Romana Vrede bespreekt vier helden tegen de slavernij

4 van 127 verhalen over verzetsstrijders

In de voorstelling ‘Tijd zal ons leren’ worden verhalen verteld over 127 verzetsstrijders ten tijde van de slavernij. maakte voor NRC alvast een selectie.
Monument ter ere van de slavenopstand in 1795 in het noorden van Curaçao. Het beeld is ontworpen door kunstenaar Yubi Kirindongo.
Monument ter ere van de slavenopstand in 1795 in het noorden van Curaçao. Het beeld is ontworpen door kunstenaar Yubi Kirindongo. Foto Flavio Vallenari

Deze rijke geschiedenis komt tot ons via overlevering, via generaties her. En daar waar er gaten in de feiten lagen, en sommige feiten zijn feitelijk weerlegbaar, heb ik haar met alle respect opgevuld met gefundeerde fantasie. Het merendeel van deze verhalen is niet na te trekken maar dat maakt ze niet minder waarachtig. Zij zijn mijn geschiedenis en ik zoek hierin naar een mogelijke toekomst.

Zoals een Afrikaans spreekwoord zegt: het verhaal van de jacht wordt niet verteld door de leeuw maar door de jager. Mijn geschiedenis zijn de verhalen van de leeuw. We hebben alleen maar te winnen als we putten uit de bredere canon van onze geschiedenis.

  1. Cover van het boek ‘Negre Mawon. The fighting Maroons of Dominica’ van Lennox Honychurch.

    Negre Mawons

    Dit volgende verhaal raakt mij zo. Want ik herkende het maar kende het niet. Er zijn zo veel boeken en films over deze mensen gemaakt… We zien deze helden vaak in de mythische films. Maar het is waar en geen fantasie.

    Ik begin. In Dominica. Ze hebben bestaan, deze mensen. Deze halfgoden.

    Dominica is een eiland. Niemand kon er zomaar komen, niemand kon er ook zomaar weg. Het is een van de Bovenwindse eilanden tussen Guadeloupe en Martinique. Het werd in de jaren van toen door geen van de witten gekoloniseerd. Het werd gebruikt als tussenstop en handelspunt door hen die van en naar het Caribisch gebied reisden.

    Wanneer de mensen aan boord, zij die door de witten werden beschouwd als handel, wisten te ontsnappen werd Dominica hun thuis, hun land en basis. Ze renden het strand op. Trokken het eiland in. Troost zoekend in het hart van het eiland en werden door het eiland opgenomen. Het eiland is zodoende jarenlang door enkel ‘marrons’ bewoond.

    In 1795 willen de Britten het eiland koloniseren. Het is van niemand, redeneren ze en die paar marrons diep in het oerwoud kunnen onmogelijk een beschaving hebben gesticht. De Britten verklaarden het eiland Brits maar hun witte arrogantie werd direct beantwoord met een oorlogsverklaring. De marrons van Dominica vielen vanuit hun kampen bovenop de meest ontoegankelijke, bergachtige en vulkanische gebieden van het eiland de plantages van de kolonisten aan die langs de kust lagen.

    Dit ging de geschiedenis in als de Eerste Marronoorlog van Dominica.

    In 1813 breekt de Tweede Marronoorlog uit. De marrons hebben niet de wapens van de Britten maar wel een noodzaak met ziel. De Europeanen durfden niet verder dan twee mijl het land in te gaan uit angst voor aanvallen en uit gebrek aan controle over het terrein. De marrons van Dominica behouden gedurende die jaren de controle over de 750 vierkante kilometer van het eiland.

    Het eiland Dominica vertelt het meest van alle eilanden het verhaal van de marrongemeenschap. Hun opmerkelijke leiders waren vrouwen met de namen Calypso, Rosay, Victorie, Tranquille, Angelique en mannen met de namen Chief Quashee, Jacko, Balla, Congo Ray, Gorre Greg, Pharcelle, Polinaire, Juba, Zombie, Jupiter. Ze heten de Neg Mawons or Negre Mawons.

