Ellen Gallagher, Rotterdam, 30 januari 2021

Foto Rineke Dijkstra

Interview

‘Buitenstaanders krijgen heel lastig toegang tot jullie cultuur’

Kunstenaar Ellen Gallagher deed mee aan de Biënnale van Venetië, had solo’s in Londen en New York, maar is in Nederland nauwelijks bekend: „Hier word ik na twintig jaar nog steeds vooral als ‘on-Nederlands’ beschouwd.”

Natuurlijk werkt de slavernij nog steeds door, zegt Ellen Gallagher. Ze pakt haar telefoon, scrolt wat en toont dan een foto van Jan Mostaerts Portret van een zwarte man, uit de collectie van het Rijksmuseum, geschilderd rond 1530. Een prachtig schilderij is het, dat vooral opvalt doordat Mostaert de zwarte man, een soldaat uit de entourage van Karel V, zo ontzettend normaal heeft afgebeeld. „Dat is ook precies het punt”, zegt Gallagher. „Je ziet dat Mostaert deze Afrikaanse man als een gelijke beschouwde. Kijk nou: knappe verschijning, normale kleding, zwaard – er zit geen enkele verbazing in, of karikatuur, wat vaak gebeurt als witte kunstenaars zwarte mensen schilderen. Blijkbaar bestond er voor Mostaert nog geen ‘ik’ tegen ‘hem’, maar leefden ze in een gelijkwaardig ‘wij’.”

Jan Jansz Mostaert, Portret van een Afrikaanse man (Christophle le More?), ca. 1525 - 1530 (olieverf op paneel, 30,8cm × 21,2cm.) Collectie Rijksmuseum

Ze pauzeert even. „Die verhouding wordt vernietigd door de slavernij: vanaf het moment dat Europeanen Afrikanen als handelswaar gaan beschouwen, kunnen ze zich geen humane blik meer veroorloven. De slavernij schept een nieuwe verhouding tussen zwart en wit, een geschiedenis van ongelijkheid en pijn die je nooit meer krijgt uitgewist. Daarom word ik altijd wat droevig van dit portret: hoe prachtig ook, zo’n onbevangen uitwisseling van blikken krijgen we niet meer terug. En voor een nieuwe vorm van gelijkwaardigheid, een nieuwe vorm van ‘we-ness’, zullen we hard moeten werken.” Ze zwijgt. „Daar is men zich, naar ik vrees, in Nederland veel te weinig van bewust.”

Hoewel Gallagher de laatste is om erop te wijzen, kun je goed volhouden dat ze zelf ook een ‘slachtoffer’ van dit mechanisme is. Gallagher (1965), geboren in Providence, Rhode Island, woont sinds twintig jaar een groot deel van haar tijd in Rotterdam – vanuit haar studio heeft ze een weids uitzicht over de haven. „Ik hou enorm van deze stad. Rotterdam is een zwarte stad, in zoveel opzichten. Alle culturen komen hier bij elkaar, Surinaams, Aziatisch, Afrikaans, er is het Filmfestival, er zijn alle soorten muziek. Daardoor krijgen zwarte mensen van allerlei achtergronden de kans zich met elkaar te verbinden – dat is uniek.”

Fries museum

Tegelijk lijken maar weinig mensen in Nederland te beseffen dat deze Rotterdamse een van ‘onze’ succesvolste kunstenaars is. Gallagher nam meerdere keren deel aan de Biënnale van Venetië, had solo’s in onder andere Tate Modern in Londen en het Whitney Museum in New York en wordt door topgaleries Hauser & Wirth en Gagosian vertegenwoordigd. Toch, zegt ze met enige schroom, is er in die twintig jaar nog nooit een curator of directeur van een groot Nederlands museum bij haar op atelierbezoek geweest. De enige recente uitzondering is het Fries Museum, dat onlangs Osedax aankocht, een installatie die Gallagher maakte samen met de Nederlandse kunstenaar Edgar Cleijne. Daarmee is Gallaghers positie meteen een goede illustratie van haar eigen betoog: de Nederlandse kunstwereld, die zich graag laat voorstaan op haar progressiviteit, staat weinig open voor kunst die niet direct in haar straatje past – en is in die zin veel benauwder Nederlands dan ze beseft.

