Gerrit Schouten, Diorama van een du, een dansfeest op de plantage.(1830, de kast is van hout, de figuren van papier, hoog 61cm × breed 69,8cm × diep 17,1 cm).

Collectie Rijksmuseum

Libi, Yanga Suku Yu Gado – artistiek verzet en slavernij

Het dansfeest Du Een diorama laat zien hoe op een van de weinige toegestane feesten slaafgemaakten in het geheim een traditie van Afrikaanse religiositeit wisten te bewaren.

Zou Gerrit Schouten hebben geweten toen hij in 1830 zijn diorama (kijkkast) maakte waarin slaafgemaakten verschillende muziekinstrumenten bespelen, dat hij het protest van de Afrikanen in de nieuwe wereld uitbeeldde? Schoutens diorama – overigens niet te zien op de expositie Slavernij maar wel in de vaste collectie van het Rijks – verbeeldt de spiritualiteit, veerkracht en creativiteit die ons, om in muzikale termen te spreken, onder andere blues, jazz, hiphop en house gaven. Wat deze muziekstijlen gemeen hebben met het onderwerp van het diorama is de artistieke uiting als vorm van protest door Afrikanen in de nieuwe wereld.

Lees meer over de muziek achter het diorama: ‘Muziek zwijgt niet zomaar, integendeel’

Het Nederlands kolonialisme was gericht op winst dankzij goedkope arbeid. Tijdens de slavernijperiode werden de slaafgemaakte Afrikanen niet als mensen maar als bezit gezien dat deze arbeid kon uitvoeren. Maar opstand lag constant op de loer, zoals was gebleken in Berbice in 1763 en tijdens de Haïtiaanse revolutie in 1791 – de eerste onafhankelijkheidsverklaring door slaafgemaakten. De machthebbers zagen dit als een bedreiging voor de kolonie, die nog werd vergroot door de angst voor het Afrikaanse geloof in hogere machten dat zich zou manifesteren in mensen.

Daarom waren religieuze dansen en muziek ten strengste verboden voor de Afrikanen in Suriname. Ook al dacht men eerst dat het niet geschikt was voor hen, werd om opstanden te voorkomen uiteindelijk toch het christendom opgelegd als onderdeel van de koloniale onderdrukking.

In de cultuur die ontstond vonden de slaafgemaakten toch manieren om hun geloof uit te oefenen. De Surinaamse winti – met een gestructureerd godenpantheon, vaak verbonden aan voorouders – kwam tot stand uit de verschillende West-Afrikaanse tradities en kent één oppergod die boven alles staat. Binnen het systeem van christelijke onderdrukking konden slaafgemaakten vrij onopvallend gehoor geven aan de directe praktijk van het bidden naar Anana Keduaman-Keduampon (Schepper van hemel en aarde).

Gerrit Schouten, Diorama van een du, een dansfeest op de plantage.(1830, de kast is van hout, de figuren van papier, hoog 61cm × breed 69,8cm × diep 17,1 cm). Collectie Rijksmuseum

Andere geloofstaken, waaronder de rituele dansavonden, de wintiprei, werden in het geheim uitgevoerd. Het strenge verbod hierop maakte dat de slaafgemaakten de wintiprei veelal organiseerden op plekken buiten de stad. Het in trance raken tijdens deze momenten bevestigde in de witte gemeenschap het idee dat de slaafgemaakten speciale krachten hadden die werden opgeroepen. Uiteindelijk werd winti in 1874 geheel verboden.

De Du

Naast religieuze, werden ook seculiere dansen en spellen verboden. Tijdens deze sociale momenten bestond de (ongewenste) mogelijkheid tot ongecontroleerd contact tussen de slaafgemaakten. Deze verboden leidden tot grote weerstand en onder strenge regulering werden banyadansen in de context van het toneelstuk en dansfeest (de Du) toegestaan. Wat wij in het diorama van Schouten zien is een scène uit de Du. De Du was een sociale activiteit die bij uitzondering werd toegestaan aan de vrije Afrikanen en slaafgemaakten. Het is een theaterstuk dat de wereld waarin zij leefden beschrijft en er zijn vaste rollen: onder andere de gouverneur, de dokter, de agent en de koning.

Het drama van de Du werd opgevoerd met de middelen en toestemming van de slavenhouders. Het ontvouwt zich tussen zonsondergang en middernacht en was zo populair en invloedrijk dat het uiteindelijk als politiek instrument werd gebruikt door de machthebbers. Als gevolg van de invloed op het sociale leven, was na de officiële emancipatie in 1863 speciale permissie van de overheid nodig voor de Du en Banya. Deze toestemming kwam weliswaar enkele malen per jaar, maar nog steeds kon de politie ze opbreken zonder aanwijsbare reden. Een verklaring hiervoor kan zijn dat Banya tijdens de Du werd opgevoerd als iets seculiers, maar tevens werd ingezet als een vorm van voorouderverering.

Voorouders die ook Banya hadden gespeeld en er goed in waren, konden worden aangeroepen om met de levenden mee te spelen. In deze vorm werden zij ongemerkt geëerd voor het oog van de slavenmeester.

Criminalisering

De Du als ogenschijnlijk seculiere aangelegenheid ontwikkelde zich hierdoor tot een omgeving waarin de individualiteit van de deelnemers, dood of levend, bepaalde hoe de vastgestelde rollen werden ingevuld. De aanwezigheid van voorouders gaf de Du meer gewicht als gereedschap waarmee verholen kritiek werd geuit op de leefomstandigheden. Dit gebeurde totdat de kolonisten ’s avonds vertrokken, waarna de Du kon veranderen in een wintiprei, die duurde van middernacht tot de ochtend. Op deze wijze konden de slaafgemaakten de weinige tijd die hun officieel was gegeven gebruiken om aan hun intensere religieuze verplichtingen te voldoen.

Het verbod op winti werd pas in 1971 opgeheven

Het criminaliseren van de op Afrikaanse oorsprong gebaseerde religieuze praktijken en voorouderverering heeft grote invloed gehad op de Afro-gemeenschap in Suriname en de nieuwe wereld. De belemmerende omstandigheden hebben deze groepen mensen er niet van weerhouden door middel van artistieke uitingen vorm te geven aan hun spiritualiteit en geloof.

Het verbod op winti-praktijken dat werd ingevoerd in 1874 werd pas in 1971 opgeheven. De Banya heeft de tijd doorstaan en wordt nog steeds gespeeld. In de liederen die de dans vergezellen is de geschiedenis van de slavernij vastgelegd vanuit het perspectief van de slaafgemaakten.

Hierin zit niet alleen spiritualiteit verborgen, maar ook spot en aanmoediging tot zelfvervulling zoals in het lied Libi, Yanga Suku Yu Gado (‘Leef, dans, zoek je god’). Dit diorama van Gerrit Schouten geeft een inkijkje in de artistieke uitvoering van protest tegen onderdrukking in de vorm van zang en dans.

Charl Landvreugd is kunstenaar en verbonden aan de Akademie van Kunsten, St. Joost School of Art & Design. Hij is Hoofd Onderzoek & Curatorial Practice bij het Stedelijk Museum Amsterdam. Inl: landvreugd.com