  2. Queen Nanny op een Jamaicaans bankbiljet Foto DeAgostini/Getty Images)

    Queen Nanny

    Grandy Nanny (c.1686-c.1755) aka ‘Nanny of the Maroons’ aka Queen Nanny, wordt in Ghana geboren. Ze stamt af van de Akan of Ashanti. De Ashanti waren een van de machtige stammen in West-Afrika. Het waren goed getrainde strijders en hun vrouwen genoten respect. Nanny wordt door de witten ontvoerd uit het moederland en tot slaaf gemaakt in Jamaica. Maar er gaan ook verhalen rond dat zij opzettelijk door haar volk gestuurd is om de opstand van de tot slaaf gemaakte mensen op Jamaica te helpen. Als de eerste undercover agent tijdens de slavernij. Op het moment dat zij arriveerde, waren er op Jamaica al vele opstanden aan de hand. Queen Nanny ontsnapte zodra ze aankwam op het eiland samen met haar vijf broers, Cudjoe, Accompong, Johnny, Cuffy en Quao. De familieleden verspreidden zich, zoals hen geleerd was, direct over het land, zodat zij zich konden toeleggen op de taak die voor hen lag. De organisatie van de marrons. Cudjoe ging naar St. James en stichtte een marrondorp dat later Cudjoe Town zou heten. Accompong ging naar St. Elizabeth, terwijl Queen Nanny en Quao naar Portland vertrokken.

    Queen Nanny werd in 1720 leider van een marrongemeenschap in de bergen, de Blue Mountains van Jamaica, de Windward Maroons. Nanny Town, werd de plek genoemd. De organisatie van de gemeenschap was als van een typische Ashantistam.

    De Windward Marroons stonden bekend om hun mystieke tactieken.

    Zo konden ze tactischer en sneller dan de Britten communiceren over lange afstanden en ze hadden ook betere camouflagetechnieken.

    Queen Nanny bleek bovennatuurlijke krachten te hebben. In haar gemeenschap wezen ze haar leiderschapskwaliteiten toe aan haar Obeah-krachten. Obeah (Obi, Obeya of Obia) is een systeem van spirituele genezing en gerechtigheid. Obeah wordt door de witten en door de onderdrukking en manipulatie die het christendom is door sommige zwarte mensen soms gezien als negatief terwijl het bij Obeah gaat over het bekrachtigen van wat rechtvaardig is.

    Queen Nanny was een kleine magere vrouw met doordringende ogen. Ze kon kogels vangen en ze vervolgens terug sturen naar de mensen die op haar hadden geschoten. Zo kon het zijn dat een Brit pas later en vanuit het niets ineens dood kon vallen. Op 20 april 1740 smeekten de Britten om vrede en bewerkstelligde Queen Nanny vrijheid voor de marrons en 500 hectare land voor haar en haar volgelingen.

    Een marron-legende beweert dat als een witte man met steil haar nu naar het oorspronkelijke Nanny Town gaat, hij onmiddellijk dood neervalt.

  3. Martha Christina Tiahahu op een Indonesische postzegel, 1999

    Martha Christina Tiahahu

    Martha Christina Tiahahu is de dochter van het dorpshoofd Paulus Tiahahu. Ze wordt op 4 januari 1800 geboren in het dorp Ababu op het eiland Nusa Laut in de Molukken. Op 14 mei 1817 zijn zij en haar vader aanwezig bij de grote bijeenkomst op Saparua. Hier werd verteld dat na vier jaar Britse overheersing de Nederlanders opnieuw de kolonisten zouden worden. Het eiland was zonder medeweten van de rechtmatige bewoners door de witten onderling geruild.

    Pattimura, de nom de guerre van Thomas Matulesia, leidde de bijeenkomst. Hij vreesde een nog hardere koloniale onderdrukking dan onder de Engelsen. Martha Christina’s vader sloot zich aan bij het verzet en vroeg aan de legerleider Pattimura of zijn dochter hem als wapendraagster in de strijd mocht vergezellen. Deze zag direct dat dit 17-jarige meisje zich door niemand iets liet zeggen en ging hiermee akkoord. Haar vastberadenheid inspireerde hem.

    De eerste gebeurtenis waar Martha Christina Tiahahu en haar vader bij betrokken zijn, is de verovering van het verdedigingswerk Fort Duurstede. Hierbij doden ze bijna alle Nederlandse soldaten. 1 wit kind blijft in leven.