Ellen Gallagher, Rotterdam, 30 januari 2021
Foto Rineke Dijkstra
Ellen Gallagher, Rotterdam, 30 januari 2021
Foto Rineke Dijkstra

Dat Gallagher zo weinig aandacht krijgt, komt ongetwijfeld mede doordat haar werk behoorlijk complex en ongrijpbaar is en het zich daardoor niet eenvoudig leent als ‘poster-art’ voor Nederlandse musea om hun emancipatorische agenda te adverteren. Gallagher omschrijft zichzelf steevast als een abstract kunstenaar, al doet ze haar werk daarmee tekort. Haar schilderijen en collages zijn complexe, rijke, verleidelijke stapelingen van beelden uit allerlei tijden en invloeden, variërend van de zee tot jazz en vaudeville, en sciencefiction tot beelden uit de Fang-cultuur en Moby Dick. Daarbij speelt ze altijd nadrukkelijk met gelaagdheid. Letterlijk, doordat Gallagher in haar schilderijen vaak verschillende lagen papier en verf over elkaar zet, waarbij het bovenste zwart soms zo dik is dat het bijna een spiegel wordt. Soms ook kerft ze in het oppervlak, zodat onderliggende lagen worden onthuld. Die stapeling geeft haar ruimte, zegt ze, het zijn „spaces were a certain complexity can happen”.

Dat zie je in een serie als Watery Ecstatic, over de Atlantische Oceaan als plek waar Afrikaanse mannen en vrouwen werden getransformeerd van vrije mensen in slaven, of de serie Negroes Battling in a Cave, die verwijst naar de racistische tekst die werd gevonden onder een versie van Malevitsj’ westers-klassieke Zwart vierkant – en waarin al een lange, complexe traditie bleek te bestaan.

Ook maakte Gallagher een serie schilderijen over het typisch Rotterdamse culinaire fenomeen kapsalon. Kapsalon ontstond in 2003 toen kapper Nataniël Gomes, net als Gallagher (deels) afkomstig uit Kaapverdië, bij een Rotterdamse snackbar voor zijn lunch regelmatig een combinatie bestelde van frites, shoarma en kaas, die, na even onder de grill te hebben gestaan, werd ‘afgetopt’ met sla, knoflooksaus en sambal. De culinair-barbaarse calorieënbom werd al snel een landelijk, zelfs wereldwijd fenomeen.

Ellen Gallagher, Watery Ecstatic
2021. (198 x 140 cm)

Foto Tony Nathan Courtesy Hauser & Wirth
Ellen Gallagher
Ecstatic Draught of Fishes,
2020 (248 x 202 cm)

Foto Tony Nathan Courtesy Hauser & Wirth
Ellen Gallagher, Watery Ecstatic, 2021. (198 x 140 cm) en Ecstatic Draught of Fishes, 2020 (248 x 202 cm).
Foto Tony Nathan / Courtesy Hauser & Wirth

„Wat ik daar zo mooi aan vind,” zegt Gallagher, „is dat het gewoon iemands lunch is, maar tegelijk zoveel betekenis heeft. Kapsalon is zo’n gerecht dat mannen eten na een avond uit, na veel drank en brotherhood. Het staat ook voor Rotterdam, waar ze al die ingrediënten uit verschillende culturen bij elkaar gooien en er een gerecht van maken. Juist dat vloeiende, dat in elkaar overlopen, dat gevoel van gezamenlijkheid dat door kapsalon wordt gesymboliseerd, is ongelofelijk actueel.”

