Literatuurwetenschapper Kila van der Starre: „Poëzie is een gebruiksvoorwerp.”

Foto Roger Cremers

Interview

‘Poëzie is springlevend, zolang we ook buiten de dichtbundels durven te kijken’

Kila van der Starre | literatuurwetenschapper „Poëzie is springlevend”, zegt Kila van der Starre. Maar dan moeten we ook buiten de dichtbundels durven kijken.

‘Voor wie ik liefheb, wil ik heten.” Die beroemde dichtregel schreef Neeltje Maria Min in 1966 in haar debuutbundel. Inmiddels is het citaat op veel méér plekken te vinden: op een muur in Leiden, in bloemlezingen en zelfs op de linkerzij van een jonge vrouw. Leuk detail: in die tatoeage is de tekst over twee regels verdeeld, omdat dat beter paste. En de oorspronkelijke punt is weggelaten – die is vervangen door een moedervlek.

Het is één van de vele voorbeelden die literatuurwetenschapper Kila van der Starre (1988) noemt in haar proefschrift Poëzie buiten het boek, dat ze vrijdag 12 februari verdedigde aan de Universiteit Utrecht. Daarin behandelt ze, naast poëzietatoeages, ook straatpoëzie, Plint-poëzie (bekend van onder meer posters op scholen en stations, en van kussenslopen), rouwadvertentiepoëzie, Instagram-poëzie en poëzie uit het radioprogramma Candlelight van Jan van Veen.

Want gedichten zijn niet voorbehouden aan boeken, benadrukt Van der Starre. Sterker nog: de meeste mensen ervaren vooral of enkel poëzie buiten het boek. Gedichten circuleren namelijk tussen verschillende media. Daarom kun je je bij een gedicht zelfs afvragen wáár het zich precies bevindt. „Van een beroemd schilderij als de Nachtwacht is het duidelijk: dat hangt in het Rijksmuseum”, vertelt ze via Skype vanuit haar huis in Utrecht. „Er zijn natuurlijk wel allerlei reproducties – van koffiemokken tot muismatten – maar er is maar één origineel van Rembrandt. Met poëzie is dat anders. Een gedicht bestaat eigenlijk in alle versies bij elkaar genomen.”

Soms krijgt een gedicht buiten een bundel zelfs een andere betekenis, of een diepere laag. „Denk aan het spoken word-gedicht The hill we climb dat Amanda Gorman voordroeg tijdens de inauguratie van Joe Biden. Gormans stem en bewegingen zijn onderdeel van wat dat gedicht betekent.” Maar ook een gedicht waar je toevallig langsloopt op straat kan je op een andere manier raken dan een gedicht dat je bewust in een bundel opzoekt.

Er bestond al poëzie ver voordat er boeken waren

Lezers worden ‘gebruikers’ van poëzie.

„Ja, die term hanteer ik in mijn proefschrift. Het woord ‘poëzie’ komt van het Griekse werkwoord poiein, ‘het maken van vorm’. De veelzijdigheid van het onderwerp ligt daar eigenlijk al in besloten. Poëzie is niet alleen iets wat door iemand gemaakt is – het wordt ook een gebruiksvoorwerp voor de ontvanger. Dat zag ik heel duidelijk terug bij mijn onderzoek. Neem rouwadvertenties. Sinds de jaren vijftig zie je daarin steeds minder religieuze teksten en steeds méér gedichten. Soms zijn die zelfgeschreven, soms zijn het letterlijke citaten. Maar vaak ook zijn het bewerkingen van bestaande gedichten. Zonder toestemming, en zelden staat de naam van de dichter erbij. Iets wat strikt gezien ingaat tegen het auteursrecht. Als het om een niet-commerciële context gaat, dan hebben mensen al sneller het idee dat het mag.”

Is poëzie als gebruiksvoorwerp iets van alle tijden?

„Zeker. Er bestond sowieso al poëzie ver voordat er boeken waren. Er zijn liefdesgedichten geschreven op Soemerische terracotta, ruim tweeduizend jaar voor Christus.

