De Toeslagenaffaire heeft het vertrouwen van veel burgers in de overheid een flinke knauw gegeven. Dat blijkt uit onderzoek van I&O Research in opdracht van NRC. Van de 1.148 ondervraagde burgers zegt 71 procent dat het vertrouwen in de overheid negatief is beïnvloed door de affaire, waarbij tienduizenden onschuldige ouders jarenlang door de Belastingdienst als fraudeurs werden behandeld. Bijna tweederde van de Nederlanders heeft er ook minder vertrouwen in de politiek door gekregen.
Ook de afhandeling van de aardgaswinning in Groningen heeft het vertrouwen in de overheid beschadigd: 51 procent denkt negatiever over de overheid. Over de aanpak van de coronacrisis zijn burgers eveneens kritisch, maar die heeft het vertrouwen in overheid en politiek veel minder aangetast.
„De Toeslagenaffaire heeft het cynisme over politiek gevoed”, zegt onderzoeker Peter Kanne. „Burgers vinden de kwestie geen incident, maar beschouwen het als een structurele bestuurlijke weeffout.” Veel respondenten geven aan dat de overheid burgers stelselmatig wantrouwt, en dat het afgetreden kabinet-Rutte III te weinig aan boetedoening heeft gedaan. Het kabinet trad in januari af, na een vernietigend rapport van de parlementaire onderzoekscommissie-Van Dam. Maar alleen minister Eric Wiebes (Economische Zaken, VVD) nam ontslag. Demissionair premier Rutte (VVD) kwam afgelopen zondag in een tv-debat van RTL in moeilijkheden toen een gedupeerde van de affaire hem vroeg waarom hij er geen persoonlijke consequenties uit trok.
Een krappe meerderheid (53 procent) heeft nog altijd veel of tamelijk veel vertrouwen in de overheid, 45 procent heeft weinig tot geen vertrouwen. Het vertrouwen in de Nederlandse overheid is wel veel hoger dan het vertrouwen in de Europese Unie (43 procent). Van de bestuurders genieten burgemeesters met 67 procent het meeste vertrouwen. Ministers en Tweede Kamerleden hebben het vertrouwen van iets minder dan de helft van de kiezers.
Volgens het onderzoek vindt 47 procent dat overheid en politiek meer lering uit de affaire moeten trekken. De belangrijkste les, zegt 59 procent van deze groep, is dat de overheid menselijker moet worden. Een veel kleiner deel van deze groep, 27 procent, zegt dat fraude harder moet worden bestreden. Overigens vindt 57 procent van deze groep kiezers dat verantwoordelijke kabinetsleden niet terug moeten keren in een volgend kabinet.
Opvallend is dat, als het gaat om overheidsvertrouwen, een grote kloof is ontstaan tussen de achterban van flankpartijen en die van de gevestigde partijen. Zo heeft 86 procent van de VVD-kiezers in enige mate vertrouwen in de overheid, en maar 2 procent van de FVD-kiezers. Ook de kiezers van de Partij voor de Dieren, SP, Denk, PVV en JA21 hebben in meerderheid weinig tot geen vertrouwen in de overheid.
Kanne signaleert „een radicale grens” tussen aanhangers van deze flankpartijen en de overige partijen. „De partijen aan de flanken kunnen samen veertig Kamerzetels behalen. Bij deze partijen signaleren we dat vooral de FVD-achterban volkomen afhaakt in hun vertrouwen in instituties, veel meer dan de SP- of PVV-kiezer.”
Hoewel FVD nu niet bijster goed staat in de peiling van I&O Research, vijf Kamerzetels, is er veel potentieel voor de partij, zegt Kanne. „Ze hebben op ruim twintig zetels gestaan, en die groep kiezers, 10 tot 15 procent van het electoraat, zit nog wel ergens. Bestuurspartijen moeten niet gek opkijken als ze na dit soort affaires meer kiezers aan FVD-achtige partijen gaan verliezen.”
De coronacrisis heeft het overheidsvertrouwen bij 36 procent van de kiezers negatief beïnvloed. Kanne: „De onvrede neemt toe. Veel kiezers zeiden lange tijd: het overkwam de overheid, iedereen maakt fouten. Maar deze week bleek uit onderzoek van I&O Research dat de steun voor de lockdownmaatregelen sterk afneemt. Veel burgers vinden dat de maatregelen versoepeld moeten worden: in een maand ging dat percentage van 21 naar 59 procent.
/s3/static.nrc.nl/partijvergelijker/files/2021/02/partijvergelijkerfeature.jpg)