Recensie

Recensie Boeken

Het gebeurde in Schiller – en Rembrandt keek toe

Hotel Schiller Hotel Schiller was sinds de opening in 1913 een begrip. Het trok de artistieke fine fleur en bohème van de stad, is te lezen in een recent boek. In Café Schiller waan je je nog altijd een eeuw terug.

Foto Walter Herfst

De grandeur van het gloednieuwe hotel aan het Rembrandtplein was voor de verbaasde Amsterdammers nauwelijks te bevatten: daar verrees in 1913 aan de stille zijde van het plein een „cosmopolitisch hotel” dat 70 kamers telde, alle voorzien van warm en koud stromend water. Een unicum in die tijd.

Hotel Schiller, met rechts het gelijknamige café. Wegens de lockdown zijn beide nu gesloten. Rembrandtplein, februari 2021. Foto Walter Herfst

Hotel Café Restaurant Schiller was het hoogste gebouw van het plein, er was elektrisch licht en het restaurant bood de luxe van „Billiard en Kegelbanen”, aldus de annonce van eigenaars Frits Schiller en zijn broer Hein. Frits was toen 27, Hein 25.

Van alle grand hôtels die in de tweede helft van de negentiende eeuw werden gebouwd, zoals Hotel Polen, Amstelhotel, Hotel De L’Europe en Hotel Krasnapolsky, groeide Schiller uit tot het meest legendarische etablissement. Het lag destijds in het hart van roerig mondain Amsterdam, vol van zalen van vermaak, van variététheaters, tingeltangels, chique kledingwinkels, terrassen, het Grand Théâtre, de Salon des Variétés en dansgelegenheid Mille Colonnes.

Fine fleur

De clientèle behoorde tot de artistieke fine fleur en bohème van de stad. Namen van actrices als Fien de la Mar en Fie Carelsen, van theater- en cabaretkunstenaars Jean-Louis Pisuisse, Jenny Pisuisse-Gilliams, Lou Bandy, Cor Ruys, Corry Italiaander en Louis Davids, toneelschrijver Herman Heijermans en kunstschilders George Hendrik Breitner en Jan Sluijters zijn onverbrekelijk met het hotel verbonden. Sommigen behoorden tot de artistieke voorhoede van hun tijd. Dat laatste kan niet gezegd worden van hotelier Frits Schiller (1886-1971) zelf. Hij was tegen wil en dank hotelier, liever was hij ook kunstschilder, ook bohemien. Zijn schilderijen sieren nog steeds de wanden van het hotel en het belendende Café Schiller.

Het hotel vormde het decor voor de beroemdste passiemoord uit de Nederlandse theatergeschiedenis. Pal ervoor, aan de voet van het standbeeld van een toekijkende Rembrandt, schoot een jaloerse minnaar op zaterdagavond 26 november 1927 Pisuisse en zijn echtgenote, zangeres Jenny Gilliams, met revolverschoten neer. Het echtpaar stak van Schiller het plein over naar Mille Colonnes voor een optreden. Dader Tjakko Kuiper voelde zich afgewezen door Jenny, en pleegde na de schietpartij zelfmoord. Zoals een journalist schreef: „Zij kuste de een, zij kuste de ander en van deze vrouw zijn beide mannen de slachtoffers geworden.”

Moord op het Rembrandtplein, 1927. De kruisjes geven aan waar het echtpaar Pisuisse stond. Foto Stadsarchief Amsterdam

Gloriejaren

De gloriejaren van het hotel liggen tussen de beide wereldoorlogen, dat was de roemruchte tijd. Het is daarom niet verwonderlijk dat hoorspelauteur Marjolein Bierens haar boek Hotel Schiller de ondertitel meegeeft Geschiedenis van een hotel en zijn kleurrijke gasten tijdens de bruisende interbellumjaren. Voordat het verhaal eind vorig jaar in boekvorm verscheen, rijk geïllustreerd en in art deco-stijl vormgegeven, was het een hoorspelserie voor de VPRO, uitgezonden in 2018. Het is een omvangrijke geschiedenis die Bierens beschrijft. Op een van de eerste bladzijden vraagt ze zich dan ook af: „Waar te beginnen met het verhaal over het plein en over het hotel?”