Iemand met een poëzietatoeage kan er een levensvisie mee uitdragen

In haar proefschrift haalt Van der Starre de historisch letterkundige Herman Pleij aan, die in Het gevleugelde woord schreef over de Late Middeleeuwen: „Overal is tekst – namen en spreuken op de huizen en openbare gebouwen, op vaandels en banieren, en ook binnen op de balken. [...] Gewijde gezegden en stellingen, tot aan hele refreinen toe, zijn binnen en buiten aangebracht, en ook klokken, glasvensters, beelden, schilderijen en niet te vergeten grafstenen bevatten openbare tekst. [...] Overal is tekst, opgeschreven, geschilderd, gegraveerd en gedrukt.”

Van der Starre: „Die gedichten werden aangepast naar gelang de smaak van de gebruiker, of de aard van het medium – bijvoorbeeld de lengte van de balken. De teksten waren niet alleen bedoeld als decoratie, maar ook als vorm van reflectie of introspectie. In de achttiende en negentiende eeuw waren centsprenten populair. Posters op A3-formaat, waarop tekst en beeld waren gecombineerd, vergelijkbaar met huidige Plint-posters. En aan het begin van de twintigste eeuw raakte tegeltjespoëzie in zwang – de tegeltjeswijsheden die je nog steeds wel tegenkomt.”

Met welk doel wordt poëzie tegenwoordig gebruikt?

„Dat hangt af van het medium en de gebruiker. Veel mensen willen geraakt worden door een gedicht. Iemand met een poëzietatoeage kan er een levensvisie mee uitdragen. Plint wil aanzetten tot reflectie, tot letterlijk even stilstaan bij een gedicht. En straatpoëzie wordt onder andere gerealiseerd om mensen meer gedichten te laten lezen. Alleen blijkt dat de meeste mensen die straatpoëzie überhaupt opmerken tóch al de mensen zijn die vaker gedichten lezen. Misschien omdat ze er meer op gespitst zijn, of omdat relatief veel straatpoëzie zich bevindt in de buurt van plekken waar lezers komen – zoals bibliotheken.”

Ik denk dat poëzie buiten het boek meer leerlingen zou kunnen enthousiasmeren voor literatuur

Hoe belangrijk is het medium van poëzie?

„Heel belangrijk. In mijn proefschrift introduceer ik de term material reading, waarbij het medium deel uitmaakt van de analyse. Neem bijvoorbeeld het programma Candlelight. Daar leest Jan van Veen gedichten van luisteraars voor, vaak over de liefde. Als je zaken als ambiguïteit en het vermijden van clichés belangrijk vindt in poëzie, dan zijn die gedichten in feite mislukt. Maar in de context zijn ze enorm geslaagd: luisteraars worden erdoor ontroerd. Een Candlelight-dichter zal nooit de P.C. Hooftprijs winnen. Maar als Jan van Veen een gedicht van een P.C. Hooftprijswinnaar zou voorlezen tijdens Candlelight, dan zou dát een mislukt gedicht zijn.”

Moet het poëzieonderwijs op de schop?

„Ik denk dat poëzie buiten het boek meer leerlingen zou kunnen enthousiasmeren voor literatuur. Laat ze bijvoorbeeld een Instagramgedicht opzoeken, of luisteren naar Amanda Gorman. Of naar hiphop. Die vormen kunnen een opstap zijn naar poëzie in boeken. Poëzie is springlevend, zolang we ook buiten de dichtbundels durven te kijken.”

Heb je zelf een poëzietatoeage?

„Ik dacht eerst dat ik er een zou nemen zodra mijn proefschrift klaar was. Maar ik weet gewoon niet welke ik dan zou kiezen. Bij verschillende levensfasen, verschillende gemoedstoestanden passen weer andere teksten. En zo’n tatoeage wordt dan toch heel letterlijk je lijfspreuk.”