Lees ook dit interview met Ellen Gallagher: Gele kleipruiken op afrokapselreclame

Négritude

Gallagher koppelt zulke thema’s in haar oeuvre graag aan het concept van négritude, het idee dat al in de jaren dertig van de vorige eeuw werd opgestuwd door dichters en denkers als Aimé Césaire en Léopold Senghor. Zij stelden dat zwarte cultuur niet is gebonden aan één land of cultuur, maar de hele Afrikaanse diaspora verbindt – waardoor het nadrukkelijk botst met het idee waarin een specifieke cultuur altijd wordt verbonden met een natiestaat. „En juist daar zijn Nederlanders heel stug in”, zegt Gallagher. „Jullie idee van een eigen cultuur, is sterk verbonden met de monarchie, de gewoontes, de geschiedenis – en die wortelen allemaal in de natiestaat Nederland, en haar fundamenten daaronder. Daardoor krijgen buitenstaanders heel lastig toegang tot jullie cultuur. Vergelijk het eens met New York: als je daar als kunstenaar gaat werken beschouwt iedereen je meteen als een ‘New York-artist’ – je afkomst wordt een deel van je bijdrage aan de cultuur. Hier word ik na twintig jaar nog steeds vooral als ‘on-Nederlands’ beschouwd. Gevolg van die houding is dat Nederlanders extra veel moeite hebben met een concept als négritude want dat is niet nationaal, het verspreidt zich over allerlei landen, op allerlei manieren. Juist door die nationale gehechtheid zijn Nederlanders vaak huiverig voor zwarte cultuur: hoe progressief ze ook zijn, als ze zich voor een idee als négritude openstellen hebben ze het gevoel dat ze iets fundamenteels moeten opofferen. Terwijl je het beter als een verrijking kunt zien.”

„Uitwissen lukt niet, maar je kunt er wel een nieuwe draai aan geven en zo nieuwe perspectieven bieden”

Hiphop

Die openheid is ook precies wat Gallagher aanspreekt in abstractie. Voor haar is het een vorm die krachtig is, maar ook mogelijkheden, perspectieven open laat. De wortels van die ‘zwarte abstractie’ liggen voor haar vooral in de muziek – de jazz, of misschien zelfs de vaudeville. „John Coltrane en Miles Davis gebruikten het vaudeville-repertoire voor hun eigen hard bebop. Ze veranderen dingen, laten noten weg, spelen met de herinnering van de luisteraar. Zo verwijzen ze naar het verleden, maar ze eigenen zich die muziek ook toe, ze ‘remasteren’ het. Dat het woord ‘master’ daarin zit, zegt veel: door noten, informatie uit het verleden naar hun eigen hand te zetten, worden ze er ‘meester’ over, maar scheppen ze ook nieuwe perspectieven. En juist door dat ‘remasteren’ kunnen zwarte kunstenaars de pijn van de slavernij overstijgen. Uitwissen lukt niet, maar je kunt er wel een nieuwe draai aan geven en zo nieuwe perspectieven bieden.”

Lees ook de recensie van haar expositie in Brussel (2019): Gallagher geeft dode slaven een nieuw leven

Het mooie, stelt Gallagher, is dat juist dat ‘remasteren’ steeds verder aan betekenis wint. Neem de hiphop: die is diep geworteld in de traditie van de zwarte muziek, maar combineert die ook met elementen uit zo veel andere tradities. En: het is een gigantisch, wereldwijd succes. „Als je naar die cultuur kijkt”, zegt Gallagher, „besef je dat het idee van een nieuw, gezamenlijk perspectief helemaal zo raar niet is. Natuurlijk, we kunnen niet meer terug naar de tijd van Jan Mostaert, naar een tabula rasa, daarvoor is er simpelweg te veel gebeurd. Maar we kunnen wél zoeken, streven, naar een nieuwe vorm van ‘we-ness’. Kijk om je heen, hier in Rotterdam, in de muziek, in de poëzie, in de lokale snackbar: het gebeurt. Als we daar maar oog voor hebben. En vooral: er voor open staan.”

Meer over Ellen Gallaghers kunst op Art21.org