het licht van de bedrijfsidentiteit van bedrijven als Twitter, Amazon en Facebook. Kennelijk bestaat binnen deze bedrijven het besef dat het faciliteren van politieke campagnes als die van Trump, en het becommentariëren van tweets die in hun ogen mensen op het verkeerde been zetten, het bedrijf op lange termijn gaat schaden.
Blijkens de koersdalingen van hun aandelen in januari zijn niet alle eigenaren van Twitter, Facebook en Amazon dezelfde mening toegedaan. Voor de bedrijfsleiding van deze bedrijven was echter duidelijk dat de bedrijven met het faciliteren van de campagne van Trump slechter af was. De leiding accepteert dat deze keuze een reductie van het Twitterverkeer tot gevolg heeft. De aandeelhouders hebben vanuit dat standpunt gezien gelijk om Twitter, Facebook en Amazon een beursafstraffing te geven – rendement op aandelenvermogens wordt ten slotte geërodeerd.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/01/data66309205-304d56.jpg)
Maar is dat zo? Volgens het werk van Harvard-hoogleraar Bob Simons is de belangrijkste klant van de grote techbedrijven de persoon die moeilijk te krijgen is en die het bedrijf in staat stelt zijn bedrijfsmodel na te streven. Net zoals faculteitsleden de belangrijkste ‘klanten’ zijn voor een universiteit, omdat zij de meest aansprekende onderwijsprogramma’s kunnen aanbieden, zijn technisch onderlegde medewerkers de belangrijkste klanten voor technologiebedrijven. Want zij schrijven de software voor deze bedrijven en houden hun infrastructuur draaiende. Hoe beter hun werk en hoe groter hun creativiteit, hoe meer gebruikers deze bedrijven kunnen aantrekken en hoe meer advertenties hierdoor worden verkocht. Hun werk is voor bedrijven als Twitter en Amazon de belangrijkste factor in het creëren van waarde op de lange termijn.
Vrije markt reguleert
Als een sociaal medium niets doet aan oproepen tot geweld en de verspreiding van haat of onwaarheden die anderen schaden, bestaat er veel kans dat deze werknemers zich niet langer identificeren met hun werkgever en ontslag nemen. Dat zou de bedrijfsvoering ernstig schaden.
Het lijkt erop dat niet alle werknemers van genoemde bedrijven de keuze van hun leiding onderschrijven. Sociale media als GAB en Parler claimden dat ze open sollicitaties ontvingen van Twitter-medewerkers. Zij beweerden ook dat veel gebruikers van sociale media inmiddels van andere sociale media naar hun zijn overgestapt.
In dat licht lijken zorgen over een ban van Twitter overbodig. We zien immers dat de aanhangers van de door Twitter afgewezen ideeën alternatieve outlets hebben. Ook FVD kan daarnaar uitwijken. De vrije markt reguleert zichzelf, daar is geen overheid voor nodig. Overigens blijkt het voor de platforms moeilijk om ongefundeerde berichtgeving die als feiten worden gebracht op te sporen en van een waarschuwing te voorzien, zoals NRC vorige week meldde.
De vraag die echter voor politici en magistratuur rest is hoe toelating van het vrije woord zich verhoudt tot oproepen tot geweld. Oproepen tot stormloop, haat en moord zijn in onze democratieën verboden. Indien personen zich hieraan schuldig maken, kunnen zij op grond van hun uitspraak worden vervolgd. Indien platforms zulke oproepen toestaan, is het aan de magistratuur om het bedrijf achter het platform aan te pakken. Het is niet aan de politiek om deze bedrijven aan te spreken op de weigering van gebruikers.