Ze besluit met het einde te beginnen. Dat vond in haar visie plaats in 1972, een jaar na de dood van Frits Schiller. Veilinghuis De Zon verkocht toen bij opbod de ezel en de vele honderden schilderijen van Schiller, die trots was op zijn artistieke gaven – maar anderen kwam in hun oordeel niet verder dan het dodelijke „verdienstelijk”.

Frits Schiller in zijn atelier, circa 1915. Foto Stadsarchief Amsterdam

Het is een dramatisch aangezet openingsakkoord. De bieders behoorden tot de vaste klandizie en kochten voor tien of vijftien gulden „zo hun herinneringen aan de oude Schiller”. Bierens schrijft: „Doden geven ons een mild gevoel van superioriteit. Hoe talentvol of machtig ze ooit ook waren... Nu zijn ze dood. Zo gaat dat. Nu zij, wij later. Nu zijn zij, die vroeger zo vanzelfsprekend waren, louter contour en kleur, schilderingen van verf, verlangend naar longen om weer eens te ademen, naar gewicht om zichzelf terug te geven aan zwaartekracht.”

Zwaarwegende woorden

Deze weemoed, uitgedrukt in zwaarwegende woorden, bepaalt de toon: bijna op elke bladzijde gaat het over vroeger, over doden, over voorbij, verval en vergankelijkheid. Als hoorspel was dat passend, want de stemacteurs maakten het vaak licht. In een boek is het snel te veel.

Volgens Bierens waren niet Schillers schilderijen zijn belangrijkste creatie, dat was het hotel zelf, „voor zover een organisme, een komen en gaan van mensen, als ‘kunst’ kan worden beschouwd”. De doden die „verlangend naar longen” het hotelverhaal bevolken golden bij leven als „een afspiegeling” van de politieke en artistieke gebeurtenissen in Europa. Als onderwerp voor zijn schilderijen koos Schiller, naast stillevens en naakten, voornamelijk de beroemde en minder beroemde bezoekers van zijn hotel en café.

Over dat laatste: dat wat nu Café Schiller heet, met een bijna verborgen entree rechts van het majeure hotel, werd een eeuw geleden, in 1921 of misschien 1922, geopend als bar bij het hotel. Er was toen een doorgang die nu is afgesloten, zodat het huidige NH Hotel Schiller en Café Schiller onafhankelijk zijn.

Zachte, fluweelrode binnenwereld

In de loop van de decennia is het interieur van het hotel zelf ingrijpend veranderd en gemoderniseerd, maar om de tijdreis naar het interbellum te maken biedt Café Schiller nog altijd een prachtige gelegenheid. Het is niet meer dan enkele passen vanaf het neonverlichte Rembrandtplein naar de zachte, fluweelrode binnenwereld van een eeuw terug, waar palmplanten in koperen potten staan, bloemvormige lichtornamenten in Jugendstil of art deco plafond en wanden versieren, waar spiegels de gasten weerkaatsen. En natuurlijk de schilderijen, waar je ook kijkt: Schillers verdienstelijkheden kun je niet ontwijken.

Café Schiller tijdens de lockdown. Rechts het portret van Fien de la Mar. Foto Walter Herfst

Naar verluidt begon het café als atelierruimte van Frits Schiller zelf, die met zijn vrouw, actrice Corry Italiaander, erboven woonde. Bij uitzondering mocht ik dezer dagen een bezoek aan het café brengen, dat nu wegens corona gesloten is. Uitbater Koen Zanen wijst me op de plek achterin, voorbij de lange houten, sierlijk gevormde toog, waar de schildersezel van Schiller stond. Zo’n historisch moment heeft iets sensationeels, als je je inbeeldt dat hier Fien de la Mar, Cor Ruys en Louis Davids poseerden. Ook het portret van Jenny Gilliams hangt er, helemaal achterin: een jonge vrouw met een witte blouse aan en donker colbert met witte corsage.

