Caste van Isabel Wilkerson is een bijbel voor deze verdeelde tijd. In plaats van een complexe waarheid biedt dit boek een gevaarlijk verleidelijk verhaal ter verklaring van systemisch racisme. Hiermee voedt het gegarandeerd de aanhoudende Amerikaanse rassenoorlogen en voorkomt het dat de geschiedenis en hedendaagse politiek van andere landen wordt herschreven.
Kritiek op het boek van Wilkerson staat gelijk aan verzet tegen de elite en alle machtige grootheden als Oprah Winfrey – die beweert dat ‘de hele mensheid dit boek moet lezen’ – en ook The New York Times, Wilkersons journalistieke thuis, die maar schuimbekkend blijft rondbazuinen dat dit boek ‘een ogenblikkelijke Amerikaanse klassieker en vrijwel zeker hét Amerikaanse non-fictieboek van de eeuw tot dusver’ is.
Wilkerson (1961) blaast nieuw leven in de al tientallen jaren weerlegde leer die het Amerikaanse racisme wil begrijpen door de rassenverhoudingen te bezien door de bril van de vierduizendjarige geschiedenis van het Indiase kastenstelsel. Ze stelt dat de kasten een sociale constructie zijn die door de hogere kastengroep is ingevoerd en dat ze ‘de infrastructuur van onze verdeeldheid’ zijn geworden. Ze worden gebruikt ter rechtvaardiging van een menselijke hiërarchie en verschaffen de ‘onbewuste richtlijnen’ voor de handhaving van de geldende maatschappelijke orde.
Ze beklemtoont de starheid van dit onderdrukkende systeem, waarin een ‘vaste en verankerde rangorde van menselijke waarde’ de groep van de hogere kasten (witten) als inherent superieur onderscheidt van de middenkaste (Aziatisch, Latino) en de laagste kaste (zwarten). Lichamelijke kenmerken als onze huidskleur krijgen een willekeurige waardecode om dit stelsel in stand te houden.
Zwarte elite
Mocht de lezer haar status als voormalig chef Chicago van The New York Times en winnaar van de Pulitzerprijs als bevoorrecht opvatten, dan is dit ten onrechte, stelt Wilkerson in haar boek, want ze zit gevangen in de laagste kaste die haar is toebedeeld, bepaald door haar huidskleur. Ze zet zich af tegen de wijze waarop deze kleur via andersoortige verwerving en legitimatie van macht – zoals via werk, onderwijs, klasse – naar de koloniale en hedendaagse geopolitiek voert die bepalend is voor scheve machtsverhoudingen.
Verreweg de schadelijkste kant van het betoog in dit boek is de ontkenning dat deze factoren, die lange tijd als een krachtig middel hebben gediend om het systemische onrecht vorm te geven, heel wel kunnen samenvallen. Om met Charisse Burden-Stelly van de Boston Review te spreken: ‘Met haar nadruk op kaste gaat Wilkerson niet in – laat staan kritisch – op het kapitalisme. Dat woord komt in de tekst niet eenmaal voor.’ Erger nog, door haar stortvloed van persoonlijke anekdotes over de minachting van een ober in een restaurant, van een stewardess op een van haar vele zakenvluchten en van een loodgieter bij haar thuis, richt ze haar verhaal meer op de grieven van de zwarte elite dan op de benarde positie van miljoenen gewone Afro-Amerikanen.
Het probleem met Wilkersons kaste als metafoor is het volgende. Het kastenstelsel in India is weliswaar ongetwijfeld nog springlevend en ook verankerd in het voortbestaan van het maatschappelijke onrecht in de Indiase samenleving, maar het is verre van star. Want dan zou India de afgelopen 4000 jaar onveranderd zijn gebleven. De scheidslijn tussen de Indiase kasten is allerminst binair en er hebben zich complexe bewegingen van mensen en instellingen voorgedaan door middel van wijzigingen in werk en status, juridische hervormingen, gemengde huwelijken, religieuze bekeringen, quotastelsels, verkiezingsregelingen tussen kastengroepen en verstedelijking. Deze zijn gevoed door generaties van sociale bewegingen en Dalit-activisme (de laagste kastengroep in India) die over mondiale grenzen zijn gegaan, de laatste tijd nog eens versneld door de komst van de sociale media.
