Analyse

Partijen doen best ambitieuze klimaatbeloftes, maar is het genoeg?

Klimaatdoelen Politieke partijen vinden het belangrijk burgers in klimaatplannen te ontzien. Dus zoeken ze hun heil in technologie.

Shell, Gasunie en Groningen Seaports hebben plannen om in de Eemshaven in Groningen de grootste groene waterstoffabriek van Europa te bouwen.
Shell, Gasunie en Groningen Seaports hebben plannen om in de Eemshaven in Groningen de grootste groene waterstoffabriek van Europa te bouwen. Foto Kees van de Veen/ANP

Vier jaar geleden ging het in de verkiezingscampagne nauwelijks over klimaat. Maar nu de volle omvang van de klimaatcrisis al lang de alledaagse politiek is binnengesijpeld, kunnen politici er in hun partijprogramma’s niet meer omheen – alleen de meeste populisten weigeren het onderwerp serieus te nemen. Toch willen politici deze crisis graag te lijf gaan zonder grote gevolgen voor het dagelijks leven. In partijprogramma’s ontbreekt een gevoel van urgentie.

Bij de VVD is dat het duidelijkst. „Klimaatbeleid is geen ideologie”, schrijft de partij in haar verkiezingsprogramma. „Het gaat om het pragmatisch oplossen van problemen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, economisch te kunnen blijven groeien en zoveel mogelijk je leven te blijven leiden zoals je wilt.” Maar ook andere partijen blaken van optimisme. Het CDA gelooft in „een robuust beleid dat draagvlak heeft, effectief is en bijdraagt aan het verdienvermogen van ons land”. Volgens GroenLinks heeft Nederland „de technologie, de industrie en de infrastructuur om een inhaalslag te maken en om koploper te worden in de schone energie van de toekomst”. D66 ziet „een enorm potentieel aan nieuwe groene banen”. Ook de PvdA gelooft dat Nederland alles in huis heeft voor een revolutie „met duurzame groei en duurzame banen als uitkomst.” De SP bepleit een eerlijke verdeling van de kosten van klimaatbeleid, bijvoorbeeld „door mensen die veel vliegen meer te laten betalen voor de CO2-uitstoot, zonder vliegen voor anderen onbetaalbaar te maken”. En de ChristenUnie wil met een voortvarende uitvoering van de klimaatplannen „de Nederlandse economie structureel en duurzaam versterken”.

Lees ook: Wat zijn de belangrijkste plannen van de politieke partijen?

Alleen de Partij voor de Dieren maakt van klimaat- en milieubeleid de kern van haar programma. „We kunnen het ons niet veroorloven om op de oude voet door te gaan”, staat in het programma, waarin wordt gepleit voor „een radicale omslag naar een beleid dat ook komende generaties een gelukkige toekomst biedt”.

Natuurlijk willen politici in verkiezingstijd liever niet somberen over de toekomst. Maar denken ze echt de klimaatcrisis op te lossen met een klimaatakkoord en een gesubsidieerd duwtje in de goede richting? In een verkiezingsdebat in De Balie over klimaat, zei Kamerlid Mark Harbers (VVD): „Ik denk dat we niet beseffen hoe ongelooflijk ambitieus het is wat er nu al allemaal in het klimaatakkoord staat.”

Nederlandse beloftes

Harbers heeft gelijk, het is best ambitieus. Maar is het ook genoeg? Niet als je het afzet tegen de beloftes die, ook door Nederland, in 2015 in Parijs zijn gedaan. Nederland gebruikt veel te veel energie en grondstoffen. De bodem wordt uitgeput door de landbouw. Auto’s worden zuiniger, maar dat wordt teniet gedaan doordat ze ook steeds groter worden. Niemand wil (na corona) belemmerd worden in reislust, of kooplust. Nederlanders wonen in grote huizen en importeren voedsel van over de hele wereld. Een groot deel daarvan is bestemd voor veeteelt, ook als dat bijdraagt aan ontbossing van tropische regenwouden.

Keer op keer zijn in het verleden klimaatdoelen gemist. En toekomstige missers doemen alweer op

Daniel Kahneman, die in 2002 de Nobelprijs voor de Economie ontving voor de introductie van de psychologie in de economische wetenschap, heeft weinig vertrouwen in de rationaliteit van menselijke besluitvorming. Hij is daarom niet optimistisch over onze kansen om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. „Ook al zijn mensen zich nog zo bewust van het probleem, dat zal nooit de weerstand overwinnen om hun eigen levensstandaard te verlagen”, zo zei hij in 2014 tegen klimaatpublicist George Marshall.

Politici beseffen dat. Dus zoeken ze hun heil in technologische oplossingen. Rekenwerk laat zien dat een paar kerncentrales de energievoorziening op peil kunnen houden, dat waterstof de mobiliteit kan verduurzamen en dat CO2 veilig opgeborgen kan worden in lege gasvelden. Ook al zijn niet al die technologische beloftes al bikkelhard, er is geen reden om aan de cijfers te twijfelen. Misschien wel aan de haalbaarheid.

Keer op keer zijn in het verleden klimaatdoelen gemist. En toekomstige missers doemen alweer op. Als bijvoorbeeld niet heel snel wordt begonnen met het verzwaren van het elektriciteitsnetwerk loopt de industrie over tien jaar ver achter. Datacentra slurpen toekomstige windenergie op, die juist bedoeld is om steden te vergroenen. Kritiek daarop is hypocriet, want die centra zijn nodig voor levens die zich (ook zonder corona) vaker online afspelen. Als alle waterstofplannen echt worden uitgevoerd, komt de verduurzaming van de stroomvoorziening in gevaar, becijferde NRC. En dit gaat alleen nog maar over elektriciteit, slechts een beperkt deel van alle benodigde energie.

Een veel lastiger probleem

Stel dat het toch allemaal lukt. Dan rest altijd nog een politiek veel lastiger probleem. Nederland heeft anderhalve eeuw geprofiteerd van fossiele energie, zonder daarvoor de milieurekening te betalen. De verantwoordelijkheid voor internationale klimaatdoelen houdt daarom niet op aan de grens. Arme landen helpen om hun klimaatdoelen te realiseren is geen hulpverlening, maar een verplichting die in internationale verdragen is vastgelegd.

Lees ook: Over klimaat discussiëren de partijen nog niet

Naar die verplichting handelen is iets anders dan het ‘welbegrepen eigenbelang’ waar het CDA op doelt als basis voor internationale samenwerking, of ‘het nationaal belang’ dat voor de VVD voorop staat in het buitenlands beleid. Het is de erkenning dat klimaatverandering, zoals de PvdA schrijft, „de meest kwetsbare en gemarginaliseerde mensen en landen het hardst [raakt], terwijl hun schuld beperkt is.”

Misschien kan Nederland zijn eigen klimaatbeleid op orde brengen. Maar is het ook bereid om arme landen financieel te helpen hun klimaatproblemen op te lossen, en om de technologie die daarvoor nodig is te delen – wat niet hetzelfde is als verkopen? Zo lang dat niet het geval is, gaat de opwarming door, en kan van een succesvol klimaatbeleid geen sprake zijn.