Café Schiller, met het portret van de doodgeschoten Jenny Gilliams. Foto Walter Herfst

In haar boek gaat Bierens nauwgezet in op de portretten en vooral onder welke omstandigheden en in welke sfeer ze zijn geschilderd. Neem het portret van Fien de la Mar, een actrice die, aldus het boek, ongenadig kon „kwetsen en schofferen”, maar vooral ongelukkig was en die „na de dood van haar vader eenzaam aan de bar zat, door het hotel doolde op zoek naar contact”. Bierens schrijft alsof ze erbij was, als ooggetuige: „Toen ze voor de hotelier poseerde, onverwacht bereidwillig, voelde hij haar pijn en haar eenzaamheid in iedere vezel van zijn lijf. (–) Onder zijn ogen zag hij haar kapotgaan, voornamelijk aan zichzelf.” Op de hotelkamer waar Fien heen vluchtte vond ze in haar kast slechts „bontjassen, vossen die haar geen van alle warmte gaven”.

Duitse bezetting tekent het hotel

Na de zwier van het interbellum breekt de grimmige Tweede Wereldoorlog aan en de Duitse bezetting tekent het hotel: Joodse vluchtelingen zochten er hun heil, Wehrmacht-officieren sliepen in dezelfde bedden als eens de kunstenaars en hun maîtresses, en later de Canadese bevrijders. Vervolgens vulden de Binnenlandse Strijdkrachten het hotel. En dan, schrijft Bierens: „(–) toen was het hotel moe. Stemming en emoties waren in de muren getrokken en hadden de kalk doen verkleuren en de verf doen bladderen.”

Voor Schiller was de dood van Jenny en Jean-Louis Pisuisse al het kantelmoment, betoogt Bierens, „(–) er was iets van de onschuld vermoord en ergens leek het of na de moord het kwaad uitvloeide in alle richtingen.” Met gevoel voor drama vervolgt ze dat de Pisuisse-moord „nog enigszins was te begrijpen, wat niet gezegd kon worden van die miljoenen die zomaar passieloos en zonder direct persoonlijk belang waren verdwenen. In massagraven lagen. Zonder liefde, haat of wraak waren gestorven.” Het is cryptisch wat hier staat en wat ermee wordt bedoeld. En wacht even, we zijn nog steeds midden in de roaring twenties – waar is het beloofde bruisen? De auteur erkent dat zelf ook en besluit het hoofdstuk over de moord op het plein: „Terug naar het interbellum met zijn eigen levenden en zijn eigen doden.”

Daar zijn ze weer, de doden.

De uit een zwarte wc-deur gezaagde citaten uit De tandeloze tijd van A.F.Th. van der Heijden. Ze hangen nu ingelijst in het café. Foto Walter Herfst

In het slotwoord schrijft Bierens dat na het overlijden van Frits Schiller het „met het hotel-restaurant niet meer goed is gekomen” en dat er door alle verbouwingen „rigoureus werd afgerekend met het verleden”. Van alles is geprobeerd, maar er lijkt een „vloek te rusten op het pand aan het Rembrandtplein”. Dat geldt, zoals ze beaamt, niet voor Café Schiller: „Veel van de oude sfeer en aankleding is behouden gebleven.”

Stamcafé jonge schrijversgeneratie

Dat uitgerekend in deze eerbiedwaardige ambiance een jonge schrijversgeneratie in de jaren tachtig en negentig bijeenkwam, vormt weer een nieuw geschiedenisverhaal, nog nauwelijks geboekstaafd. De revolterende dichtersgroep de Maximalen verkoos Schiller tot stamcafé, met onder meer Joost Zwagerman en Pieter Boskma. De redactie van het literaire tijdschrift Maatstaf vergaderde er eens in de maand.

Op een zwarte wc-deur plakte schrijver A.F.Th. van der Heijden gesigneerde citaten uit De slag om de Blauwbrug en Vallende ouders, beide uit 1983, het fameuze begin van zijn romancyclus De tandeloze tijd. Deze citaten zijn bij een renovatie uitgezaagd, ingelijst en in het café opgehangen, schuin tegenover het portret van Jenny Gilliams.

Café Schiller is de enige échte plek om terug te keren in de tijd, die van verder weg en ook van dichterbij.

Marjolein Bierens: Hotel Schiller. Geschiedenis van een hotel en zijn kleurrijke gasten tijdens de bruisende interbellumjaren. Uitgeverij Meulenhoff Boekerij, 368 blz. Prijs € 24,99.

●●●●●

Hotel Schiller is als podcast te beluisteren via www.vpro.nl (zoekterm podcast Schiller).

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.