Tenenkrommend
Bovendien is het onmogelijk om de kasten te beoordelen zonder de bril van de markteconomie. Volgens David Mosse, hoogleraar sociale antropologie aan de SOAS-universiteit van Londen, blijven de ‘[hogere] kaste-identiteiten en -netwerken voortbestaan vanwege hun voordelen’ als mensen om schaarse middelen strijden.
Wilkerson weet niet alleen een boek over de kasten te schrijven zonder veel betrokkenheid met deze rijke vergaarbak van kastekapitalisme, -politiek en -cultuur, maar ze meldt ook vol trots de vlijmscherpe ‘kastenradar’ die ze in haar paar bezoekjes aan India heeft ontwikkeld. In een tenenkrommend verslag van haar nieuw ontwikkelde gevoeligheden legt ze de lezer uit dat ze ‘vrijwel meteen de verschillen tussen de Indiërs uit de heersende kaste en de Dalits leerde herkennen, ook zonder de pregnantere fysieke aanwijzingen van de heersende en ondergeschikte kasten in Amerika’.
Een van haar beoordelingsvariabelen behelst dat mensen uit de hogere kaste ‘een lichtere huidskleur en scherpere trekken’ hebben, terwijl dit in werkelijkheid veel te maken heeft met de geografische en historische migratiepatronen in India. Een andere variabele is de spreekvaardigheid in het Engels met Britse tongval, die duidelijk niet erfelijk maar aangeleerd is en veel met het kolonialisme en de klasse te maken heeft. Doordat ze dit elders in haar tekst ook zelf opmerkt, ondergraaft ze haar eigen radarprincipes.
Brok in de keel
Het ergste is nog haar laatste variabele, de ‘houding volgens de algemene kastevoorschriften’, waarin ze uitlegt hoe onderdanig de Dalits zijn in het bijzijn van de hogere kaste, volgens haar zelfs overduidelijk in een ontwikkelde omgeving. Met haar variabelen verstarren mensen tot stereotypen en vangt ze twee culturen in één klap.
En als het reductionisme van de Indiase structuren en de historische context nog niet beledigend genoeg was, waagt ze het om ‘het kastenstelsel in nazi-Duitsland’ met het Amerikaanse racisme te vergelijken en op te merken dat Hitler bij zijn plan voor de Endlösung werd geïnspireerd door Madison Grant, een vooraanstaand eugeneticus.
Wilkerson onthoudt de lezer een historische analyse van dit fascisme als een langdurig project om met medewerking van de Kerk het eeuwenoude Europese antisemitisme om te zetten in wantrouwen, minachting en ten slotte ook de demonisering van het Joodse volk. Ze verzucht dat Duitsland weliswaar ‘officieel het kastenstelsel heeft overwonnen’, maar dat het in de Verenigde Staten voortleeft als een ‘kastenpiramide op basis van huidskleur’ en ook nog altijd bestaat in India, waar ‘kaste allesbepalend is’. Deze bizarre vergelijking, die nauwelijks stoelt op bewijzen of de dagelijkse werkelijkheid, moet de lezer dan maar slikken.
Onverdoofde operatie
Een groot deel van de bijna vierhonderd pagina’s in het boek van Wilkerson staat bol van de hartverscheurende archiefverhalen over de slavernij en de nasleep hiervan in de Verenigde Staten – over marteling, wrede ontmenselijking, diepe vernedering en schokkend geweld waarvan je een brok in je keel en tranen in je ogen krijgt. De lezer stuit op een schrikbarend lelijk mensbeeld bij het lezen over de ‘terreurmechanismen van een onnatuurlijk instituut’, dat zijn weg vond naar het alledaagse leven van bijvoorbeeld een zwarte pachter in Mississippi die door witten werd afgetuigd omdat hij een kwitantie durfde te vragen nadat hij zijn waterrekening had betaald.
