Opinie

Het goedgelovige Amnesty trapte met open ogen in de val van de Russische geheime dienst

Michel Krielaars

Terwijl literair Nederland zich druk maakte over de juiste kleur of deskundigheid van de vertaler van de gedichten van Amanda Gorman en Geert Wilders zijn Zwarte Pietenpak weer eens van zolder haalde, verbaasde ik me over de naïviteit van Amnesty International. Sinds die organisatie vorige week de Russische oppositiepoliticus Aleksej Navalny zijn status van gewetensgevangene heeft ontnomen, beschouw ik haar, vrij naar Lenin, als een van Poetins nuttige idioten.

Als argument voor het besluit om Navalny te laten vallen voert Amnesty aan dat hij 13 jaar geleden xenofobe uitspraken heeft gedaan en zich daar niet van heeft gedistantieerd. Nu is dat laatste onzin, want ik heb hem dat wel degelijk horen doen. Maar Amnesty liet zich liever een alternatieve waarheid influisteren door een Russische pseudo woke columniste uit New York, die voor de propagandamachine van het Kremlin bleek te werken. Het goedgelovige Amnesty is daarmee met open ogen in een val van de FSB getrapt, die goed heeft gekeken naar de manier waarop de KGB tijdens de vorige Koude Oorlog smaadcampagnes organiseerde om Sovjet-dissidenten in het Westen in diskrediet te brengen.

Inmiddels zit Navalny in een berucht strafkamp op zo’n 100 kilometer ten oosten van Moskou. Gevangenen worden er geslagen en vernederd. Alles is erop gericht hen als mens te vernietigen. De status van gewetensgevangene zou Navalny in dat kamp veel meer bescherming kunnen bieden dan de zinloze handtekeningenactie die Amnesty voor zijn vrijlating heeft gevoerd. Maar ja, goedbedoelde naïviteit heeft zijn prijs.

Ik schrijf dit ook omdat ik het onlangs verschenen Niemandsland. Een reis naar de oorlog in Oekraïne van Volkskrant-correspondent Jan Hunin heb gelezen. Het is een aangrijpend, soms bijna tragikomisch verslag van een scherpzinnige journalist, die vijf jaar na het uitbreken van de oorlog in de Donbass naar Oost-Oekraïne terugkeert om te zien wat er is veranderd. Veel is dat niet. De oorlog suddert op een lager pitje voort en nog altijd vallen er doden, niet in de laatste plaats omdat mensen er uit wanhoop over hun uitzichtloze bestaan nog meer wodka zijn gaan drinken.

In een park in Loegansk telt Hunin de tientallen boompjes die voor de omgekomen kinderen zijn geplant. Niet verbaasd is hij als hij onder zo’n boompje twee oudere mannen, die op het nippertje aan de dood zijn ontsnapt, schaak ziet spelen.

Ook gaat Hunin naar Pjervomajsk, waar de MH17 is neergehaald. Hij woont er een herdenkingsbijeenkomst bij en ziet de machthebbers liegen. Een Nederlander, die in het gebied een nieuw leven is begonnen, blijkt de alternatieve waarheid over de MH17 van de rebellen en het Kremlin aan te hangen.

Hunin krijgt de meest uiteenlopende mensen aan de praat. Door met ze te ouwehoeren, met ze te drinken en ze in hun waardigheid te laten, ook al is hij het niet met ze eens. Zo geloven de meeste rebellen nog altijd dat de Majdan-opstand georganiseerd is door de Amerikanen en de nazi’s.

Een van Hunins gidsen is de dertiger Denis, die het maar niets vindt dat alle fatsoenlijke mensen uit de Donbass zijn vertrokken en er zoveel geld is gestolen. ‘Als je mensen macht geeft, dan veranderen ze ook vanbinnen’, zegt hij cynisch. Loegansk kan volgens Denis daarom een sterke hand goed gebruiken, of het nu een Stalin of Poetin is. Als je zoiets maar lang genoeg volhoudt, denkt Amnesty er straks ook zo over.