    Tiahahu neemt fanatiek deel aan de gevechten. Haar kracht is niet van die van de mannen te onderscheiden. Haar passie is in sommige opzichten zelfs groter. Later dat jaar wordt haar vader tijdens een zeer ongelijkwaardige strijd voor haar ogen overmeesterd door de witten. Tiahahu springt, zonder na te denken tussen haar vader en de witten in, steen in haar hand, bereid om alle witte koppen tot moes te slaan.

    Misschien lachen de witte terroristen haar uit. Hoe kan een klein meisje zo woest, zo onbevreesd tegenover hen staan. Zij en haar vader worden gevangengenomen en meegenomen om geëxecuteerd te worden. Samen met haar vader neemt ze afscheid van het leven. Haar vader wordt geëxecuteerd maar zij wordt vrijgelaten, ze is te jong om te worden geëxecuteerd. Nadat de witten haar vader hebben vermoord vertrekt Tiahahu „met vaste schreden”. Zo staat het er. En „geen traan ontvlood haar oog”.

    Martha Christina Tiahahu keert terug om te hergroeperen met de legers van Pattimura en gaat weer over tot de strijd.

    De rest van het jaar vecht ze zij aan zij met de mannen. Tegen het einde van het jaar wordt ze tijdens een gevecht gevangengenomen en op een schip naar Java gezet. Ze willen haar op de koffieplantages tot slaaf maken. Maar ze verzet zich; tijdens de overtocht wordt Martha Christina Tiahahu ziek. Vervolgens weigert ze de medicijnen die de witten haar aanbieden. Sinds 14 mei 1817 is er nog geen jaar verstreken en terwijl het schip de Bandazee oversteekt, wordt haar lichaam zonder gebed in zee gegooid.

  4. Gezicht op het Sint Jorisbruggetje en de Herengracht in Middelburg. Foto Zeeuws Archief

    Predikant Bernardus Smijtegelt

    Op 20 aug 1665 wordt Bernardus geboren in Goes. Veel weet ik niet over hem. Ik weet niet of hij een activist was of dat hij iemand was die zich flink opwond over onrecht. Ik weet ook niet of Bernardus het type was dat altijd op de barricade stond.

    Ik weet niet hoe hij als jongen was of als jongeman. Ik weet alleen dat hij een predikant werd van de gereformeerde kerk.

    Het jaar is 1732, Bernardus is bijna 60 en omdat de West-Indische Compagnie het monopolie op de Atlantische handel verloor (dat wil zeggen de handel in suiker, rum, katoen, zilver en tabak en het ontvoeren, kidnappen, verschepen – vaak met de dood tot gevolg – van mensen) kreeg de Middelburgse Commercie Compagnie de kans om zich nu volledig te gaan richten op de handel in mensen. De mensen in de Zeeuwse steden werden rijker en machtiger en heel Zeeland floreerde vanwege de handel in zwarte lichamen.

    Predikant Bernardus Smijtegelt, deze bijna bejaarde gereformeerde witte predikant in Goes – op papier kunnen hij en ik onmogelijk verder uit elkaar liggen – werd een held.

    Het verhaal gaat dat predikant Bernardus Smijtegelt vanaf zijn kansel fulmineerde tegen zijn toehoorders of ze het nou wilden horen of niet:

    „De handel in mensen is een grove en vreselijke zonde. Deze verhandelde Afrikaanse mensen zijn diefelijk ontstolen uit hun vaderland. Die een mens steelt, zegt God, zal zeker gedood worden. Dat soort dieverij wordt begaan in de slavenhandel. Is het niet droevig, dat christenen daarvan een handel hebben gemaakt?”

    In zijn tijd was Smijtegelt bij het vrome volk een gevierd predikant over wie verschillende volksverhalen de ronde doen.

    Het bekendste is ‘De engelenwacht’. Dit is de korte versie:

    „Op een avond wachtten twee mannen bij de Herengracht in Middelburg de dominee op om hem eens flink aan te pakken. Toen hij over een brug aan kwam lopen bleek hij echter niet alleen te zijn. Toen de mannen dit later vertelden, bleek dat Smijtegelt toch alleen was geweest. Zijn begeleiders zouden engelen zijn geweest die hem hadden beschermd. Het bruggetje waarover hij gelopen had kreeg hierom in de volksmond de naam ‘het Smietegeltbruggetje’. Dit is helaas jaren geleden gesloopt.”