We lezen over de barbaarse nalatenschap van de grondlegger van de gynaecologie, die zijn medische verworvenheden opbouwde dankzij de onverdoofde uitvoering van experimentele operaties bij tot slaaf gemaakte vrouwen in Alabama. Bladzijdenlang komen deze verhalen op ons af en ze leiden tot emotionele verontwaardiging en bezinning op het moreel besef van de mensheid. Het is dan ook verrassend dat de meesterverteller Wilkerson al meteen aan het begin stelt dat dit boek ‘niet om gevoelens of moraal’ draait, maar om macht.
Haar werk heeft ongetwijfeld een gevoelige plek geraakt. Het boek verscheen rond de tijd dat de Black Lives Matter-beweging een mondiale vlucht nam en dat over de hele wereld, van Korea tot Nederland, duizenden mensen de straat op gingen om tegen de dood van George Floyd te protesteren. Dit ging verder dan huidskleur, want we zagen een wereldbevolking die verontwaardigd was over chronisch onrecht zoals politiegeweld, bijvoorbeeld toen de Nigeriaanse jongeren de ontbinding eisten van de Special Anti-Robbery Squad (SARS), de politie-eenheid waarvan de slechte naam na jarenlange afpersing, ontvoeringen, geweld en illegale arrestaties een dieptepunt bereikte. Deze beweging kreeg zoveel meer betekenis en ging ook over groeiende inkomensongelijkheid, het verval van openbare voorzieningen als de gezondheidszorg en het onderwijs, de oneerlijke markt en het gebrek aan werkgelegenheid.
Kinderen in kooien
Wilkersons antwoord op deze moeilijke tijden is dat wij om de ketenen van de kasten te verbreken een ‘radicale empathie’ zullen moeten opbouwen. In plaats van haar publieke platform aan te wenden om een visie op de herverdeling van de macht te bieden – door middel van een herijking en hervorming van publieke instellingen en de mondiale markteconomie, en de opbouw van verantwoordingsmechanismen – draagt ze de lezers op om ‘pro-Afrikaans-Amerikaans, pro-Latino, pro-Aziatisch, pro-inheems, pro-mensheid in al haar uitingsvormen’ te zijn. In plaats van een interraciale dialoog te bepleiten, stelt ze dat witten, die hun overheersing al ‘in vrijwel elke levenssfeer hebben verzekerd dankzij de overgeërfde voordelen van de heersende kaste’, zouden moeten ‘luisteren en niet spreken’.
Wilkerson vertelt over haar gesprek met haar vriend Taylor Branch, een historicus van de burgerrechtenbeweging. Het dateert uit 2018, op het hoogtepunt van het Trumpisme, van inreisverboden voor moslims en van Mexicaanse kinderen in kooien. Ze vraagt hem of de Verenigde Staten er volgens hem op achteruit zijn gegaan: ‘Denk je nog altijd aan de jaren vijftig? Ik denk aan de jaren tachtig van de negentiende eeuw’. Haar vriend antwoordt: ‘Nou, dat is wel erg somber… toen mocht geen enkele zwarte stemmen, had niemand van hen toegang tot het politieke leven. Mensen werden openlijk gelyncht. Dat gebeurt nu niet.’ Terwijl ze tegen de lezer zegt dat ze hem gelijk moet geven, houdt ze vol dat ‘we de 21ste-eeuwse versie van het burgerrechtenverzet zien’. Anders, maar toch hetzelfde, een herordening van het kastenstelsel.
We lezen in dit boek een hopeloze boodschap dat er niets is veranderd en dat dit misschien ook wel nooit zal gebeuren, omdat ‘sommige ziektekiemen nooit te doden zijn, alleen in te dammen en in het gunstigste geval misschien te beheersen’.
Had ze maar naar haar vriend geluisterd.