‘Also Sprach Zarathustra’: liefdesverklaring aan de vrije, vrolijke mens

Het Meesterwerk #26 Theaters, musea en concertzalen zijn weer dicht. Waarvan kun je, ook nu, nog wel genieten? NRC-recensenten gidsen je langs hun eigen favorieten: tijdloos en coronaproof. Aflevering 26: Friedrich Nietzsches filosofische verhandeling Also Sprach Zarathustra.

De Duitse filosoof en schrijver Friedrich Nietzsche in circa 1869.
De Duitse filosoof en schrijver Friedrich Nietzsche in circa 1869. Foto Hulton Archive/ Getty Images

Filosofische verhandelingen staan zelden te boek als page turners. Maar als er één wijsgeer ook poëet is, dan de Duitse denker Friedrich Nietzsche (1844–1900). In zijn filosofische roman Also Sprach Zarathustra (tussen 1883 en 1885 in delen gepubliceerd) bindt hij via de profeet Zarathoestra (hoofdpersoon) de strijd aan met de beklemmende moraal van zijn tijd – en de door hem voorvoelde toekomst.

Een onderdrukkende moraal ontwaarde Nietzsche allereerst in georganiseerde religie, met name het christendom van zijn tijd. Hij zag er een repressief machtssysteem in, dat alles wat ‘leven’ betekende trachtte te verbieden, verachten en ontkennen. Het „predikt slaap zonder dromen” en is een „moeheid, die met één sprong tot het uiterste wil, een doodssprong, die niet eens meer de wil tot willen heeft: die schiep alle goden en achterwerelden”.

Toch: losbreken van kerk en geloof zal de mens niet automatisch zaligheid brengen, waarschuwt Nietzsche. Hij heeft het daarbij over de ‘laatste mens’, een apathisch wezen dat het dromen en streven naar grootsheid is verleerd en alleen nog geeft om comfort en gemak – nu, 140 jaar later, nog steeds een sterk herkenbaar mensbeeld.

Waar Nietzsche vaak ten onrechte voor een nihilistisch denker is uitgemaakt, was hij veeleer iemand die waarschuwde voor nihilisme en een uitweg trachtte te bieden. Behalve voor de „predikers van de dood” (het geloof), waarschuwt hij ook voor de beklemmende attitude van kleinburgerlijke mensen die anderen geen groot geluk en succes gunnen. „Zij bestraffen u voor al uw deugden. In hun hart vergeven ze u alleen uw misgrepen!” Over oprecht aan jezelf blijven, heeft hij de volgende treffende metafoor paraat: „Gij kunt onmogelijk een beter masker dragen dan uw eigen gezicht! Wie zou u – herkennen?”

Bijbels taalgebruik

Maar wat Also Sprach Zarathustra tot meesterwerk maakt, is niet zozeer wát gezegd wordt, maar het esthetische, poëtische taalgebruik waarin dat wordt gedaan – in het Nederlands prachtig vertaald door dichter en Nietzsche-bewonderaar Hendrik Marsman.

Bewust hanteert Nietzsche de ronkende, nieuwtestamentische taal van Jezus in de Evangeliën. Daarin spiegelt hij de mensheid een nieuwe levenswijze voor, bewust vooral sprekend in gelijkenissen: „Waarlijk, een drabbige stroom is de mens. Men moet wel een zee zijn, om een slijkige stroom te kunnen opnemen, zonder onrein te worden.”

Also Sprach Zarathustra is ook een omstreden werk. Allereerst schrijft Nietzsche het boek voor een mannelijk publiek. Het vrouwbeeld dat erin voorkomt, is op zijn zachtst gezegd behoorlijk 19de-eeuws te noemen: inferieur en onderdanig aan de man. Ten tweede noemt Nietzsche zijn ideaalbeeld van de van externe dwang vrijgemaakte, hogere mens de Übermensch, een begrip dat later door de nazi’s is misbruikt voor hun Arische rassenleer. Hoewel Nietzsche niets van dergelijk gedachtegoed had moeten hebben – hij brak zelfs met zijn beste vriend Richard Wagner om diens antisemitisme – is hij door overname van deze term vaak onterecht in proto-fascistische hoek geplaatst.

Toegegeven, Also Sprach Zarathustra staat bol van retoriek over strijd en vijandschap. Maar uiteindelijk is het vooral een liefdesverklaring aan de vrije, vrolijke mens – wiens enige vijand de ‘geest der zwaarmoedigheid’ blijft. Vooruit wil die mens, zonder terug te kijken op welke ketenen zij heeft afgeworpen: „Vrij waarvan? Wat kan Zarathoestra dat nu schelen! Helder moet mij je blik zeggen: vrij waartoe?” Hoe dat waartoe ingevuld dient te worden, is aan de „oogstende en vierende” Übermensch zelf, al heeft Nietzsche wel ideeën in welke sfeer dat dient te gebeuren: „En verloren schatte men de dag, waarop niet éénmaal gedanst werd. En abuis heette iedere waarheid, waarbij niet eens gelachen werd!”